
Ontgrendelen vanaf de bestuur-
derszijde:
Houd een geldige afstandsbediening
met Passive Entry binnen 1,5 m van
de handgreep van het bestuurderspor-
tier en pak deze handgreep vast om
het bestuurdersportier automatisch te
ontgrendelen. De vergrendelknop aan
de binnenzijde van het portier komt
omhoog wanneer het portier wordt
ontgrendeld.OPMERKING: Als "Unlock All
Doors On 1st Press" (alle portieren
ontgrendelen met één druk op de
ontgrendelknop) is geprogram-
meerd, worden alle portieren ont-
grendeld wanneer u de handgreep
van het bestuurdersportier vast-
pakt. Raadpleeg de paragraaf
"Elektronisch voertuiginformatie-
centrum (EVIC)/Persoonlijke in-
stellingen (door de klant te pro-
grammeren functies)" in het
hoofdstuk "Het instrumentenpa-
neel" voor meer informatie over de
keuze tussen "Unlock Driver Door
1st press" (bestuurdersportier ont-
grendelen met één druk op de ont-
grendelknop)" en "Unlock All
Doors On 1st Press" (alle portieren
ontgrendelen met één druk op de
ontgrendelknop).
Ontgrendelen vanaf de passagiers-
zijde:
Houd een geldige afstandsbediening
met Passive Entry binnen 1,5 m van
de handgreep van de passagierspor-
tier en pak de handgreep van het
voorste passagiersportier vast om allevier de portieren automatisch te ont-
grendelen. De vergrendelknop aan de
binnenzijde van het portier komt om-
hoog wanneer het portier wordt ont-
grendeld.
OPMERKING: Alle portieren
worden ontgrendeld wanneer de
handgreep van het voorste passa-
giersportier wordt vastgepakt, on-
geacht de voorkeursinstelling van
de portierontgrendeling ("Unlock
Driver Door 1st press" (bestuur-
dersportier ontgrendelen met één
druk op de ontgrendelknop) of
"Unlock All Doors On 1st Press"
(alle portieren ontgrendelen met
één druk op de ontgrendelknop)).
Voorkomen dat de afstandsbedie-
ning met Passive Entry per onge-
luk in de auto wordt ingesloten
Om het risico dat een afstandsbedie-
ning met Passive Entry onbedoeld in
de auto wordt ingesloten zo klein mo-
gelijk te maken, is het Passive Entry-
systeem uitgerust met een automati-
sche portierontgrendelfunctie, die in
Pak de portiergreep vast om te
ontgrendelen
27

werking treedt als er geen sleutelhou-
der in de contactschakelaar aanwezig
is.
Als een van de autoportieren is ge-
opend en de schakelaar in het
bekledingspaneel wordt bediend om
de auto af te sluiten, zal het voertuig-
systeem na het sluiten van alle portie-
ren controleren of er binnen of buiten
de auto geldige afstandsbedieningen
met Passive Entry aanwezig zijn.
Wanneer een van de afstandsbedie-
ningen met Passive Entry wordt gede-
tecteerd binnen in de auto en er geen
andere geldige afstandsbedieningen
met Passive Entry worden gedetec-
teerd buiten de auto, ontgrendelt het
Passive Entry-systeem automatisch
alle portieren en zal er drie keer een
claxonsignaal klinken (bij de derde
poging worden ALLE portieren ver-
grendeld en kan de afstandsbediening
met Passive Entry worden ingesloten
in de auto).Achterklep openen
Houd een geldige afstandsbediening
met Passive Entry op minder dan 1,5
m van de achterklep, draai de hand-
greep naar de stand voor openen en
trek de achterklep in één vloeiende
beweging omhoog.
OPMERKING: Alle portieren
blijven vergrendeld wanneer de
handgreep van de achterklep
wordt ingedrukt, ongeacht de ge-
wenste ontgrendelinstelling van
het bestuurdersportier ("Unlock
Driver Door 1st press" (bestuur-
dersportier ontgrendelen met één
druk op de ontgrendelknop) of
"Unlock All Doors On 1st Press"
(alle portieren ontgrendelen met
één druk op de ontgrendelknop)).
Portieren vergrendelen
Houd een van de afstandsbedieningen
met Passive Entry binnen 1,5 m van
de handgreep van het bestuurders- of
passagiersportier en druk op de ver-
grendelknop van de handgreep om
alle vier de portieren te vergrendelen.
Pak de portiergreep NIET vast wan-
neer u op de vergrendelknop van de
handgreep drukt. Dit kan de deur(en)
ontgrendelen.
Druk op de vergrendelknop om te
vergrendelen
Pak de portiergreep NIET vast bijvergrendelen
28

OPMERKING:
Als u problemen ondervindt methet terugstellen van de actieve
hoofdsteunen, neem dan contact
op met een erkende dealer.
Laat uit veiligheidsoverwegin- gen de actieve hoofdsteunen
controleren door een specialist
bij een erkende dealer.
ACTIEF
MOTORKAPSYSTEEM
Het actieve motorkapsysteem is be-
doeld om de bescherming van voet-
gangers te verhogen door de motor-
kap van de auto omhoog te laten
springen bij een aanrijding van een
voetganger of object. Het systeem
wordt automatisch geactiveerd wan-
neer de auto binnen een gespecifi-
ceerd snelheidsbereik rijdt. Het sys-
teem moet een verscheidenheid aan
voetgangers kunnen detecteren,
waardoor het ook mogelijk is dat an-
dere aangereden objecten het actieve
motorkapsysteem in werking stellen. Sensoren en regeleenheden voor
activering
De elektronische voetgangersbescher-
mingsmodule (EPPM) bepaalt of de
actuatoren bij een frontale aanrijding
geactiveerd moeten worden. Op basis
van de signalen van de botsingsenso-
ren bepaalt de EPPM voor inzittenden
wanneer de actuatoren geactiveerd
worden. De botsingsensoren bevinden
zich bij de voorbumper.
De EPPM bewaakt de gereedheid van
de elektronische onderdelen van het
actieve motorkapsysteem wanneer de
contactschakelaar in de stand START
of ON/RUN staat. Als de sleutel zich
in de stand LOCK, in de stand ACC,
of buiten het contact bevindt, is het
actieve motorkapsysteem niet inge-
schakeld en zal de actieve motorkap
niet geactiveerd worden.
De EPPM beschikt over een reserve-
voeding, waardoor de actuatoren ook
geactiveerd kunnen worden wanneer
de accu leeg is of is losgekoppeld.
Onderhoud van actief
motorkapsysteem
Als de EPPM de actieve motorkap heeft
geactiveerd of een storing in een van de
onderdelen van het systeem detecteert,
licht het waarschuwingslampje voor
het airbagsysteem op en verschijnt
(voor bepaalde uitvoeringen/landen)
het bericht "SERVICE ACTIVE
HOOD" (onderhoud actieve motorkap
noodzakelijk) op het scherm van het
elektronische voertuiginformatiecen-
trum (EVIC). Een enkel geluidssignaal
klinkt als het waarschuwingslampje
voor het airbagsysteem gaat branden
na de eerste keer starten. De module
bevat ook diagnosefuncties die het
waarschuwingslampje voor het airbag-
systeem laten branden wanneer een
storing wordt geconstateerd die het ac-
tieve motorkapsysteem zou kunnen
beïnvloeden. De diagnose meldt even-
eens de aard van het defect. Raadpleeg
uw erkende dealer als het waarschu-
wingslampje voor het airbagsysteem
brandt of als het bericht "SERVICE
ACTIVE HOOD" (onderhoud actieve
motorkap noodzakelijk) op het scherm
49

4. Schuif het vergrendelmechanisme
van de opbergruimte in de stand
"LOCK" (vergrendeld) en trek
daarna aan de grendel van de opberg-
ruimte om het deksel te openen.
5. Trek de rugleuninghendel aan de
portierzijde van de stoel omhoog.
De niet-verstelbare hoofdsteun en
rugleuning klappen automatisch neer
tijdens het omklappen van de stoel.Hiervoor zijn geen extra handelingen
nodig.
De stoel klapt automatisch naar de
stand waarin deze gemakkelijk kan
worden opgeborgen.
6. Duw de stoel in de opbergruimte.
7. Sluit de opbergruimte.
LET OP!
Het deksel van de opbergruimte moet
vergrendeld zijn en plat liggen om
schade te voorkomen door aanraking
met de glijrails van de voorstoelen,
vanwege de kleine tussenruimte.
Ontgrendeling deksel opbergruimte
Hendel voor rugleuning, stoel
omklappen en hoofdsteun
Niet-verstelbare hoofdsteun
Automatisch neerklapbare rugleuning
Omgeklapte stoel op de tweede zitrij
Stoel in opbergruimte
135

3. Druk de geheugentoets SET (S) in
op het bestuurdersportier en laat de
toets vervolgens los.
4. Druk binnen vijf seconden de ont-
grendeltoets op de afstandsbediening
kort in.
Herhaal stap 1 tot en met 5 om een
andere afstandsbediening die is ge-
koppeld aan een van de geheugenpo-
sities uit te schakelen.
OPMERKING: Nadat het pro-
grammeren is voltooid, kunt u alle
afstandsbedieningen die zijn ge-
koppeld aan een van de geheugen-
posities, gemakkelijk gelijktijdig
in- of uitschakelen. Raadpleeg
"Elektronisch voertuiginformatie-
centrum (EVIC)/Door de klant te
programmeren functies" in "Func-
ties van het instrumentenpaneel"
voor meer informatie.EASY ENTRY/EASY
EXIT(alleen beschikbaar in
combinatie met
geheugenstoel)
Deze functie verstelt automatisch de
bestuurdersstoel, zodat de bestuurder
gemakkelijker kan in- en uitstappen.
De afstand waarover de bestuurders-
stoel zich zal verplaatsen hangt af van
de positie van de stoel op het moment
dat u de sleutel uit het contact neemt.
Als de stoel zich 68 mm of meervóór de achterste stop bevindt, zal
de bestuurdersstoel circa 60 mm
naar achteren worden verplaatst
wanneer u de sleutel uit het contact
neemt. De stoel keert terug naar de
ingestelde positie zodra u de sleutel
in de contactschakelaar steekt uit
de stand LOCK zet.
Als de stoel zich 23 tot 68 mm vóór de achterste stop bevindt, zal de
bestuurdersstoel worden verplaatst
naar een positie op 8 mm vóór de
achterste stop wanneer u de sleutel
uit het contact neemt. De stoel keert terug naar de ingestelde positie zo-
dra u de sleutel in de contactscha-
kelaar steekt uit de stand LOCK
zet.
De functie Easy Entry/Easy Exit is uitgeschakeld wanneer de bestuur-
dersstoel zich op minder dan 28
mm vóór de achterste stop bevindt.
Bij deze positie heeft het voor de
bestuurder geen zin om de stoel te
verplaatsen voor gemakkelijk in-
en uitstappen.
Elke opgeslagen geheugeninstelling
heeft een bijbehorende positie voor
gemakkelijk in- en uitstappen.
OPMERKING: Deze functie kan
worden in- of uitgeschakeld met
de programmeerbare functies van
het elektronisch voertuiginforma-
tiecentrum (EVIC). Als uw auto
niet is voorzien van een EVIC, kan
uw dealer deze functie voor u in-
en uitschakelen. Raadpleeg "Elek-
tronisch voertuiginformatiecen-
trum (EVIC)/Door de klant te pro-
grammeren functies" in "Functies
van het instrumentenpaneel" voor
meer informatie.
145

De vertragingsduur van de koplamp-
verlichting is programmeerbaar bij
voertuigen uitgerust met het EVIC.
Raadpleeg de paragraaf "Elektro-
nisch voertuiginformatiecentrum
(EVIC)/Door de klant te programme-
ren functies" in het hoofdstuk "Het
instrumentenpaneel" voor meer infor-
matie hierover.
Als de koplampen eerder worden uit-
geschakeld dan het contact, gaan ze
op de normale manier uit.
OPMERKING:
Als u deze functie
wilt gebruiken, moet u de koplam-
pen uitschakelen binnen 45 secon-
den na het uitzetten van het contact.
MISTLAMPEN VÓÓR EN
MISTACHTERLICHTEN
(voor bepaalde
uitvoeringen/landen)
De schakelaar voor de mistlampen
vóór en de mistachterlichten is geïnte-
greerd in de koplampschakelaar. De mistlampen vóór en mist-
achterlichten kunt u naar wens
gebruiken als het zicht door
mist is verslechterd. De mistlampen
worden in deze volgorde ingescha-
keld: als u de koplampschakelaar één
keer indrukt, gaan de mistkoplampen
aan. Druk de schakelaar een tweede
keer in om de mistachterlichten in te
schakelen (mistlampen vóór blijven
aan). Druk de schakelaar een derde
keer in om de mistachterlichten uit te
schakelen (mistkoplampen blijven
aan). Druk de schakelaar een vierde
keer in om de mistkoplampen uit te
schakelen. Bij auto's zonder mistkop-
lampen worden de mistachterlichten
ingeschakeld als u de schakelaar de
eerste keer indrukt. Wanneer de mistlampen zijn inge-
schakeld, gaat een controlelampje in
de instrumentengroep branden.
OPMERKING: De koplampscha-
kelaar moet in de stand parkeer-
licht of koplampen staan om de
mistlampen voor en achter te kun-
nen inschakelen.
ACCUBEVEILIGING
Deze functie beschermt de accu zodat
deze minder snel ontlaadt als de kop-
lampen, parkeerlampen of mistlam-
pen vóór langdurig worden aangela-
ten terwijl het contact in de stand
LOCK staat. Als het contactslot gedu-
rende acht minuten in de stand LOCK
staat en de koplampschakelaar niet
op OFF of AUTO staat, gaan de lich-
ten automatisch uit tot het contactslot
of de koplampschakelaar weer wor-
den gebruikt.
De accubeveiliging wordt opgeheven
als u het contactslot tijdens de acht
minuten intervaltijd naar een andere
stand dan LOCK draait.
Schakelaar mistlampen
149

en blijft het zonnedak gedeeltelijk ge-
sloten totdat de schakelaar opnieuw
naar voren wordt gedrukt.
KLEMBEVEILIGING
Deze functie zorgt ervoor dat obsta-
kels in de opening van het zonnedak
worden gedetecteerd bij gebruik van
de functie Snel sluiten. Als een obsta-
kel in de baan van het zonnedak
wordt gedetecteerd, trekt het zonne-
dak zich automatisch terug. Verwijder
het obstakel als dit gebeurt. Druk ver-
volgens de schakelaar kort naar voren
om het zonnedak snel te sluiten.
OPMERKING: Wanneer drie op-
eenvolgende pogingen om het zon-
nedak te sluiten zijn onderbroken
door de obstakeldetectie, wordt de
vierde poging uitgevoerd als een
handmatige sluiting met uitge-
schakelde klembeveiliging.
VENTILATIESTAND
ZONNEDAK — SNEL
Als u kort op de knop "Vent" (Venti-
latie) drukt, wordt het zonnedak ge-
opend tot aan de ventilatiestand. Ditis de functie "Snel naar ventilatie-
stand", die werkt vanuit elke stand
van het zonnedak. De functie Snel
naar ventilatiestand zorgt dat bij ie-
dere beweging van de schakelaar het
zonnedak stopt.
BEDIENING VAN
ZONWERING
De zonwering kan handmatig worden
geopend. De zonwering wordt echter
ook automatisch geopend wanneer
het zonnedak wordt geopend.
OPMERKING: U kunt de zonwe-
ring niet sluiten als het zonnedak
is geopend.
WINDGERUIS
Windgeruis kan worden beschreven
als het gevoel van druk op de oren,
vergelijkbaar met het geluid van een
helikopter. U ervaart dit windgeruis
mogelijk wanneer de ramen zijn ge-
opend of wanneer het zonnedak (voor
bepaalde uitvoeringen/landen) geheel
of gedeeltelijk is geopend. Dit is een
normaal verschijnsel, dat tot een mi-
nimum kan worden beperkt. Als u last
heeft van windgeruis bij geopendeachterramen, open dan ook de voor-
ramen om het effect te verminderen.
Wanneer sprake is van windgeruis bij
geopend zonnedak, verstel dan de
zonnedakopening of open een raam
om het effect tot een minimum te be-
perken.
ONDERHOUD VAN
ZONNEDAK
Gebruik voor het reinigen van het
glaspaneel uitsluitend niet-schurende
schoonmaakmiddelen en een zachte
doek.
WERKING BIJ
UITGESCHAKELD
CONTACT
Voor uitvoeringen zonder elektro-
nisch voertuiginformatiecentrum
(EVIC)
De schakelaar voor het elektrische be-
diende zonnedak blijft nog 45 secon-
den actief nadat de contactschakelaar
in de stand LOCK is gezet. Door het
openen van een voorportier wordt
deze functie uitgeschakeld.
169

Voor uitvoeringen met EVIC
De schakelaar voor het elektrisch be-
diende zonnedak blijft ongeveer 10
minuten actief nadat de contactscha-
kelaar in de stand LOCK is gezet.
Door het openen van een voorportier
wordt deze functie uitgeschakeld.
ELEKTRISCHE
AANSLUITCONTACTEN
Onder in het instrumentenpaneel, on-
der het open opbergvak, bevinden
zich twee aansluitcontacten van 12
volt (13 ampère). Het aansluitcontact
aan bestuurderszijde wordt geregeld
via de contactschakelaar en het aan-
sluitcontact aan passagierszijde is
rechtstreeks aangesloten op de accu.
Het aansluitcontact aan bestuurders-
zijde kan ook worden gebruikt voor
een conventionele sigarettenaanste-
ker (voor bepaalde uitvoeringen/
landen, met optioneel rokerspakket).LET OP!
Zorg ervoor dat het maximum-vermogen van 160 watt (13 amp)
bij 12 volt niet wordt overschre-
den. Als het vermogen van 160
Watt (13 amp) wordt overschre-
den zal de zekering, die het sys-
teem beveiligt, vervangen moeten
worden.
(Vervolgd)
LET OP!(Vervolgd)
De aansluitcontacten zijn uitslui-tend bedoeld voor accessoirestek-
kers. Steek geen voorwerpen in de
aansluitcontacten, om te voorko-
men dat de contacten worden be-
schadigd en de zekering door-
brandt. Bij verkeerd gebruik van
het elektrische aansluitcontact
kan schade worden veroorzaakt
die niet door de beperkte garantie
van een nieuw voertuig wordt ge-
dekt.
Het aansluitcontact in de verwijder-
bare vloerconsole (voor bepaalde
uitvoeringen/landen) wordt beveiligd
via dezelfde zekering als het onderste
aansluitcontact in het instrumenten-
paneel en is eveneens aangesloten op
de accu. Overschrijd niet het maxi-
male vermogen van 160 watt (13 am-
père) dat gedeeld wordt tussen het
onderste aansluitcontact van het pa-
neel en het aansluitcontact van de uit-
neembare vloerconsole.
Aansluitcontacten in het instrumentenpaneel
170