Press Brake Pedal and Push Buttonto Start (Rempedaal intrappen en
knop indrukken om te starten)
Liftgate Ajar (achterklep open) (er klinkt een geluidssignaal als de
auto gaat rijden)
Low Tire Pressure (lage bandenspanning)
Service TPM System (Onderhoud bandenspanningscontrolesysteem)
(raadpleeg "Bandenspanningscon-
trolesysteem" (TPMS) in "Starten
en rijden")
Bandenspanningsdisplay bij lage spanning van band(en) bij premi-
umsysteem "Inflate Tire to XX"
(Pomp de band op tot XX)
Turn Signal On (richtingaanwijzer aan)
RKE Battery Low (batterij af- standsbediening leeg)
Service Keyless System (afstands- bediening controleren)
LOW WASHER FLUID (ruiten- sproeiervloeistof bijvullen) Oil Change Required (olieverver-
sing vereist)
Check gascap (brandstofvuldop controleren)
Left Front Turn Signal Lamp Out
(richtingaanwijzer linksvoor defect)
Left Rear Turn Signal Lamp Out (richtingaanwijzer linksachter
defect)
Right Front Turn Signal Lamp Out
(richtingaanwijzer rechtsvoor defect)
Right Rear Turn Signal Lamp Out (richtingaanwijzer rechtsachter
defect)
Park Assist Disabled (parkeerhulp uitgeschakeld)
Service Park Assist System (laat parkeersensoren repareren)
Personal Settings Not Available — Vehicle Not in Park (persoonlijke
instellingen niet beschikbaar —
auto staat niet in de stand P)
Blind Spot System Off (Dodehoek- systeem uit) — Dit bericht wordt
getoond als de contactschakelaar in de stand ON wordt gezet en duidt
aan dat het dodehoeksysteem is
uitgeschakeld.
Blind Spot System Off (Dodehoek- systeem niet beschikbaar) — Dit
bericht wordt getoond als het sys-
teem voor dodehoekbewaking
(BSM) tijdelijk niet beschikbaar is
wegens een geblokkeerde sensor,
elektromagnetische storing of an-
dere 'tijdelijke' omstandigheid. Als
dit bericht wordt getoond, gaan de
pictogrammen in de beide buiten-
spiegels branden. Als er sprake is
van een elektromagnetische sto-
ring, gaat alleen het pictogram aan
de kant van de storing branden tot-
dat de storing voorbij is.
Service Blind Spot System (Onder-
houd dodehoeksysteem) — Dit be-
richt wordt getoond als het systeem
voor dodehoekbewaking (BSM) per-
manent niet beschikbaar is. De be-
stuurder ontvangt in dat geval een
bericht van het EVIC en de BSM-
waarschuwing gaat permanent
branden in beide buitenspiegels.
Neem contact op met een erkende
dealer als u dit bericht ontvangt.
207
Het bandenspanningscontrole-systeem is geen vervanging voor
goed onderhoud van de banden.
Het is de verantwoordelijkheid
van de bestuurder om met be-
hulp van een nauwkeurige ban-
denspanningsmeter te zorgen
voor de juiste bandenspanning,
zelfs als de spanning nog niet
zover is afgenomen dat het ban-
denspanningslampje gaat
branden.
Het bandenspanningscontrole- systeem registreert altijd de wer-
kelijke bandenspanning, ook als
die spanning onder invloed van
temperatuurverschillen veran-
dert.
BASISSYSTEEM
Het bandenspanningscontrolesys-
teem gebruikt draadloze technologie
met elektronische sensors op de vel-
gen die de bandenspanning meten. De
sensoren, die bij het ventiel op de vel-
gen zijn gemonteerd, sturen informa-
tie over de bandenspanning naar de
ontvangstmodule. OPMERKING: Het is zeer belang-
rijk dat u de spanning van al uw
banden regelmatig controleert en
de banden op de juiste spanning
houdt.
Het bandenspanningscontrolesys-
teem bestaat in basisuitvoering uit de
volgende onderdelen:
Ontvangstmodule
Vier
bewakingssensors
bandenspanning
TPMS-waarschuwingslampje
Waarschuwing voor lage
spanning van het
bandenspanningscontrolesysteem
Het bandenspannings-
lampje in de instrumenten-
groep gaat branden, de be-
richten "Inflate Tire to XX"
(Pomp de band op tot XX) en "LOW
TIRE PRESSURE" (Lage banden-
spanning) worden weergegeven in de
instrumentengroep en er klinkt een
geluidssignaal wanneer de banden-
spanning van een van de vier gemon-
teerde banden te laag is. De waarde die in de bandenspanningstabel staat
vermeld is de bandenspannings-
waarde die in het bericht "Inflate Tire
to XX" in het EVIC wordt weergege-
ven. Als dit gebeurt, moet u zo gauw
mogelijk stoppen, de bandenspanning
van de banden op uw auto controleren
en alle banden oppompen tot de aan-
bevolen koude bandenspanning (ver-
meld op het plaatje op de B-stijl aan
bestuurderszijde). Het systeem wordt
automatisch bijgewerkt en het ban-
denspanningslampje gaat uit zodra de
nieuwe bandenspanning is
doorgegeven.
OPMERKING: Om deze informa-
tie te verwerken moet het voertuig
20 minuten rijden met een mini-
mum snelheid van 24 km/uur.
Het TPM-verklikkerlicht knippert ge-
durende 75 seconden en blijft daarna
continu branden wanneer een sys-
teemstoring is geconstateerd. Bij een
systeemstoring wordt ook een geluids-
signaal weergegeven. Als het contact
wordt uitgeschakeld en vervolgens
weer ingeschakeld, zal deze reeks
307
worden herhaald wanneer de sys-
teemstoring zich nog steeds voordoet.
Het verklikkerlampje voor de ban-
denspanning gaat uit wanneer de sto-
ring is verholpen. Systeemfouten kun-
nen optreden door de volgende
oorzaken:
1. Storing door elektronische appa-
ratuur of als men langs installaties
rijdt die dezelfde radiofrequenties af-
geven als de bandenspanningssenso-
ren.
2. Installatie van een bepaalde kleur
ramen die men later aanbrengt waar-
door de radiogolfsignalen worden
beïnvloed.
3. Veel sneeuw en/of ijs aan de wielen
of de wielhuizen.
4. Het gebruik van sneeuwkettingen.
5. Het gebruik van wielen/banden
die niet zijn voorzien van banden-
spanningssensoren.Auto's met compact reservewiel
1. Het compacte reservewiel (voor
bepaalde uitvoeringen/landen) heeft
geen sensor voor het meten van de
bandenspanning. Het bandenspan-
ningscontrolesysteem registreert de
spanning van het noodreservewiel
dan ook niet.
2. Als u het compacte reservewiel
monteert in plaats van een normale
band waarvan de spanning lager is
dan de waarschuwingsgrens, zal tel-
kens wanneer u het contact inschakelt
een geluidssignaal klinken, het be-
richt "TIRE LOW PRESSURE"
(LAGE BANDENSPANNING) en
"Inflate Tire to XX" (Pomp de band
op tot XX) worden weergegeven en
het "verklikkerlampje voor de ban-
denspanning" gaan branden.
3. Nadat de auto maximaal 20 minu-
ten met een snelheid van meer dan
24 km/u heeft gereden, gaat het "ver-
klikkerlampje voor de bandenspan-
ning" gedurende 75 seconden knippe-
ren en daarna continu branden.4. Telkens nadat het contact wordt
aangezet, klinkt er een geluidssignaal
en knippert het verklikkerlampje voor
de bandenspanning gedurende 75 se-
conden en blijft daarna continu bran-
den.
5. Zodra de originele band is gerepa-
reerd of vervangen en op de auto
wordt gemonteerd in plaats van het
noodreservewiel, wordt het banden-
spanningscontrolesysteem automa-
tisch bijgewerkt en gaat het verklik-
kerlampje voor de bandenspanning
uit, mits alle vier de banden de juiste
spanning hebben. Het is mogelijk dat
u eerst ongeveer 20 minuten met een
snelheid boven de 24 km/u moet rij-
den, voordat het bandenspannings-
controlesysteem deze informatie ont-
vangt.
In en buiten werking stellen van het
bandenspanningscontrolesysteem
Het bandenspanningscontrolesys-
teem kan worden uitgeschakeld als
alle vier de wielen met banden worden
vervangen door wielen met banden
die geen bandenspanningssensoren
308