
Automatisch ontgrendelen,
portieren
Als u ON selecteert, worden alle por-
tieren ontgrendeld zodra de auto stopt
en de transmissie in de parkeerstand
of neutraal is geschakeld. Om uw
keuze te maken drukt u herhaald kort
op de selectieknop, totdat een vinkje
naast de functie verschijnt, waarmee
aangegeven wordt dat het systeem ge-
activeerd is, of totdat het vinkje ver-
dwijnt waarmee wordt aangegeven
dat het systeem is uitgeschakeld.
Remote Unlock Sequence
(Volgorde bij ontgrendelen met
afstandsbediening)
Als uDriver Door 1st Press (be-
stuurdersportier na één keer druk-
ken) selecteert, wordt alleen het be-
stuurdersportier ontgrendeld bij de
eerste druk op de ontgrendeltoets op
de afstandsbediening. Als u Driver
Door 1st Press selecteert, moet u twee
keer op de ontgrendeltoets van de af-
standsbediening drukken om de an-
dere portieren te ontgrendelen. Als u
All Doors 1st Press (alle portieren na één keer drukken) selecteert, ontgren-
delen alle portieren bij de eerste keer
indrukken op de UNLOCK-toets op
de afstandsbediening. Om uw keuze
te maken drukt u herhaald kort op de
selectieknop, totdat een vinkje naast
de functie verschijnt, waarmee aange-
geven wordt dat het systeem geacti-
veerd is, of totdat het vinkje verdwijnt
waarmee wordt aangegeven dat het
systeem is uitgeschakeld.
RKE Linked To Memory
(Afstandsbediening gekoppeld
aan geheugen) (voor bepaalde
uitvoeringen/landen)
Als u deze functie selecteert, nemen de
bestuurdersstoel, de spiegels en de ra-
dio wanneer u op de afstandsbedie-
ning (RKE-zender) de ontgrendel-
knop indrukt, de instellingen aan die
in het geheugen staan. Als deze func-
tie niet is geselecteerd, kunnen de ge-
heugenstoel, de spiegels en de radio
alleen worden teruggezet naar de ge-
heugeninstellingen via de schakelaar
op het portier. Om uw keuze te maken
drukt u herhaald kort op de selectie-
knop, totdat een vinkje naast de func-
tie verschijnt, waarmee aangegeven wordt dat het systeem geactiveerd is,
of totdat het vinkje verdwijnt waar-
mee wordt aangegeven dat het sys-
teem is uitgeschakeld.
Flash Lamps With Lock
(verlichting knippert bij
vergrendelen)
Als u ON selecteert, knipperen de
richtingaanwijzers voor en achter
wanneer u de portieren vergrendelt of
ontgrendelt via de afstandsbediening.
Deze functie kan worden geselecteerd
met of zonder claxonsignaal bij ver-
grendelen. Om uw keuze te maken
drukt u herhaald kort op de selectie-
knop, totdat een vinkje naast de func-
tie verschijnt, waarmee aangegeven
wordt dat het systeem geactiveerd is,
of totdat het vinkje verdwijnt waar-
mee wordt aangegeven dat het sys-
teem is uitgeschakeld.
Automatic High Beams
(Automatisch grootlicht) (voor
bepaalde uitvoeringen/landen)
Wanneer u deze functie selecteert, zal
het grootlicht onder bepaalde om-
standigheden automatisch uitgescha-
keld worden. Om uw keuze te maken
218

zender veranderen totdat de radiomo-
dus veranderd is in een modus die
anders is dan de in VES™ gekozen
radiomodus. Bij deling heeft de radio
voorrang boven VES™ of alle radio-
modi (FM, AM). Het VES™ kan de
tuner (AM/FM), SEEK, SCAN,
TUNE (zoeken, scannen, afstemmen)
omschakelen en vooraf ingestelde ra-
diomodi terugroepen zolang het sys-
teem niet in de gedeelde modus staat.
Als de radio en de VES™ zich in de
modus Gedeelde schijf bevinden,
kunnen de videofuncties via beide
toestellen worden bediend. VES™
kan de volgende videomodi regelen:
1. Cd: mogelijkheid tot snel vooruit
spoelen, terugspoelen, aftasten en
nummer verder/terug.
2.
Cd-wisselaar (in radio): mogelijk-
heid disk verder/terug en programme-
ren van alle vermelde cd-
bedieningstoetsen (snel vooruitspoelen,
terugspoelen, aftasten en nummer
verder/terug).
VES™ kan zelfs de radio- of video-
modi regelen wanneer de radio is uit-
geschakeld. VES™ heeft toegang tot de radio- of diskmodi door naar die
modi te navigeren op VES™ en een
radio- of diskmodus te activeren.
SCHERM
INFORMATIEMODUS
1. Kanaal 1 Modus
2. Kanaal 1 Alleen audio / Dempen
3. Kanaal 2 Alleen audio / Dempen
4. Kanaal 2 Modus
5. Vergrendeling van afstandsbedie-
ning
6. Clock (klok)
7. Bronmodus
MENU MET NUMERIEK
TOETSENBLOK
Als op het scherm voor kanaal 1 of 2
de melding DIRECT TUNE (DIRECT
AFSTEMMEN) wordt getoond, kunt
u op de OK-toets van de afstandsbe-
diening drukken om een menu met
een numeriek toetsenbord te openen.
In dit scherm kunt u eenvoudig een
bepaalde radiofrequentie of nummer
invoeren. Het gewenste cijfer invoe-
ren:
1. Druk op de navigatietoetsen (
▲,
▼, ►,◄) van de afstandsbediening
om naar het gewenste cijfer te gaan.
2. Als het cijfer wordt gemarkeerd,
drukt u op de ENTER/OK-toets van
de afstandsbediening om het cijfer te
selecteren. Herhaal deze stappen tot u
alle cijfers heeft ingevoerd.
3. Om het laatste cijfer te wissen na-
vigeert u naar de toets Del (wistoets)
en drukt u op de ENTER/OK-toets
van de afstandsbediening.
Weergave van de informatiemodus op
het videoscherm
241

Regelknop luchtverdeling achterin
Auto
Het achtersysteem handhaaft auto-
matisch de correcte luchtdistributie
en het comfortniveau zoals gewenst
door de inzittenden achterin.
Dakbekleding stand
Er komt lucht naar binnen via
de ventilatieroosters in de dak-
bekleding. U kunt deze roosters afzon-
derlijk verstellen om zo de luchtstro-
ming te regelen. Als de lamellen van de
roosters naar één kant worden gezet,
wordt de luchtstroom onderbroken.
Stand Twee niveaus
Er stroomt lucht naar binnen
via de dakventilatieroosters en
de vloerroosters.
OPMERKING:
Bij veel tempera-
tuurinstellingen is de tweeledige
ventilatiestand bedoeld om koelere
lucht toe te voeren via de dakventi-
latieroosters en warmere lucht via
de vloerroosters.
Vloerstand
Lucht stroomt uit de lucht-
roosters in de vloer.
Automatische temperatuurregeling
achterin (ATC) (voor bepaalde
uitvoeringen/landen)
Het ATC-systeem achterin heeft
vloerroosters aan de achterkant van
de rechterschuifdeur en luchtroosters
boven beide buitenste zitplaatsen
achterin. Het systeem voert warme
lucht toe via beide vloeropeningen of
koele, gedroogde lucht via de ventila-
tieroosters in de dakbekleding.
De temperatuurregeling achterin vindt
plaats via het ATC-paneel voorin, dat
zich op het instrumentenpaneel bevindt.
Als u op het ATC-paneel voorin drukt
op de toets Rear Temperature Lock
(Blokkering temperatuur achterin),
wordt op het scherm achterin een ver-
licht vergrendelsymbool weergege-
ven. De temperatuur en de luchttoe-
voer achterin worden dan geregeld via
het ATC-paneel voorin.
De inzittenden op de tweede zitrij kun-
nen de ATC-regelknoppen achterin niet bedienen tenzij de functie met de
toets Rear Temperature Lock is uitge-
schakeld.
Het ATC-systeem achterin bevindt
zich in de dakbekleding in het midden
van het voertuig.
1.
Druk op de toets Rear Temperature
Lock (Blokkering temperatuur ach-
terin) op het ATC-paneel voorin. Hier-
door wordt het pictogram "Tempera-
tuur achterin geblokkeerd" in de
temperatuurregelknop achterin uitge-
schakeld.
Onderdelen ATC-regeling achterin
1 - Aanjagersnel-
heid 3 - Luchtdistri-
butie achterin
2 – Temperatuur
achter 4 - Blokkering
temperatuur ach-
terin
257

ALS DE MOTOR NIET
START
WAARSCHUWING!
Giet nooit brandstof of anderebrandbare vloeistoffen in de
luchtinlaat van het gasklephuis
om de auto te starten. Hierdoor
kunnen steekvlammen ontstaan
die ernstig letsel kunnen veroor-
zaken.
Probeer niet de auto te starten door middel van aanduwen of sle-
pen. Auto’s met een automatische
versnellingsbak mogen niet op die
manier worden gestart. Onver-
brande brandstof kan de kataly-
sator binnendringen, na het star-
ten ontbranden en zo de
katalysator en de auto beschadi-
gen.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
Wanneer de accu van de auto leegis, kunt u startkabels gebruiken
en de auto starten met een hulp-
accu of de accu van een andere
auto. Deze manier van starten
kan gevaarlijk zijn als dit niet op
de juiste manier wordt gedaan.
Raadpleeg de paragraaf "Starten
met startkabels" in het hoofdstuk
"Wat doen in geval van nood"
voor meer informatie hierover.
'Verzopen' motor starten (met de
knop ENGINE START/STOP)
Als de motor niet start nadat u de
procedures voor "Normaal starten" of
"Extreem lage temperaturen" hebt
gevolgd, is het mogelijk dat de motor
is 'verzopen'. Afvoeren van overtollige
brandstof:
1. Houd het rempedaal ingetrapt.
2. Houd het gaspedaal helemaal tot
aan de vloer ingetrapt.
3. Druk kort op de knop ENGINE
START/STOP. De startmotor wordt automatisch in-
geschakeld, draait gedurende 10 se-
conden, en wordt dan uitgeschakeld.
Als dit gebeurt, laat dan het gas- en
rempedaal los, wacht 10 tot 15 secon-
den, en herhaal dan de procedure
voor "Normaal starten".
'Verzopen' motor starten (met
houder met ingebouwde sleutel)
Als de motor niet start nadat u de
procedures voor "Normaal starten" of
"Extreme koude" hebt gevolgd, kan
het zijn dat de motor 'verzopen' is.
Afvoeren van overtollige brandstof:
1. Houd het gaspedaal helemaal tot
aan de vloer ingetrapt.
2. Draai de contactschakelaar in de
stand START en laat deze los zodra de
startmotor inschakelt.
De startmotor slaat automatisch bin-
nen 10 seconden af. Als dit gebeurt,
laat dan het gaspedaal los, draai de
contactschakelaar in de vergrendel-
stand (LOCK), wacht 10 tot 15 se-
conden en herhaal dan de procedure
"Normaal starten".
268

WAARSCHUWING!(Vervolgd)
Ongewenste beweging van deauto kan lichamelijk letsel tot ge-
volg hebben van mensen in en bij
de auto. Net als bij alle andere
voertuigen, mag u een auto nooit
verlaten als de motor draait. Zet
voordat u de auto verlaat altijd de
schakelhendel in de stand PARK,
trek de handrem aan en neem de
sleutelhouder uit het contact.
Wanneer de contactschakelaar in
de stand LOCK staat, wordt de
versnellingsbak in de parkeer-
stand vergrendeld, waardoor de
auto niet ongewenst in beweging
kan komen.
Verwijder altijd uw sleutelhouder bij het uitstappen en sluit de auto
af.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
Laat nooit kinderen alleen in eenauto achter of in de buurt van een
auto die niet is afgesloten. Het
achterlaten van kinderen zonder
toezicht in een auto is om ver-
schillende redenen gevaarlijk.
Kinderen of derden lopen dan het
risico op ernstig of zelfs dodelijk
letsel. Waarschuw kinderen dat
ze niet aan de handrem, het rem-
pedaal of de schakelhendel mo-
gen komen.
Laat de sleutelhouder niet achter in of in de buurt van de auto (of
op een voor kinderen bereikbare
plaats) en laat het contact (van
een voertuig met Keyless Enter-
N-Go™) niet in de stand ACC of
ON/RUN staan. Een kind zou de
knoppen van de elektrische
raambediening of andere schake-
laars kunnen bedienen of de auto
in beweging kunnen zetten.
SLEUTELBLOKKERING
Omdat deze auto is uitgerust met een
sleutelblokkering, moet de versnel-
lingsbak in de parkeerstand worden
gezet voordat de contactschakelaar
naar de stand LOCK kan worden ge-
draaid. De sleutelhouder kan alleen
uit het contact worden verwijderd
wanneer de contactschakelaar in de
stand LOCK staat, en de schakelhen-
del is vergrendeld in de stand PARK
wanneer de contactschakelaar in de
stand LOCK staat.
OPMERKING: Wanneer er een
storing optreedt, zal het systeem de
sleutelhouder in de contactscha-
kelaar blokkeren, om u zo te waar-
schuwen dat deze beveiliging niet
meer werkt. U kunt de motor star-
ten en afzetten, maar u kunt de
sleutelhouder niet uit het contact-
slot nemen zolang u de auto niet
voor onderhoud heeft aangeboden.
271

WAARSCHUWING!(Vervolgd)
Ongewenste beweging van deauto kan lichamelijk letsel tot ge-
volg hebben van mensen in en bij
de auto. Net als bij alle andere
voertuigen, mag u een auto nooit
verlaten als de motor draait. Zet
voordat u de auto verlaat altijd de
schakelhendel in de stand PARK,
trek de handrem aan en neem de
sleutelhouder uit het contact.
Wanneer de contactschakelaar in
de stand LOCK staat, wordt de
versnellingsbak in de parkeer-
stand vergrendeld, waardoor de
auto niet ongewenst in beweging
kan komen.
Verwijder altijd uw sleutelhouder bij het uitstappen en sluit de auto
af.
Laat nooit kinderen alleen in een auto achter of in de buurt van een
auto die niet is afgesloten.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
Het achterlaten van kinderenzonder toezicht in een auto is om
verschillende redenen gevaarlijk.
Kinderen of derden lopen dan het
risico op ernstig of zelfs dodelijk
letsel. Waarschuw kinderen dat
ze niet aan de handrem, het rem-
pedaal of de schakelhendel mo-
gen komen.
Laat de sleutelhouder niet achter in of in de buurt van de auto (of
op een voor kinderen bereikbare
plaats) en laat het contact (van
een voertuig met Keyless Enter-
N-Go™) niet in de stand ACC of
ON/RUN staan. Een kind zou de
knoppen van de elektrische
raambediening of andere schake-
laars kunnen bedienen of de auto
in beweging kunnen zetten.
LET OP!
Voordat u de schakelhendel uit destand PARK beweegt, moet u de
contactschakelaar van de stand
LOCK/OFF in de stand ON/RUN
zetten en tevens het rempedaal
ingetrapt houden. Anders kan de
schakelhendel beschadigd raken.
Laat de motor NOOIT met hoge toerentallen draaien als u vanuit
de standen PARK of NEUTRAL
naar een andere versnelling scha-
kelt. Anders kan schade aan de
aandrijflijn ontstaan.
U kunt aan de hand van de volgende
indicatoren controleren of u naar de
stand PARK hebt geschakeld:
Wanneer u naar de stand PARK schakelt, beweeg de schakelhendel
dan krachtig helemaal naar voren
en naar links totdat de pook stopt
en volledig op zijn plaats zit.
274

Bij lage temperaturen kan de werking
van de transmissie veranderen afhan-
kelijk van de temperatuur van de mo-
tor en de transmissie alsmede van de
rijsnelheid. Dit zorgt ervoor dat de
motor en de versnellingsbak sneller
opwarmen zodat maximale efficiëntie
wordt bereikt. Het aangrijpen van de
koppelomvormerkoppeling wordt te-
gengehouden totdat de transmissie-
vloeistof op bedrijfstemperatuur is
(raadpleeg “Opmerking” onder
“Koppelomvormerkoppeling” in dit
hoofdstuk). Bij extreem lage tempera-
turen (-27 °C of lager) kan de werking
kortstondig tot alleen de 3e versnel-
ling beperkt blijven. De normale wer-
king wordt hersteld zodra de versnel-
lingsbaktemperatuur voldoende is
gestegen.
Noodloopmodus van de
versnellingsbak
De werking van de versnellingsbak
wordt elektronisch gecontroleerd op
abnormale situaties. Als een situatie
wordt gedetecteerd die schade aan de
versnellingsbak kan veroorzaken,wordt de noodloopmodus van de ver-
snellingsbak geactiveerd. In deze mo-
dus blijft de transmissie in de 3e ver-
snelling, ongeacht welke
vooruitversnelling is gekozen. PARK,
REVERSE en NEUTRAL blijven wel
werken. Het is mogelijk dat het sto-
ringslampje brandt. Dankzij de nood-
loopmodus kan de auto voor reparatie
naar een erkende dealer worden gere-
den zonder dat de versnellingsbak be-
schadigd raakt.
In het geval van een kortstondig pro-
bleem kan de versnellingsbak, door
de volgende stappen uit te voeren,
worden gereset om weer alle vooruit-
versnellingen te kunnen gebruiken:
1. Stop de auto.
2. Schakel naar PARK.
3. Zet de contactschakelaar in de
stand LOCK/OFF.
4. Wacht ongeveer 10 seconden.
5. Start de motor opnieuw.
6. Schakel naar de gewenste versnel-
ling. Als het probleem niet langer
wordt gedetecteerd, werkt de versnel-
lingsbak weer op de normale manier.
OPMERKING: Ook al kan de ver-
snellingsbak worden gereset, we
raden u toch aan zo spoedig moge-
lijk een bezoek te brengen aan uw
erkende dealer. Uw erkende dea-
ler kan met speciale diagnoseap-
paratuur vaststellen of het pro-
bleem zich nogmaals kan
voordoen.
Als geen reset van de versnellingsbak
mogelijk is, is service door de erkende
dealer noodzakelijk.
Bediening Electronic Range Select
(ERS, elektronisch schakelen)
Met Electronic Range Select (ERS)
(elektronisch schakelen) kan de be-
stuurder instellen welke versnelling
de hoogst beschikbare is wanneer de
keuzehendel in de stand DRIVE staat.
Als u de schakelhendel bijvoorbeeld
in de derde versnelling zet, zal er niet
worden opgeschakeld naar een hogere
276

VOORBEREIDING VOOR
HET STARTEN MET
STARTKABELS
De accu van uw auto bevindt zich
links in de motorruimte.
WAARSCHUWING!
Pas op voor de radiateurventila-tor wanneer de motorkap is ge-
opend. Als het contact is inge-
schakeld, kan deze ventilator op
elk moment gaan draaien. Er be-
staat gevaar voor letsel door
draaiende ventilatorbladen.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
Verwijder alle metalen sieradenzoals ringen, horloges en armban-
den die onbedoeld elektrisch con-
tact kunnen maken. Dit kan ern-
stig letsel veroorzaken.
Accu's bevatten zwavelzuur dat in uw huid en ogen kan branden
en ze produceren waterstofgas
dat ontvlambaar en explosief is.
Houd open vuur of vonken
daarom altijd uit de buurt van de
accu.
1. Trek de handrem aan, zet de auto-
matische versnellingsbak in de stand
PARK en zet de contactschakelaar in
de stand LOCK.
2. Schakel de verwarming, de radio
en alle overbodige stroomverbruikers
uit.
3. Wanneer u de accu van een ander
voertuig gebruikt voor het starten met
startkabels, parkeer de auto dan zo,
dat accu met de startkabels bereik-
baar is, trek de handrem aan en zorg
ervoor dat de contactschakelaar in de
stand OFF staat.
WAARSCHUWING!
Zorg ervoor dat beide voertuigen
geen contact kunnen maken. Hier-
door kan een massaverbinding ont-
staan met mogelijk persoonlijk let-
sel als gevolg.
PROCEDURE VOOR HET
STARTEN MET
STARTKABELS
WAARSCHUWING!
Als u deze procedure niet volgt, kan
dit persoonlijk letsel en schade aan
eigendommen tot gevolg hebben
door het exploderen van de accu.
LET OP!
Het niet opvolgen van deze proce-
dure kan leiden tot schade aan het
laadsysteem van het voertuig dat de
starthulp biedt, of van de auto met
de lege accu.
Positieve accupool
341