Page 257 of 514

Afstellen van de stand en de mate van
opening van de uitstroomopeningen
Voor
Achter
1Richt de luchtstroom naar links of
rechts, boven of beneden.
2Draai aan de knop om de
uitstroomopening te openen of te sluiten.
Gebruik van de automatische modus
De aanjagersnelheid wordt automatisch
geregeld op basis van de gekozen
temperatuur en de omgevingscondities.
Direct na het indrukken van
kan de
aanjager even worden uitgeschakeld tot
er voldoende warme of koude lucht
voorhanden is.
Beslaan van de ruiten
• Wanneer de luchtvochtigheid in de
auto hoog is, zullen de ruiten
gemakkelijk beslaan. Wanneer
wordt ingeschakeld, wordt de lucht
die via de uitstroomopeningen
stroomt, ontvochtigd en wordt de
voorruit efficiënt ontwasemd.• Als u
uitschakelt, zullen de ruiten
mogelijk sneller beslaan.
• De ruiten zullen mogelijk beslaan als
de recirculatiemodus is ingeschakeld.
Bij het rijden op stoffige wegen
Sluit alle ruiten. Als er na het sluiten van
de ruiten nog altijd stof wordt
aangezogen, zet dan de
luchttoevoerregeling in de
buitenluchtmodus en schakel de
aanjager in.
Buitenlucht-/recirculatiemodus
• Het wordt aangeraden om de
recirculatiemodus tijdelijk in te
schakelen om te voorkomen dat er
vuile lucht wordt aangevoerd en om
de auto te helpen koelen wanneer het
buiten warm is.
• Mogelijk wordt de buitenluchtmodus/
recirculatiemodus automatisch
ingeschakeld afhankelijk van de
ingestelde temperatuur of de
temperatuur in de auto.
Wanneer de buitentemperatuur laag is
De ontwasemingsfunctie werkt mogelijk
niet, ook niet als op
wordt gedrukt.
nanoe™
*1
Deze auto is uitgerust met een biocide.
Geïoniseerde lucht die wordt
gegenereerd door een apparaat in de
auto zuivert de lucht in het interieur
door bacteriën te onderdrukken.
Actieve stoffen: Vrije radicalen die ter
plekke worden gegenereerd uit
omgevingslucht of water. Deze
technologie helpt het interieur te
voorzien van frisse lucht door licht
zuurhoudende en met waterdeeltjes
bedekte nanoe™-ionen te verspreiden
via de uitstroomopening opzij aan
bestuurderszijde. Deze deeltjes zijn
zacht voor haar en huid.
*2
• Als nanoe™ onder de volgende
omstandigheden werkt, werkt het
systeem optimaal. Als niet aan de
5.1 Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
255
5
Voorzieningen in het interieur
Page 258 of 514

volgende voorwaarden wordt voldaan,
werkt het nanoe™-systeem mogelijk
niet op volle kracht.
– De uitstroomopeningen
,enworden gebruikt.
– De uitstroomopening opzij aan
bestuurderszijde is geopend.
• Als er nanoe™ gegenereerd wordt,
komt er een kleine hoeveelheid ozon
vrij die onder sommige
omstandigheden te ruiken is. De
concentratie is ongeveer gelijk aan die
in de vrije natuur voorkomt,
bijvoorbeeld in het bos, en heeft geen
invloed op het menselijk lichaam.
• Als het systeem in werking is, kan er
een licht geluid hoorbaar zijn. Dit
duidt niet op een storing.
*1: nanoe™ en het nanoe™-symbool zijn
handelsmerken van Panasonic
Corporation.
*2: Afhankelijk van de temperatuur en de
luchtvochtigheid, de aanjagersnelheid
en de richting van de luchtstroom, kan
het zijn dat de nanoe™ niet op volle
kracht werkt.
Werking van de airconditioning in de
ECO-rijmodus
• In de ECO-rijmodus wordt ECO
weergegeven op het
airconditioningscherm en wordt de
airconditioning als volgt geregeld om
te zorgen voor een laag
brandstofverbruik:
– Het motortoerental en de werking
van de compressor worden geregeld
om de verwarm-/koelcapaciteit te
beperken
– Wanneer de automatische modus is
gekozen, wordt de aanjagersnelheid
beperkt
• Doe het volgende om de prestaties
van de airconditioning te verbeteren:
– Wijzig de aanjagersnelheid
– Schakel de ECO-rijmodus uit• Auto's met een functie voor
persoonlijke voorkeursinstellingen
voor de aanjager: Zelfs wanneer de
rijmodus is ingesteld op de
ECO-rijmodus, kan de ECO-modus van
de airconditioning worden
uitgeschakeld door
in te
drukken.
Geuren ventilatie en airconditioning
• Zet de airconditioning in de
buitenluchtmodus om frisse lucht
binnen te laten.
• Tijdens het gebruik kunnen
verschillende geuren van binnen en
buiten de auto in het
airconditioningsysteem
terechtkomen. Dit kan tot gevolg
hebben dat de lucht die uit de
uitstroomopeningen komt niet lekker
ruikt.
• Het voorkomen van mogelijke geuren:
– We raden u aan het
airconditioningsysteem in de
buitenluchtmodus te zetten voordat
u de motor uitschakelt.
– Mogelijk wordt het inschakelen van
de aanjager direct nadat de
airconditioning in de automatische
modus wordt ingeschakeld even
vertraagd.
Interieurfilter
Blz. 309
Wijzigen van de instellingen van het
bedieningspaneel achter (indien
aanwezig)
De volgende instellingen kunnen worden
gewijzigd:
• Reactietijd wanneer er een toets op
het bedieningspaneel achter wordt
aangeraakt.
• Bedieningsgeluid toets (aan/uit)
wanneer er een toets op het
bedieningspaneel achter wordt
aangeraakt.
5.1 Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
256
Page 259 of 514

1. Parkeer de auto op een veilige plaats
en zet het contact UIT.
2. Druk, zonder het rempedaal in te
trappen, eenmaal op de startknop om
het contact in stand ACC te zetten.
Wanneer het contact AAN staat,
kunnen de instellingen niet worden
gewijzigd.
3. Raak de toets
links gedurende
ongeveer 10 seconden aan terwijl u
indrukt.4. Laat de toets los zodra een zoemer
klinkt.
5.
Selecteer het gewenste onderwerp
voor de persoonlijke
voorkeursinstellingen.
Wijzigen van de reactietijd: Kies de
toetslinks.
Inschakelen/uitschakelen van het
bedieningsgeluid van de toets: Kies de
toets
links.
6.
Kies de juiste toets overeenkomstig
onderstaande tabel om de gewenste
instelling te wijzigen en controleer of
de toets het juiste aantal keer knippert.
FunctieTe kiezen toets
(rechts)Instelling Weergave toets
ReactietijdToets
Langst Knippert 3 keer
Lang Knippert 4 keer
Standaardinstelling Standaard Knippert 5 keer
Toets
Kort Knippert 6 keer
Kortst Knippert 7 keer
Bedieningsgeluid
toetsToets
Aan Knippert 1 keer
Toets
Uit Knippert 2 keer
7. Voer een van de volgende
handelingen uit om het aanpassen
aan de persoonlijke
voorkeursinstellingen te voltooien:
• Druk op
.
• Druk op de startknop.
• Wacht tot het bedieningspaneel
achter automatisch wordt
uitgeschakeld (raak het paneel
gedurende ten minste 10 seconden
niet aan).Persoonlijke voorkeursinstellingen
Bepaalde functies kunnen worden
aangepast aan de persoonlijke voorkeur.WAARSCHUWING!
Voorkomen dat de voorruit beslaat
• Gebruikniet in combinatie met
koele lucht bij zeer vochtig weer.
Het verschil tussen de
buitentemperatuur en de
temperatuur van de voorruit zorgt
5.1 Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
257
5
Voorzieningen in het interieur
Page 260 of 514

WAARSCHUWING!(Vervolg)
ervoor dat de buitenkant van de
voorruit beslaat, waardoor het zicht
wordt belemmerd.
• Plaats geen voorwerpen op het
dashboard die de
uitstroomopeningen kunnen
bedekken. Anders raakt de
luchtstroom mogelijk geblokkeerd,
waardoor de voorruitverwarming de
voorruit niet kan ontwasemen.
Voorkomen van brandwonden
Raak het spiegeloppervlak van de
buitenspiegels niet aan wanneer de
buitenspiegelverwarming is
ingeschakeld.
nanoe™
Demonteer het systeem niet en
probeer het ook niet te repareren
aangezien het
hoogspanningsonderdelen bevat.
Neem als het systeem moet worden
gerepareerd contact op met een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
OPMERKING
Voorkomen van ontlading van de
12V-accu
Laat, als het hybridesysteem is
uitgeschakeld, de airconditioning niet
langer ingeschakeld dan noodzakelijk is.
OPMERKING(Vervolg)
Voorkomen van beschadiging van
nanoe™
Steek geen voorwerpen in de
uitstroomopening aan bestuurderszijde,
bevestig niets aan de uitstroomopening
en gebruik in de omgeving van de
uitstroomopening geen sprays. Deze
handelingen kunnen ertoe leiden dat
het systeem niet goed werkt.
5.1.2 Stuurwielverwarming*/
stoelverwarming*/
stoelventilatoren*
*: Indien aanwezig
De zijkanten van het stuurwiel en de
stoelen worden verwarmd door
respectievelijk de stuurwielverwarming
en de stoelverwarming. Stoelventilatoren
zorgen voor een goede ventilatie door
lucht door de stoelbekleding te blazen.
WAARSCHUWING!
Voorkomen van lichte brandwonden
Wees voorzichtig wanneer iemand uit
onderstaande categorieën in contact
komt met het stuurwiel en de stoelen
wanneer de stuurwiel- en
stoelverwarming zijn ingeschakeld:
• Baby's, kleine kinderen, oudere
personen, zieken en gehandicapten
• Personen met een gevoelige huid
• Personen die oververmoeid zijn
• Personen die alcohol hebben
gedronken of personen die
rustgevende medicijnen
(slaapmiddel, middel tegen
verkoudheid, enz.) hebben gebruikt
5.1 Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
258
Page 261 of 514

WAARSCHUWING!(Vervolg)
Voorkomen van schade aan de
stoelverwarming
Neem, om de kans op brandwonden of
oververhitting te beperken, de
volgende voorzorgsmaatregelen in
acht:
• Bedek de stoel niet met een kleed of
kussen als de stoelverwarming in
gebruik is.
• Gebruik de stoelverwarming niet
langer dan noodzakelijk is.
OPMERKING
• Plaats geen zware voorwerpen met
een ongelijkmatig oppervlak op de
stoel en leg geen scherpe
voorwerpen (naalden, punaises, enz.)
op de stoel.
• Gebruik de functies niet wanneer het
hybridesysteem niet is ingeschakeld,
om te voorkomen dat de 12V-accu
ontladen raakt.
Stuurwielverwarming
Schakelt de stuurwielverwarming in/uit
Auto's met linkse besturingAuto's met rechtse besturing
Wanneer de stuurwielverwarming in
werking is, gaat het controlelampje
branden.
Werkingsvoorwaarden
De stuurwielverwarming kan worden
gebruikt wanneer het contact AAN staat.
Stoelverwarming voor
Zonder stoelventilatoren
Met stoelventilatoren
Elke keer dat de schakelaar wordt
ingedrukt, wijzigt de werking als volgt.
5.1 Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
259
5
Voorzieningen in het interieur
Page 262 of 514

Hoog (3 segmenten branden)→midden
(2 segmenten branden)→laag
(1 segment brandt)→uit
De niveau-indicator (oranje) gaat tijdens
de werking branden.
Werkingsvoorwaarden
De stoelverwarming voor kan worden
gebruikt wanneer het contact AAN staat.
Stoelverwarming achter
1. Klap de armsteun achter omlaag.
2. Druk op
om het bedieningspaneel
achter in te schakelen.
3. Kies de toets
.
Wanneer de stoelverwarming achter
wordt ingeschakeld, gaat het
controlelampje branden.
• De stoelverwarming achter kan
worden gebruikt wanneer het contact
AAN staat.
• Het bedieningspaneel achter wordt
uitgeschakeld wanneer dit gedurende
ongeveer 10 seconden niet wordt
bediend.
• Wijzigen van de instellingen van het
bedieningspaneel achter (→blz. 256)Stoelventilatoren
Elke keer dat de schakelaar wordt
ingedrukt, wijzigt de werking als volgt.
Hoog (3 segmenten branden)→midden
(2 segmenten branden)→laag
(1 segment brandt)→uit
De niveau-indicator (groen) gaat tijdens
de werking branden.
Werkingsvoorwaarden
Het contact AAN staat.
Aan airconditioning gekoppelde
regelmodus
Wanneer het toerental van de
stoelventilator hoog is, wordt het
toerental hoger overeenkomstig de
aanjagersnelheid van de airconditioning.
5.1 Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
260
Page 263 of 514
5.2 Gebruik van de interieurverlichting
5.2.1 Overzicht interieurverlichting
1Interieurverlichting voor/leeslampjes
2Selectiehendelverlichting
3Verlichting binnenportiergreep
4Verlichting middenarmsteun
achterstoel
5Leeslampjes achter
6Instapverlichting
7Verlichting middenconsole voor
8Voetenruimteverlichting
Interieurverlichting
De leeslampjes achter worden samen met
de interieurverlichting voor
in-/uitgeschakeld.
1Schakelt de verlichting in/uit
(gekoppeld aan positie portieren).
2Schakelt de verlichting in/uit
Leeslampjes
Voor
Schakelt de verlichting in/uit
5.2 Gebruik van de interieurverlichting
261
5
Voorzieningen in het interieur
Page 264 of 514

Achter
Schakelt de verlichting in/uit
Verlichting middenarmsteun
achterstoel
Schakelt de verlichting in/uit (wanneer
de achterlichten zijn ingeschakeld)
Instapverlichting
De verlichting wordt automatisch in- en
uitgeschakeld, afhankelijk van de stand
van het contact, de aanwezigheid van de
elektronische sleutel, het vergrendeld/
ontgrendeld zijn van de portieren en het
geopend/gesloten zijn van de portieren.Voorkomen dat de 12V-accu te ver
ontladen raakt
Als de interieurverlichting blijft branden
nadat het contact UIT is gezet, gaat de
verlichting na 20 minuten automatisch
uit.
De interieurverlichting kan
automatisch gaan branden als
Als een van de airbags wordt geactiveerd
of bij een harde aanrijding van achteren
wordt de interieurverlichting
automatisch ingeschakeld.
De interieurverlichting wordt na
ongeveer 20 minuten automatisch
uitgeschakeld. De interieurverlichting
kan handmatig worden uitgeschakeld.
Om verdere aanrijdingen te voorkomen
verdient het echter aanbeveling de
verlichting te laten branden totdat de
veiligheid gegarandeerd is.
(De interieurverlichting wordt mogelijk
niet automatisch ingeschakeld,
afhankelijk van de kracht en de
omstandigheden van de aanrijding.)
Persoonlijke voorkeursinstellingen
Bepaalde functies kunnen worden
aangepast aan de persoonlijke voorkeur.
5.2 Gebruik van de interieurverlichting
262