(indien aanwezig)Controlelampje RCTA
(→blz. 226)
Controlelampje ECO-modus
(→blz. 245)
*6, 7
(indien aanwezig)BSM-indicatoren
(Blind Spot Monitor) in
de buitenspiegels
(→blz. 213)
Controlelampje READY
(→blz. 139)
*1, 4
(indien aanwezig)Controlelampje
PASSENGER AIRBAG
(→blz. 36)
EV-controlelampje
(→blz. 64)
*4
Controlelampje anti-
diefstalsysteem
(→blz. 70)Controlelampje EV MODE
(→blz. 142)
Controlelampje Toyota
Parking Assist-sensor
OFF (→blz. 218)
*5
Controlelampje lage buiten-
temperatuur (→blz. 78)
(indien aanwezig)Controlelampje RCD
OFF (→blz. 231)
*1: Deze lampjes gaan branden als het contact AAN wordt gezet om aan te geven dat er
een systeemcontrole wordt uitgevoerd. Ze gaan uit nadat het hybridesysteem is
ingeschakeld of na enkele seconden. Er kan een storing in een systeem aanwezig zijn als
een lampje niet gaat branden of uitgaat. Laat de auto nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
*2: Dit lampje gaat branden wanneer het systeem is uitgeschakeld.
*3: Dit lampje knippert om aan te geven dat het systeem in werking is.
*4: Dit lampje brandt in het centrale paneel.
*5: Wanneer de buitentemperatuur ongeveer 3°C of lager is, gaat dit controlelampje
gedurende 10 seconden knipperen en blijft het daarna branden.
*6: Deze controlelampjes gaan branden in de volgende situaties om aan te geven dat de
zelftest van het systeem wordt uitgevoerd:
• Wanneer de BSM-functie of RCTA is ingeschakeld en het contact AAN wordt gezet.
• Wanneer het contact AAN staat en de BSM-functie wordt ingeschakeld.
• Wanneer het contact AAN staat en de RCTA wordt ingeschakeld. (Er klinkt op dat
moment ook een zoemer.) De controlelampjes gaan na enkele seconden uit. Als de
controlelampjes niet gaan branden of uitgaan, of als er geen zoemer klinkt als de RCTA
2.1 Instrumentenpaneel
77
2
Instrumentenpaneel
4.5.15 Rijmodusselectieschakelaars
De rijmodi kunnen worden geselecteerd overeenkomstig de rijomstandigheden.
1Normal-modus
Voor normaal gebruik.
Druk wanneer de ECO-rijmodus of de
sportmodus is geselecteerd op de
schakelaar om de rijmodus te wijzigen
naar de normale modus.
2ECO-rijmodus
Gebruik de ECO-rijmodus voor een
laag brandstofverbruik tijdens ritten
waarbij vaak wordt geaccelereerd.
Wanneer de ECO-modusschakelaar
wordt ingedrukt, gaat het
controlelampje ECO MODE in het
instrumentenpaneel branden.
3Sportmodus
Gebruik de sportmodus wanneer
een grotere acceleratierespons en
nauwkeurig rijgedrag gewenst zijn,
bijvoorbeeld bij het rijden op
bergwegen.
Wanneer de SPORT-schakelaar wordt
ingedrukt, gaat het controlelampje
SPORT in het instrumentenpaneel
branden.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
245
4
Rijden