*1
Waarschuwingslampje
ABS (→blz. 332)
(indien aanwezig)Controlelampje RCD OFF
(→blz. 334)
*2
Waarschuwingslampje
onjuiste bediening pe-
daal (→blz. 332)
*1
Controlelampje Traction
Control (→blz. 334)
Waarschuwingslampje
parkeerrem
(→blz. 332)Waarschuwingslampje laag
brandstofniveau
(→blz. 334)
*1, 3
Controlelampje Brake
Hold-systeem in wer-
king (→blz. 332)Controlelampje
bestuurders- en voorpassa-
giersgordel (→blz. 334)
*1
(Rood/geel)Waarschuwingslampje
elektrische stuurbe-
krachtiging
(→blz. 333)
*4
(indien aanwezig)Controlelampjes achterpas-
sagiersgordels (→blz. 334)
*1
Centraal waarschu-
wingslampje
(→blz. 334)
*1
Waarschuwingslampje lage
bandenspanning (→blz. 334)
*1: Deze lampjes gaan branden als het contact AAN wordt gezet om aan te geven dat er
een systeemcontrole wordt uitgevoerd. Ze gaan uit nadat het hybridesysteem is
ingeschakeld of na enkele seconden. Er kan een storing in een systeem aanwezig zijn als
een lampje niet gaat branden of uitgaat. Laat de auto nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
*2: Dit lampje brandt op het multi-informatiedisplay en er wordt een melding
weergegeven.
*3: Dit lampje knippert om een storing aan te geven.
*4: Dit lampje brandt in het centrale paneel.
2.1 Instrumentenpaneel
75
2
Instrumentenpaneel
Controlelampjes
De controlelampjes informeren de bestuurder over de bedrijfsstatus van de verschillende
systemen van de auto.
Controlelampje rich-
tingaanwijzers
(→blz. 149)Controlelampje cruise
control (→blz. 197)
Controlelampje achter-
licht (→blz. 154)Controlelampje Dynamic
Radar Cruise Control
(→blz. 197)
Controlelampje groot-
licht (→blz. 155)Controlelampje cruise con-
trol SET (→blz. 197)
Controlelampje Auto-
matic High Beam-
systeem (→blz. 156)
*1, 2
Waarschuwingslampje PCS
(→blz. 170)
Controlelampje mist-
lampen voor
(→blz. 159)
*1, 2
(indien aanwezig)Controlelampje PKSB OFF
(→blz. 236)
Controlelampje mist-
achterlicht (→blz. 159)
(Wit)Controlelampje LTA
(→blz. 187)
Controlelampje AGC
(Auto Glide Control)
(→blz. 246)
(Groen)Controlelampje LTA
(→blz. 171, blz. 187)
Waarschuwingslampje
parkeerrem
(→blz. 149)
*3
(Geel)Controlelampje LTA
(→blz. 187)*1
Controlelampje Brake
Hold-systeem in wer-
king (→blz. 152)
*1, 3
Controlelampje Traction
Control (→blz. 209)
*1
Controlelampje stand-
bystand Brake Hold-
systeem (→blz. 152)
*1, 2
Controlelampje VSC OFF
(→blz. 210)
(indien aanwezig)Controlelampje BSM
(→blz. 213)
Controlelampje SPORT
(→blz. 245)
2.1 Instrumentenpaneel
76
4.5.7 Ondersteunende systemen
Om de veiligheid en de prestaties tijdens
het rijden te verbeteren is uw auto
uitgerust met de volgende systemen die
automatisch in werking treden als de
omstandigheden daar om vragen. Houd
er echter rekening mee dat dit
aanvullende systemen zijn en vertrouw
niet in al te sterke mate op deze systemen
als u de auto bedient.
ECB (elektronisch geregeld
remsysteem)
Het elektronisch geregelde remsysteem
genereert remkracht overeenkomstig de
bediening van de remmen.
ABS (antiblokkeersysteem)
Helpt het blokkeren van de wielen te
voorkomen bij plotseling remmen of
remmen op een glad wegdek
Brake Assist
Zorgt voor een grotere remkracht nadat
het rempedaal is ingetrapt als het
systeem oordeelt dat er sprake is van een
noodstop
VSC (Vehicle Stability Control)
Helpt de bestuurder de auto onder
controle te houden bij uitwijkmanoeuvres
en het nemen van bochten op een glad
wegdek.
VSC+ (Vehicle Stability Control+)
Coördineert de werking van ABS-, TRC-,
VSC- en EPS-systemen.
Zorgt ervoor dat de voertuigstabiliteit
behouden blijft bij uitwijkmanoeuvres op
een glad wegdek door de
stuurcommando's aan te passen.
Secondary Collision Brake
Als de airbagsensor een aanrijding
signaleert en het systeem in werking is,
worden de remmen en remlichten
automatisch geregeld om de rijsnelheid
te verlagen en te helpen de kans op
verdere schade ten gevolge van een
tweede aanrijding te verkleinen.TRC (Traction Control)
Zorgt ervoor dat de aandrijfkracht
behouden blijft en voorkomt dat de
aandrijvende wielen gaan doorslippen bij
het wegrijden met de auto of bij het
accelereren op gladde wegen
Hill Start Assist Control
Helpt te voorkomen dat de auto achteruit
rolt bij helling op wegrijden
EPS (elektrische stuurbekrachtiging)
Maakt gebruik van een elektromotor om
de benodigde kracht voor het
ronddraaien van het stuurwiel te
verminderen
Noodstopsignaal
Als het rempedaal plotseling wordt
ingetrapt, gaan de alarmknipperlichten
automatisch knipperen om het
achteropkomende verkeer te
waarschuwen.
BSM (Blind Spot Monitor) (indien
aanwezig)
→Blz. 213
Als het TRC-/VSC-/ABS-systeem in
werking is
Het controlelampje Traction Control
knippert wanneer het TRC/VSC/ABS-
systeem in werking is.
Uitschakelen van het TRC-systeem
Als u met uw auto vast komt te zitten in
modder of sneeuw, kan het TRC-systeem
het aandrijfvermogen van het
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
209
4
Rijden
hybridesysteem naar de wielen beperken.
Alsuopdrukt om het systeem uit te
schakelen, kunt u de auto waarschijnlijk
gemakkelijker los krijgen door te
‘schommelen’.
Schakel het TRC-systeem uit door
snel in te drukken en weer los te laten.
“Traction Control Turned OFF” (Traction
Control uitgeschakeld) wordt op het
multi-informatiedisplay weergegeven.
Druk nogmaals op
om het systeem
weer in te schakelen.
Zowel TRC als VSC uitschakelen
Houd
meer dan 3 seconden ingedrukt
terwijl de auto stilstaat om de TRC en VSC
uit te schakelen.
Het controlelampje VSC OFF gaat
branden en “Traction Control Turned
OFF” (Traction Control uitgeschakeld)
wordt op het multi-informatiedisplay
weergegeven
*.
Druk nogmaals op
om de systemen
weer in te schakelen.
*: Het PCS (Pre-Crash Safety-systeem)
wordt ook uitgeschakeld (alleen
Pre-Crash-waarschuwing is beschikbaar).
Het waarschuwingslampje PCS gaat
branden en de melding wordt op het
multi-informatiedisplay weergegeven.
(→Blz. 182)Wanneer de melding dat de TRC is
uitgeschakeld wordt weergegeven op
het multi-informatiedisplay, zelfs al is
niet ingedrukt
TRC is tijdelijk uitgeschakeld. Als de
melding niet verdwijnt neem dan contact
op met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Voorwaarden voor werking Hill Start
Assist Control
Als aan de volgende vier voorwaarden
wordt voldaan, werkt de Hill Start Assist
Control:
• De selectiehendel staat in een andere
stand dan P of N (bij het
vooruit/achteruit bergop wegrijden)
• De auto staat stil
• Het gaspedaal wordt niet ingetrapt
• De parkeerrem is niet geactiveerd
Automatisch uitschakelen van Hill
Start Assist Control
De Hill Start Assist Control wordt in de
volgende situaties uitgeschakeld:
• De selectiehendel staat in stand P of N
• Het gaspedaal wordt ingetrapt
• De parkeerrem wordt geactiveerd
• Er zijn maximaal 2 seconden
verstreken nadat het rempedaal is
losgelaten.
Bijgeluiden en trillingen die
veroorzaakt worden door de ABS-,
Brake Assist-, VSC-, TRC- en Hill Start
Assist Control-systemen
• Het is mogelijk dat u tijdens het
starten van het hybridesysteem of bij
het wegrijden een geluid in de
motorruimte hoort wanneer het
rempedaal herhaaldelijk wordt
ingetrapt. Dit duidt niet op een
storing in een van deze systemen.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
210
• Het systeem oordeelt op basis van de
deceleratie van de auto dat het om
een noodstop gaat.
Automatisch uitschakelen van
noodstopsignaal
Het noodstopsignaal wordt in de
volgende situaties uitgeschakeld:
• De alarmknipperlichten worden
ingeschakeld
• Het systeem oordeelt op basis van de
deceleratie van de auto dat het niet
om een noodstop gaat
WAARSCHUWING!
Het ABS werkt niet effectief als
• De maximale grip van de banden
overschreden wordt (bijvoorbeeld
versleten banden op een weg die
bedekt is met sneeuw).
• Er sprake is van aquaplaning bij hoge
snelheid op een nat of glad wegdek.
De remweg met ABS in werking kan
langer zijn dan onder normale
omstandigheden
Het ABS is niet ontworpen om de
remweg van de auto te verkorten. Houd
altijd voldoende afstand tot uw
voorligger, met name in de volgende
gevallen:
• Als wordt gereden op wegen met
grind, zand en dergelijke, of op
besneeuwde wegen
• Als wordt gereden met
sneeuwkettingen
• Bij het rijden over oneffenheden in
het wegdek
• Als wordt gereden over wegen met
diepe gaten of andere grote
oneffenheden
De TRC/VSC werkt mogelijk niet
effectief als
Het insturen van de juiste richting en
het overbrengen van de aandrijfkracht
kunnen op een gladde weg niet onder
alle omstandigheden gerealiseerd
worden, zelfs niet als het
WAARSCHUWING!(Vervolg)
TRC/VSC-systeem in werking is. Rijd
voorzichtig met de auto onder
omstandigheden waarbij de stabiliteit
en de aandrijfkracht verloren kunnen
gaan.
Hill Start Assist Control werkt niet
effectief als
• Vertrouw niet uitsluitend op de Hill
Start Assist Control. De Hill Start
Assist Control werkt mogelijk niet
effectief op steile hellingen en op
met ijs bedekte wegen.
• In tegenstelling tot de parkeerrem is
de Hill Start Assist Control niet
bedoeld om de auto gedurende
langere tijd op zijn plaats te houden.
Gebruik de Hill Start Assist Control
niet om de auto op een helling op zijn
plaats te houden omdat dat kan
leiden tot een ongeval.
Als TRC/ABS/VSC is geactiveerd
Het controlelampje Traction Control
knippert. Rijd altijd voorzichtig.
Roekeloos rijgedrag kan leiden tot
ongevallen. Wees bijzonder voorzichtig
als het controlelampje knippert.
Als TRC/VSC is uitgeschakeld
Wees zeer voorzichtig en pas uw
snelheid aan de conditie van het
wegdek aan. Schakel de TRC en de VSC
alleen in geval van nood uit, aangezien
deze systemen zorgdragen voor de
voertuigstabiliteit en het
aandrijfvermogen.
Secondary Collision Brake
Vertrouw niet uitsluitend en alleen op
de Secondary Collision Brake. Dit
systeem is ontworpen om te helpen de
kans op verdere schade ten gevolge
van een tweede aanrijding te
verkleinen, maar het effect is
afhankelijk van diverse
omstandigheden. Te veel vertrouwen
op het systeem kan dodelijk of ernstig
letsel tot gevolg hebben.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
212
6. Verwijder het interieurfilter uit de
filterhouder en vervang het.
Plaats het filter en de filterhouder
met de aanduiding↑UP naar boven
gericht.
Controle-interval
Controleer en vervang het interieurfilter
volgens het onderhoudsschema. In
gebieden met veel stof of met veel
verkeer moet vervanging vaker
plaatsvinden. (Zie het onderhoudsboekje
of het garantieboekje voor het
onderhoudsschema.)
Als er te weinig lucht uit de
ventilatieroosters stroomt
Het filter kan verstopt zitten. Controleer
het filter en vervang het indien nodig.
Interieurfilter met
luchtreinigingsfunctie
Als er geurstoffen in uw auto zijn
geplaatst, kan de luchtreinigingsfunctie
in korte tijd aanzienlijk achteruit gaan.
Als er constant een airconditioninglucht
te ruiken is, moet het interieurfilter
worden vervangen.
OPMERKING
Bij het gebruik van de airconditioning
Controleer of het interieurfilter
aanwezig is. Als de airconditioning
zonder filter gebruikt wordt, kan het
systeem beschadigd raken.
OPMERKING(Vervolg)
Voorkomen van schade aan de
afdekkap van het filter
Oefen bij het bewegen van de afdekkap
van het filter in de richting van de pijl
om de bevestiging los te nemen, geen
overmatige kracht uit op de klauwen.
Anders kunnen de klauwen beschadigd
raken.
6.3.10 Schoonmaken van de
ventilatieopening en het filter
van het batterijpakket
(tractiebatterij)
Controleer, om een hoger
brandstofverbruik te voorkomen, de
ventilatieopening van het batterijpakket
(tractiebatterij) periodiek op
verontreinigingen. Als “Maintenance
Required for Traction Battery Cooling
Parts See Owner's Manual” (Onderhoud
vereist voor koelonderdelen
tractiebatterij, zie handleiding)
wordt weergegeven op het
multi-informatiedisplay, moet de
ventilatieopening worden gereinigd
volgens onderstaande procedure:
6.3 Zelf uit te voeren onderhoud
310
Schoonmaken van de ventilatieopening
• Stof in de ventilatieopening kan de
koeling van het batterijpakket
(tractiebatterij) beïnvloeden. Als het
laden/ontladen van het batterijpakket
(tractiebatterij) beperkt wordt, kan de
afstand waarover gereden kan worden
op de elektromotor (tractiemotor)
kleiner worden en kan het
brandstofverbruik toenemen.
Controleer en reinig de
ventilatieopening regelmatig.
• Onjuist omgaan met de kap en het
filter van de ventilatieopening kan
schade eraan tot gevolg hebben.
Indien u twijfels hebt over het
schoonmaken van het filter, neem dan
contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Als “Maintenance Required for
Traction Battery Cooling Parts See
Owner's Manual” (Onderhoud vereist
voor koelonderdelen tractiebatterij,
zie handleiding) wordt weergegeven
op het multi-informatiedisplay
• Verwijder de afdekkap van de
ventilatieopeningen en reinig het
filter als deze waarschuwingsmelding
wordt weergegeven op het
multi-informatiedisplay. (→Blz. 311)
• Start na het reinigen van de
ventilatieopening het hybridesysteem
en controleer of de
waarschuwingsmelding niet langer
wordt weergegeven. Het kan tot
20 minuten rijden met de auto na het
starten van het hybridesysteem duren
voordat de waarschuwingsmelding
uitgaat. Laat de auto nakijken door
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige wanneer de
waarschuwingsmelding na ongeveer
20 minuten rijden niet verdwijnt.WAARSCHUWING!
Bij het schoonmaken van de
ventilatieopening
• Maak de ventilatieopening niet
schoon met water of andere
vloeistoffen. Als er water op het
batterijpakket (tractiebatterij) of
andere componenten terechtkomt,
kan dit leiden tot een storing of
brand.
• Zet het contact UIT om het
hybridesysteem uit te schakelen
alvorens de ventilatieopening
schoon te maken.
Bij het verwijderen van de afdekkap
van de ventilatieopening
Raak de servicestekker die zich in de
buurt van de ventilatieopening bevindt
niet aan. (→Blz. 68)
OPMERKING
Bij het schoonmaken van de
ventilatieopening
Gebruik bij het reinigen van de
ventilatieopening alleen een stofzuiger
voor het verwijderen van
verontreinigingen. Als er perslucht
wordt gebruikt om de verontreinigingen
te verwijderen, kunnen deze in de
ventilatieopening geblazen worden,
waardoor de prestaties van het
batterijpakket (tractiebatterij) in
negatieve zin beïnvloed kunnen worden
en er een storing kan ontstaan.
6.3 Zelf uit te voeren onderhoud
313
6
Onderhoud en verzorging
Waarschuwings-
lampjeWaarschuwingslampje/details/handelingen
(indien aanwezig)
(Knippert)Controlelampje RCD OFF
*1
Wanneer er een zoemer klinkt: Geeft aan dat er een storing aanwe-
zig is in de RCD-functie (Rear Camera Detection)
Laat de auto onmiddellijk nakijken door een erkende Toyota-
dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren ge-
kwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Wanneer er geen zoemer klinkt: Geeft aan dat de functie tijdelijk
niet kan worden gebruikt doordat de camera vuil is, enz.
Verwijder het vuil, enz.
Controlelampje Traction Control
Geeft aan dat er een storing is in:
■De VSC (Vehicle Stability Control);
■De TRC (Traction Control);
■Het ABS; of
■De Hill Start Assist Control
Het lampje gaat knipperen wanneer het ABS, VSC- of TRC-systeem
in werking is.
Laat de auto onmiddellijk nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Waarschuwingslampje laag brandstofniveau
Geeft aan dat de resterende hoeveelheid brandstof ongeveer
6,7 liter of minder is
Vul de brandstoftank.
Controlelampje (waarschuwingszoemer) bestuurders- en voor-
passagiersgordel*3
Waarschuwt de bestuurder en/of voorpassagier dat de veiligheids-
gordel vastgemaakt dient te worden.
Doe de veiligheidsgordel om.
Als er iemand op de voorpassagiersstoel zit, moet ook de veilig-
heidsgordel voor de voorpassagier worden vastgemaakt, zodat
het waarschuwingslampje (de waarschuwingszoemer) uitgaat.
Controlelampje (waarschuwingszoemer) achterpassagiersgor-
del*4
Waarschuwt de achterpassagiers om de veiligheidsgordel om te
doen.
Doe de veiligheidsgordel om.
Centraal waarschuwingslampje
Een zoemer klinkt en het waarschuwingslampje gaat branden en
knippert om aan te geven dat het centrale waarschuwingssysteem
een storing heeft gesignaleerd.
Blz. 338
Waarschuwingslampje lage bandenspanning
Geeft het volgende aan:
■Lage bandenspanning als gevolg van lekke band;
■Lage bandenspanning als gevolg van natuurlijke oorzaak of
■Storing in bandenspanningswaarschuwingssysteem
Breng de auto zo snel mogelijk op een veilige plaats tot stilstand.
Oplossing (→blz. 335)
*1: Dit lampje brandt op het multi-informatiedisplay.
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
334