Page 33 of 514

WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Laat een kind niet op de
voorpassagiersstoel staan of bij een
voorpassagier op schoot zitten.
• Sta niet toe dat voorpassagiers
voorwerpen op hun knieën
vasthouden.
• Leun niet tegen het portier, de
dakzijrail en de voor-, midden- en
achterstijl.
• Laat niemand knielen op de
passagiersstoel in de richting van
het portier of hoofd en handen
buiten de auto steken.
WAARSCHUWING!
Voorzorgsmaatregelen airbags
• Bevestig niets aan en laat niets
rusten tegen componenten als het
dashboard, het stuurwielkussen of
het onderste deel van het
dashboard. Dergelijke voorwerpen
kunnen als een projectiel worden
gelanceerd als de bestuurdersairbag,
de voorpassagiersairbag en de
knie-airbag worden geactiveerd.
• Bevestig niets aan het portier, de
voorruit, de zijruiten, de voor- en
achterstijl, de dakzijrail en de
handgreep. (Behalve het label voor
de snelheidsbeperking→blz. 347)
• Hang geen kleerhangers of andere
harde voorwerpen aan de
kledinghaakjes. Al deze voorwerpen
kunnen projectielen worden en
dodelijk of ernstig letsel
veroorzaken als de curtain airbags
worden geactiveerd.
1 .1 Voor een veilig gebruik
31
1
Veiligheid en beveiliging
Page 34 of 514

WAARSCHUWING!
Voorzorgsmaatregelen airbags
• Zorg ervoor dat het gedeelte waar de
knie-airbag wordt geactiveerd niet
door iets wordt afgedekt.
• Gebruik geen accessoires op de
stoelen die het gedeelte van de stoel
waarin de side airbags aanwezig zijn
afdekken omdat dat een negatieve
invloed kan hebben op een juiste
werking van de side airbags.
Dergelijke accessoires kunnen tot
resultaat hebben dat de side airbags
niet op de juiste wijze geactiveerd
worden, helemaal niet geactiveerd
worden of per ongeluk geactiveerd
worden, waardoor dodelijk of ernstig
letsel kan ontstaan.
• Oefen geen overmatige kracht uit op
delen waarin onderdelen van het
airbagsysteem aanwezig zijn of op
de voorportieren. Als dat wel
gebeurt, kunnen er storingen aan de
airbags ontstaan.
• Raak onderdelen van het
airbagsysteem niet aan direct nadat
de airbags geactiveerd zijn, omdat
deze heet kunnen zijn.
• Als u na het activeren van de airbags
moeilijkheden met de ademhaling
ondervindt, open dan een portier of
ruit om frisse lucht binnen te laten of
verlaat de auto als u dat op een
veilige manier kunt doen. Als er
poederdeeltjes op uw huid zijn
terechtgekomen, was deze er dan zo
snel mogelijk af om huidirritatie te
voorkomen.
• Als de delen van de auto waarin
airbags ondergebracht zijn, zoals het
stuurwielkussen en de bekleding van
de voor- en achterstijlen,
beschadigd of gescheurd zijn, laat
deze dan vervangen door een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
WAARSCHUWING!
Wijzigingen aan en afvoeren van
onderdelen van het airbagsysteem
Voer uw auto niet af en voer geen van
onderstaande veranderingen uit
zonder eerst een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige te raadplegen. De airbags
kunnen defect raken of per ongeluk
worden geactiveerd, wat dodelijk of
ernstig letsel tot gevolg kan hebben.
• Plaatsen, verwijderen, demonteren
en repareren van de airbags
• Reparatie, aanpassing, verwijdering
of vervanging van stuurwiel,
instrumentenpaneel, dashboard,
stoelen of stoelbekleding, voor-,
midden- en achterstijlen, dakzijrails,
voorportierpanelen,
voorportierbekleding of luidsprekers
in de voorportieren
• Aanpassing van het
voorportierpaneel (bijvoorbeeld een
gat erin maken)
• Reparaties of wijzigingen aan het
voorspatbord, de voorbumper of de
zijkant van het
passagierscompartiment
• Plaatsen van een bullbar,
sneeuwploeg of lier
• Wijzigingen aan de wielophanging
van de auto
• Plaatsen van elektronische
apparatuur als een mobiele
tweewegradio (zend-/
ontvanginstallatie) of CD-speler
Als de SRS-airbags worden geactiveerd
• U kunt lichte schaafplekken,
brandwonden, kneuzingen, e.d.
oplopen als gevolg van de zeer hoge
snelheid waarmee de airbags worden
geactiveerd door hete gassen.
• Er is een luide knal hoorbaar en er
komt wit poeder vrij.
1 .1 Voor een veilig gebruik
32
Page 35 of 514

• Gedurende enkele minuten na het
activeren van de airbags kunnen de
onderdelen van de airbagmodule
(stuurwielnaaf, afdekkap airbag en
ontstekingsmechanisme) evenals de
voorstoelen, delen van de voor- en
achterstijlen en de daklijstbekleding
nog heet zijn. De airbag zelf kan ook
heet zijn.
• De voorruit kan barsten.
• Het hybridesysteem wordt uitgezet en
de brandstoftoevoer naar de motor
wordt gestopt. (→Blz. 67)
• Alle portieren worden ontgrendeld.
(→Blz. 108)
• Het remsysteem en de remlichten
worden automatisch aangestuurd.
(→Blz. 209)
• De interieurverlichting gaat
automatisch branden. (→Blz. 262)
• De alarmknipperlichten worden
automatisch ingeschakeld.
(→Blz. 326)
• Auto's met eCall: Als een van de
volgende situaties zich voordoet,
verstuurt het systeem automatisch
een noodoproep
*naar het
eCall-controlecentrum. De locatie van
de auto wordt doorgegeven (zonder
dat de toets SOS hoeft te worden
ingedrukt) en een medewerker zal
proberen om met de inzittenden te
praten om de ernst van de situatie
vast te stellen en te bepalen of hulp
nodig is. Als de inzittenden niet in
staat zijn om te communiceren,
behandelt de medewerker de oproep
automatisch als een noodgeval en
schakelt hij of zij de noodzakelijke
hulpdiensten in. (→Blz. 54)
– Een airbag is geactiveerd.
– Een gordelspanner is geactiveerd.
– De auto is betrokken bij een
ernstige aanrijding van achteren.
*: In sommige gevallen kan er geen
oproep worden verzonden. (→Blz. 56)Voorwaarden voor activering van de
airbags (airbags voor)
• De airbags voor worden geactiveerd
als een bepaalde drempelwaarde
wordt overschreden (vergelijkbaar
met een frontale aanrijding met een
snelheid van ongeveer 20 - 30 km/h
tegen een muur die niet kan bewegen
of vervormen).
Deze drempelsnelheid kan in de
volgende situaties echter veel hoger
liggen:
– Wanneer de auto iets raakt dat kan
bewegen en/of vervormen, zoals
een geparkeerde auto of
lantaarnpaal
– Wanneer de auto betrokken raakt bij
een ongeval waarbij de neus van de
auto onder een vrachtwagen
terechtkomt
• Afhankelijk van het type aanrijding
worden mogelijk alleen de
gordelspanners geactiveerd.
Voorwaarden voor activering van de
SRS-airbags (SRS side airbags en
curtain airbags)
• De side airbags en curtain airbags
worden geactiveerd als een bepaalde
drempelwaarde wordt overschreden
(vergelijkbaar met ter plaatse van het
passagierscompartiment aangereden
worden met een snelheid van
ongeveer 20 - 30 km/h door een
ongeveer 1.500 kg wegend voertuig,
komend vanuit een richting die haaks
staat op de positie van de auto).
• Beide curtain airbags worden mogelijk
ook geactiveerd bij een zware frontale
aanrijding.
1 .1 Voor een veilig gebruik
33
1
Veiligheid en beveiliging
Page 36 of 514

Omstandigheden waarbij de airbags
geactiveerd kunnen worden, anders
dan bij een aanrijding
De airbags voor en de curtain airbags
kunnen ook geactiveerd worden bij
zware stoten tegen de onderkant van de
auto. Zie de afbeelding voor een aantal
voorbeelden.
• Raken van een stoeprand of een ander
hard voorwerp
• In of over een diepe kuil rijden
• Hard neerkomen
Soorten aanrijdingen waarbij de
airbags soms niet geactiveerd worden
(airbags voor)
De airbags voor worden over het
algemeen niet geactiveerd bij
aanrijdingen van opzij of van achteren,
als de auto over de kop slaat of bij een
frontale aanrijding op lage snelheid.
Maar wanneer een aanrijding voldoende
voorwaartse deceleratie veroorzaakt,
worden de airbags voor mogelijk
geactiveerd.
• Aanrijding van opzij• Aanrijding van achteren
• Over de kop slaan
Soorten aanrijdingen waarbij de side
airbags en de curtain airbags mogelijk
niet worden geactiveerd
De side airbags en curtain airbags
treden mogelijk niet in werking bij
aanrijdingen van opzij onder een
bepaalde hoek of bij aanrijdingen van
opzij waarbij het
passagierscompartiment niet wordt
geraakt.
• Aanrijding van opzij waarbij het
passagierscompartiment niet wordt
geraakt
• Aanrijding van opzij onder een hoek
De side airbags treden over het
algemeen niet in werking bij
aanrijdingen van voren of van achteren,
als de auto over de kop slaat of bij een
aanrijding van opzij op lage snelheid.
• Aanrijding van voren
• Aanrijding van achteren
• Over de kop slaan
1 .1 Voor een veilig gebruik
34
Page 37 of 514

De curtain airbags treden over het
algemeen niet in werking bij
aanrijdingen van achteren, als de auto
over de kop slaat of bij een aanrijding
van opzij of bij een frontale aanrijding op
lage snelheid.
• Aanrijding van achteren
• Over de kop slaan
Wanneer moet u contact opnemen met
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige
In de volgende gevallen zal controle
en/of reparatie van de auto nodig zijn.
Neem zo snel mogelijk contact op met
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
• Nadat een of meer airbags zijn
geactiveerd.
• De voorzijde van de auto is
beschadigd of vervormd of de auto
was betrokken bij een ongeval dat nietvan zodanige aard was dat de airbags
vóór werden geactiveerd.
• Bij beschadiging of vervorming van
een gedeelte van een portier of het
omliggende gebied, wanneer er een
gat in is gemaakt of bij een ongeval
dat niet van zodanige aard was dat de
side airbags en curtain airbags werden
geactiveerd.
• Bij krassen, scheuren of andere
beschadigingen aan het
stuurwielkussen of het dashboard bij
de voorpassagiersairbag of het
onderste gedeelte van het
instrumentenpaneel.
1 .1 Voor een veilig gebruik
35
1
Veiligheid en beveiliging
Page 38 of 514
• Bij krassen, scheuren of andere
beschadigingen aan de zijkant van de
leuning van een voorstoel met een
side airbag.
• Bij krassen, scheuren of andere
beschadigingen in het deel van de
voor- en achterstijl en de
daklijstbekleding met de curtain
airbags.
1.1.5 Aan/uit-schakelaar airbag*
*: Indien aanwezig
Met dit systeem kan de
voorpassagiersairbag worden
uitgeschakeld.
Schakel deze airbag alleen uit als er een
baby- of kinderzitje op de
voorpassagiersstoel gebruikt wordt.
1Controlelampje PASSENGER AIRBAG
Het controlelampje ON gaat branden
als het airbagsysteem is ingeschakeld
en gaat na ongeveer 60 seconden uit
(alleen als het contact AAN staat).
2Aan/uit-schakelaar airbag
Airbags voor voorpassagier
uitschakelen
1. Druk de knop in.
1 .1 Voor een veilig gebruik
36
Page 39 of 514

2. Steek de mechanische sleutel in de
slotcilinder en zet de slotcilinder in
stand OFF.
Het controlelampje OFF gaat branden
(alleen als het contact AAN staat).
Informatie over controlelampje
PASSENGER AIRBAG
Als een van de onderstaande problemen
optreedt, is er mogelijk een storing in het
systeem aanwezig. Laat de auto nakijken
door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
• Het controlelampje OFF gaat niet
branden als de aan/uit-schakelaar van
de airbag in stand OFF wordt gezet.
• Het controlelampje reageert niet
wanneer de aan/uit-schakelaar van de
airbag van ON naar OFF wordt gezet.
WAARSCHUWING!
Als er een baby- of kinderzitje wordt
geplaatst
Plaats vanwege veiligheidsredenen het
baby- of kinderzitje altijd op een
achterstoel. Als de achterstoel niet kan
worden gebruikt, mag de voorstoel
worden gebruikt zo lang de
aan/uit-schakelaar van de airbag in
stand OFF wordt gezet.
Als de airbag niet handmatig is
uitgeschakeld, kan de kracht die met
het activeren (opblazen) van de airbag
gepaard gaat, dodelijk of ernstig letsel
veroorzaken.
Als er geen baby- of kinderzitje op de
voorpassagiersstoel is geplaatst
Controleer of de aan/uit-schakelaar
van de airbag in stand ON staat.
Als de schakelaar in stand OFF staat, zal
de airbag bij een ongeval niet worden
geactiveerd, wat dodelijk of ernstig
letsel tot gevolg kan hebben.
1.1.6 Belangrijke
voorzorgsmaatregelen in verband
met uitlaatgassen
Uitlaatgassen bevatten stoffen die
schadelijk zijn bij inademing.
WAARSCHUWING!
Uitlaatgassen bevatten het schadelijke
koolmonoxide (CO). Dit is een kleurloos
en reukloos gas. Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht.
Als u deze voorzorgsmaatregelen niet
in acht neemt, kunnen er uitlaatgassen
in de auto terechtkomen waardoor de
bestuurder duizelig kan worden en een
ongeval kan veroorzaken, of wat kan
leiden tot de dood of zeer schadelijk
kan zijn voor de gezondheid.
Belangrijke punten tijdens het rijden
• Houd de achterklep gesloten.
• Als u uitlaatgassen ruikt in de auto,
zelfs als de achterklep gesloten is,
moet u de ruiten openzetten en de
auto zo snel mogelijk laten nakijken
door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
Tijdens het parkeren
• Als de auto zich in een slecht
geventileerde omgeving of een
afgesloten ruimte bevindt, zoals een
garage, moet u het hybridesysteem
uitschakelen.
• Laat bij stilstaande auto het
hybridesysteem niet langdurig
ingeschakeld. Als dat niet anders
kan, parkeer de auto dan op een open
plek en zorg ervoor dat er geen
uitlaatgassen in het interieur terecht
kunnen komen.
1 .1 Voor een veilig gebruik
37
1
Veiligheid en beveiliging
Page 40 of 514

WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Laat het hybridesysteem niet draaien
op een plaats waar sneeuw de afvoer
van de uitlaatgassen zou kunnen
hinderen. Als zich sneeuw rond de
auto ophoopt terwijl het
hybridesysteem draait, kunnen
uitlaatgassen zich verzamelen en in
de auto terechtkomen.
Uitlaatpijp
Het uitlaatsysteem dient regelmatig te
worden gecontroleerd. Laat uw auto
nakijken en repareren door een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige bij gaten of
scheuren als gevolg van corrosie of
beschadigingen aan
verbindingsstukken, of bij een
abnormaal geluid aan het
uitlaatsysteem.
1.2 Veiligheidsvoorzieningen
voor kinderen
1.2.1 Rijden met kinderen in de
auto
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen
in acht als er kinderen in de auto
aanwezig zijn.
Gebruik een passend baby- of kinderzitje
tot het kind groot genoeg is om de
veiligheidsgordel van de auto op de juiste
wijze te dragen.
• U wordt aangeraden om kinderen op
de achterstoelen te vervoeren om te
voorkomen dat ze per ongeluk tegen
onderdelen aankomen, zoals de
selectiehendel en de
ruitenwisserschakelaar.
• Gebruik het kinderslot van het
achterportier of de
blokkeerschakelaar van de
ruitbediening om te voorkomen datkinderen het portier openen tijdens
het rijden of per ongeluk de elektrisch
bedienbare ruit bedienen.
• Laat kleine kinderen geen onderdelen
bedienen waarbij lichaamsdelen vast
kunnen komen te zitten of bekneld
kunnen raken, zoals de elektrisch
bedienbare ruiten, de motorkap, de
achterklep en de stoelen.
WAARSCHUWING!
Laat kinderen nooit alleen in de auto
achter en laat ze nooit met de sleutel
spelen.
Kinderen zouden de auto kunnen
starten of de neutraalstand kunnen
inschakelen. Daarnaast kunnen
kinderen zich bezeren als ze met de
ruiten of andere systemen in de auto
spelen. Verder kan de temperatuur in
de auto zo hoog oplopen of zo ver dalen
dat dat kinderen fataal kan worden.
1.2.2 Baby- en kinderzitjes
Voordat u een baby- of kinderzitje
in de auto plaatst, zijn er
voorzorgsmaatregelen die u in acht moet
nemen, verschillende soorten baby- en
kinderzitjes en verschillende
plaatsingsmethoden, enz. Deze staan
beschreven in deze handleiding.
• Gebruik een baby- of kinderzitje
wanneer er een klein kind in de auto
meerijdt dat nog niet op de juiste
wijze gebruik kan maken van een
veiligheidsgordel. Plaats voor de
veiligheid van het kind het baby- of
kinderzitje op een achterstoel. Zorg
ervoor dat u de plaatsingsmethode
opvolgt die in de handleiding van het
baby- of kinderzitje staat.
• Wij raden het gebruik van een
origineel baby- of kinderzitje van
Toyota aan, aangezien deze in het
gebruik veiliger is in deze auto. De
originele baby- of kinderzitjes van
Toyota zijn speciaal gemaakt voor
auto's van Toyota. U kunt ze kopen bij
een Toyota-dealer.
1 .1 Voor een veilig gebruik
38