Page 209 of 514
• Motorfietsen die op dezelfde rijstrook
rijden
• Als door omringend verkeer
opgeworpen water of sneeuw de
signalering door de sensor hindert
• Als de achterzijde van de auto ver
ingezakt is (omdat er zware lading in
de bagageruimte vervoerd wordt,
enz.)
• De voorligger heeft een extreem grote
bodemvrijheidOmstandigheden waaronder de
afstandsregelmodus mogelijk niet
goed werkt
Bedien indien nodig in onderstaande
gevallen het rempedaal (of, afhankelijk
van de situatie, het gaspedaal).
Doordat de sensor voorliggers mogelijk
niet op de juiste manier signaleert, werkt
het systeem mogelijk niet goed.
• Als de weg erg bochtig is of de
rijstroken erg smal zijn
• Als u veelvuldig stuurcorrecties moet
uitvoeren of frequent van rijstrook
wisselt
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
207
4
Rijden
Page 210 of 514

• Als uw voorligger plotseling
decelereert
• Als u op een weg rijdt die wordt
omgeven door een constructie, zoals
in een tunnel of op een ijzeren brug
• Als de rijsnelheid afneemt tot de
ingestelde snelheid na acceleratie van
de auto door intrappen van het
gaspedaal.
Situaties waarin de functie voor
verlaging van de bochtensnelheid
mogelijk niet goed werkt
In situaties zoals de onderstaande, werkt
de functie voor verlaging van de
bochtensnelheid mogelijk niet goed:
• Wanneer met de auto in een bocht op
een helling wordt gereden
• Wanneer de koers van de auto afwijkt
van de vorm van de bocht
• Wanneer de rijsnelheid bij het ingaan
van de bocht zeer hoog is
• Wanneer het stuurwiel plotseling
wordt bediend
4.5.6 GPF-systeem
(benzineroetfilter)*
*: Indien aanwezig
Het benzineroetfiltersysteem verzamelt
met behulp van een uitlaatgasfilter
roetdeeltjes in de uitlaatgassen.
Het systeem werkt om het filter
automatisch te regenereren, afhankelijk
van de voertuigcondities.
Als “Exhaust Filter Full See Owner’s
Manual” (Uitlaatgasfiltersysteem vol,
zie handleiding) op het multi-
informatiedisplay wordt weergegeven
• Deze melding wordt mogelijk
weergegeven wanneer de auto tijdens
het rijden zwaar wordt belast terwijl
roetdeeltjes zich ophopen.• Het vermogen van het
hybridesysteem (motortoerental)
wordt beperkt bij een bepaalde
hoeveelheid roetdeeltjes. Er kan
echter nog met de auto worden
gereden, tenzij het
motorcontrolelampje gaat branden.
• Roetdeeltjes hopen zich sneller op
wanneer er regelmatig korte ritten
worden gereden met de auto,
wanneer er met lage snelheden wordt
gereden of als het hybridesysteem
regelmatig wordt gestart in een
extreem koude omgeving. Overmatige
ophoping van roetdeeltjes kan
worden voorkomen door periodiek
lange afstanden te rijden waarbij het
gaspedaal af en toe wordt losgelaten,
zoals bij het rijden op autowegen en
snelwegen.
Als het motorcontrolelampje gaat
branden of “Engine Maintenance
Required. Visit Your Dealer.” (Motor
moet worden onderhouden, ga naar
uw dealer) wordt weergegeven op het
multi-informatiedisplay
De hoeveelheid opgehoopte
roetdeeltjes heeft een bepaald niveau
overschreden. Laat de auto onmiddellijk
nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
OPMERKING
Voorkomen dat het
benzineroetfiltersysteem niet goed
werkt
• Gebruik geen andere brandstof dan
het voorgeschreven type brandstof
• Breng geen wijzigingen aan de
uitlaatpijp aan
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
208
Page 211 of 514

4.5.7 Ondersteunende systemen
Om de veiligheid en de prestaties tijdens
het rijden te verbeteren is uw auto
uitgerust met de volgende systemen die
automatisch in werking treden als de
omstandigheden daar om vragen. Houd
er echter rekening mee dat dit
aanvullende systemen zijn en vertrouw
niet in al te sterke mate op deze systemen
als u de auto bedient.
ECB (elektronisch geregeld
remsysteem)
Het elektronisch geregelde remsysteem
genereert remkracht overeenkomstig de
bediening van de remmen.
ABS (antiblokkeersysteem)
Helpt het blokkeren van de wielen te
voorkomen bij plotseling remmen of
remmen op een glad wegdek
Brake Assist
Zorgt voor een grotere remkracht nadat
het rempedaal is ingetrapt als het
systeem oordeelt dat er sprake is van een
noodstop
VSC (Vehicle Stability Control)
Helpt de bestuurder de auto onder
controle te houden bij uitwijkmanoeuvres
en het nemen van bochten op een glad
wegdek.
VSC+ (Vehicle Stability Control+)
Coördineert de werking van ABS-, TRC-,
VSC- en EPS-systemen.
Zorgt ervoor dat de voertuigstabiliteit
behouden blijft bij uitwijkmanoeuvres op
een glad wegdek door de
stuurcommando's aan te passen.
Secondary Collision Brake
Als de airbagsensor een aanrijding
signaleert en het systeem in werking is,
worden de remmen en remlichten
automatisch geregeld om de rijsnelheid
te verlagen en te helpen de kans op
verdere schade ten gevolge van een
tweede aanrijding te verkleinen.TRC (Traction Control)
Zorgt ervoor dat de aandrijfkracht
behouden blijft en voorkomt dat de
aandrijvende wielen gaan doorslippen bij
het wegrijden met de auto of bij het
accelereren op gladde wegen
Hill Start Assist Control
Helpt te voorkomen dat de auto achteruit
rolt bij helling op wegrijden
EPS (elektrische stuurbekrachtiging)
Maakt gebruik van een elektromotor om
de benodigde kracht voor het
ronddraaien van het stuurwiel te
verminderen
Noodstopsignaal
Als het rempedaal plotseling wordt
ingetrapt, gaan de alarmknipperlichten
automatisch knipperen om het
achteropkomende verkeer te
waarschuwen.
BSM (Blind Spot Monitor) (indien
aanwezig)
→Blz. 213
Als het TRC-/VSC-/ABS-systeem in
werking is
Het controlelampje Traction Control
knippert wanneer het TRC/VSC/ABS-
systeem in werking is.
Uitschakelen van het TRC-systeem
Als u met uw auto vast komt te zitten in
modder of sneeuw, kan het TRC-systeem
het aandrijfvermogen van het
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
209
4
Rijden
Page 212 of 514

hybridesysteem naar de wielen beperken.
Alsuopdrukt om het systeem uit te
schakelen, kunt u de auto waarschijnlijk
gemakkelijker los krijgen door te
‘schommelen’.
Schakel het TRC-systeem uit door
snel in te drukken en weer los te laten.
“Traction Control Turned OFF” (Traction
Control uitgeschakeld) wordt op het
multi-informatiedisplay weergegeven.
Druk nogmaals op
om het systeem
weer in te schakelen.
Zowel TRC als VSC uitschakelen
Houd
meer dan 3 seconden ingedrukt
terwijl de auto stilstaat om de TRC en VSC
uit te schakelen.
Het controlelampje VSC OFF gaat
branden en “Traction Control Turned
OFF” (Traction Control uitgeschakeld)
wordt op het multi-informatiedisplay
weergegeven
*.
Druk nogmaals op
om de systemen
weer in te schakelen.
*: Het PCS (Pre-Crash Safety-systeem)
wordt ook uitgeschakeld (alleen
Pre-Crash-waarschuwing is beschikbaar).
Het waarschuwingslampje PCS gaat
branden en de melding wordt op het
multi-informatiedisplay weergegeven.
(→Blz. 182)Wanneer de melding dat de TRC is
uitgeschakeld wordt weergegeven op
het multi-informatiedisplay, zelfs al is
niet ingedrukt
TRC is tijdelijk uitgeschakeld. Als de
melding niet verdwijnt neem dan contact
op met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Voorwaarden voor werking Hill Start
Assist Control
Als aan de volgende vier voorwaarden
wordt voldaan, werkt de Hill Start Assist
Control:
• De selectiehendel staat in een andere
stand dan P of N (bij het
vooruit/achteruit bergop wegrijden)
• De auto staat stil
• Het gaspedaal wordt niet ingetrapt
• De parkeerrem is niet geactiveerd
Automatisch uitschakelen van Hill
Start Assist Control
De Hill Start Assist Control wordt in de
volgende situaties uitgeschakeld:
• De selectiehendel staat in stand P of N
• Het gaspedaal wordt ingetrapt
• De parkeerrem wordt geactiveerd
• Er zijn maximaal 2 seconden
verstreken nadat het rempedaal is
losgelaten.
Bijgeluiden en trillingen die
veroorzaakt worden door de ABS-,
Brake Assist-, VSC-, TRC- en Hill Start
Assist Control-systemen
• Het is mogelijk dat u tijdens het
starten van het hybridesysteem of bij
het wegrijden een geluid in de
motorruimte hoort wanneer het
rempedaal herhaaldelijk wordt
ingetrapt. Dit duidt niet op een
storing in een van deze systemen.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
210
Page 213 of 514

• De volgende verschijnselen kunnen
zich voordoen als bovenstaande
systemen in werking zijn. Geen van
deze verschijnselen duidt op een
storing.
– Er kunnen trillingen gevoeld
worden in de carrosserie en de
stuurinrichting.
– Nadat de auto tot stilstand is
gekomen, kan het geluid van een
elektromotor hoorbaar zijn.
Werkingsgeluiden ECB
In de volgende gevallen zijn mogelijk
werkingsgeluiden van de ECB te horen.
Dit duidt echter niet op een storing.
• Werkingsgeluiden vanuit de
motorruimte die zich voordoen
wanneer het rempedaal wordt
bediend.
• Wanneer het bestuurdersportier
wordt geopend, kan aan de voorzijde
van de auto een geluid hoorbaar zijn
dat afkomstig is van het remsysteem.
• Werkingsgeluiden vanuit de
motorruimte die zich voordoen
wanneer nadat na het uitschakelen
van het hybridesysteem een of twee
minuten zijn verstreken.
Geluid EPS
Wanneer het stuurwiel bediend wordt,
kan het geluid van een elektromotor
(zoemend geluid) hoorbaar zijn. Dit is
normaal en duidt niet op een storing.
Automatisch opnieuw inschakelen van
de TRC- en VSC-systemen
Als de TRC- en VSC-systemen zijn
uitgeschakeld, worden deze automatisch
opnieuw ingeschakeld in de volgende
situaties:
• Als het contact UIT wordt gezet
• Als alleen het TRC-systeem is
uitgeschakeld, wordt de TRC weer
ingeschakeld zodra de rijsnelheid
toeneemt. Als zowel het TRC- als het
VSC-systeem is uitgeschakeld, wordendeze niet automatisch weer
ingeschakeld als de rijsnelheid
toeneemt
Werkingsvoorwaarden Secondary
Collision Brake
Het systeem werkt als de airbagsensor
een aanrijding signaleert terwijl de auto
in beweging is.
Het systeem werkt echter niet onder de
volgende omstandigheden.
• De rijsnelheid is lager dan 10 km/h.
• Er zijn componenten beschadigd
Automatisch uitschakelen Secondary
Collision Brake
De Secondary Collision Brake wordt in
de volgende situaties automatisch
uitgeschakeld:
• De rijsnelheid wordt lager dan
ongeveer 10 km/h
• Er verstrijkt een bepaalde tijd tijdens
de werking
• Het gaspedaal wordt flink ingetrapt.
Gereduceerde bekrachtiging door het
EPS-systeem
De mate van bekrachtiging door het
EPS-systeem wordt gereduceerd om het
systeem tegen oververhitting te
beschermen als er gedurende langere
tijd veel stuurbewegingen worden
uitgevoerd. Hierdoor kan de besturing
zwaar aanvoelen. Probeer als dat het
geval is minder frequent te sturen of
breng de auto tot stilstand en schakel
het hybridesysteem UIT. Het
EPS-systeem moet binnen 10 minuten
weer normaal werken.
Voorwaarden voor werking
noodstopsignaal
Als aan de volgende voorwaarden wordt
voldaan, werkt het noodstopsignaal:
• De alarmknipperlichten zijn uit
• De werkelijke rijsnelheid is hoger dan
55 km/h
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
211
4
Rijden
Page 214 of 514

• Het systeem oordeelt op basis van de
deceleratie van de auto dat het om
een noodstop gaat.
Automatisch uitschakelen van
noodstopsignaal
Het noodstopsignaal wordt in de
volgende situaties uitgeschakeld:
• De alarmknipperlichten worden
ingeschakeld
• Het systeem oordeelt op basis van de
deceleratie van de auto dat het niet
om een noodstop gaat
WAARSCHUWING!
Het ABS werkt niet effectief als
• De maximale grip van de banden
overschreden wordt (bijvoorbeeld
versleten banden op een weg die
bedekt is met sneeuw).
• Er sprake is van aquaplaning bij hoge
snelheid op een nat of glad wegdek.
De remweg met ABS in werking kan
langer zijn dan onder normale
omstandigheden
Het ABS is niet ontworpen om de
remweg van de auto te verkorten. Houd
altijd voldoende afstand tot uw
voorligger, met name in de volgende
gevallen:
• Als wordt gereden op wegen met
grind, zand en dergelijke, of op
besneeuwde wegen
• Als wordt gereden met
sneeuwkettingen
• Bij het rijden over oneffenheden in
het wegdek
• Als wordt gereden over wegen met
diepe gaten of andere grote
oneffenheden
De TRC/VSC werkt mogelijk niet
effectief als
Het insturen van de juiste richting en
het overbrengen van de aandrijfkracht
kunnen op een gladde weg niet onder
alle omstandigheden gerealiseerd
worden, zelfs niet als het
WAARSCHUWING!(Vervolg)
TRC/VSC-systeem in werking is. Rijd
voorzichtig met de auto onder
omstandigheden waarbij de stabiliteit
en de aandrijfkracht verloren kunnen
gaan.
Hill Start Assist Control werkt niet
effectief als
• Vertrouw niet uitsluitend op de Hill
Start Assist Control. De Hill Start
Assist Control werkt mogelijk niet
effectief op steile hellingen en op
met ijs bedekte wegen.
• In tegenstelling tot de parkeerrem is
de Hill Start Assist Control niet
bedoeld om de auto gedurende
langere tijd op zijn plaats te houden.
Gebruik de Hill Start Assist Control
niet om de auto op een helling op zijn
plaats te houden omdat dat kan
leiden tot een ongeval.
Als TRC/ABS/VSC is geactiveerd
Het controlelampje Traction Control
knippert. Rijd altijd voorzichtig.
Roekeloos rijgedrag kan leiden tot
ongevallen. Wees bijzonder voorzichtig
als het controlelampje knippert.
Als TRC/VSC is uitgeschakeld
Wees zeer voorzichtig en pas uw
snelheid aan de conditie van het
wegdek aan. Schakel de TRC en de VSC
alleen in geval van nood uit, aangezien
deze systemen zorgdragen voor de
voertuigstabiliteit en het
aandrijfvermogen.
Secondary Collision Brake
Vertrouw niet uitsluitend en alleen op
de Secondary Collision Brake. Dit
systeem is ontworpen om te helpen de
kans op verdere schade ten gevolge
van een tweede aanrijding te
verkleinen, maar het effect is
afhankelijk van diverse
omstandigheden. Te veel vertrouwen
op het systeem kan dodelijk of ernstig
letsel tot gevolg hebben.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
212
Page 215 of 514

WAARSCHUWING!
Vervangen van banden
Controleer of alle banden dezelfde
maat hebben, van hetzelfde merk zijn
en hetzelfde profiel en draagvermogen
hebben. Controleer verder of alle
banden de aanbevolen spanning
hebben.
Het ABS-, TRC- en VSC-systeem
werken niet goed als er verschillende
banden onder de auto gemonteerd zijn.
Neem contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige voor meer informatie over
het vervangen van de wielen of
banden.
Omgaan met banden en
wielophanging
Problemen met de banden of
wijzigingen aan de wielophanging
hebben een negatief effect op de
ondersteunende systemen en kunnen
een storing veroorzaken.
4.5.8 BSM (Blind Spot Monitor)*
*: Indien aanwezig
De Blind Spot Monitor is een systeem dat
radarsensoren aan de linker en rechter
binnenzijde van de achterbumper
gebruikt om de bestuurder te helpen de
veiligheid te controleren bij het wisselen
van rijstrook.Systeemonderdelen
1Multi-informatiedisplay
In-/uitschakelen van de BSM-functie.
(→Blz. 213)
2Indicatoren in buitenspiegel
Wanneer een auto wordt
gesignaleerd in de dode hoek van de
buitenspiegels of van achteren snel
de dode hoek nadert, gaat de
indicator in de buitenspiegel aan die
zijde branden. Als de
richtingaanwijzerschakelaar wordt
bediend in de richting van de zijde
waar een auto wordt gesignaleerd,
gaat de indicator in de buitenspiegel
knipperen.
3Controlelampje BSM
Als de BSM-functie is ingeschakeld,
brandt het controlelampje.
In-/uitschakelen van de BSM-functie
1. Druk op
/van de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel en selecteer
.
2. Druk op
/van de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel en selecteer
.
3. Druk op
van de
bedieningstoets van het
instrumentenpaneel.
Elke keer dat op
wordt gedrukt,
wisselt de functie tussen aan en uit.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
213
4
Rijden
Page 216 of 514

Instellen van de helderheid van de
indicator in de buitenspiegel
De helderheid van de indicatoren in de
buitenspiegels kan worden gewijzigd via
(→blz. 88) op het
multi-informatiedisplay.
De zichtbaarheid van de indicatoren in
de buitenspiegels
Mogelijk zijn de indicatoren in de
buitenspiegels bij fel zonlicht niet goed te
zien.
Wanneer “Blind Spot Monitor
Unavailable” (Blind Spot Monitor niet
beschikbaar) wordt weergegeven op
het multi-informatiedisplay
Er zit mogelijk ijs, sneeuw, modder, enz.
rond de sensoren in de achterbumper.
(→Blz. 214)
Na het verwijderen van het ijs, de sneeuw,
de modder, enz. van de achterbumper
moet het systeem weer normaal gaan
werken.
Ook werken de sensoren mogelijk niet
normaal bij extreem warm of koud weer.
Als er een storing in de Blind Spot
Monitor aanwezig is
Als er een systeemstoring wordt
gesignaleerd om een van onderstaande
redenen, wordt er een
waarschuwingsmelding weergegeven:
• Er zit een storing in de sensoren
• De sensoren zijn vuil geworden
• De buitentemperatuur is zeer hoog of
zeer laag
• De sensorspanning is niet in orde
WAARSCHUWING!
Ervoor zorgen dat het systeem goed
werkt
Er zijn Blind Spot Monitor-sensoren
geplaatst aan de binnenzijde links en
rechts van de achterbumper van de
auto. Houd u aan het volgende om
ervoor te zorgen dat de Blind Spot
Monitor goed werkt.
• Houd de sensor en het omliggende
gebied op de bumper te allen tijde
schoon. Als een sensor of de
omgeving ervan op de
achterbumper vuil is of bedekt is
met sneeuw, werkt de Blind Spot
Monitor mogelijk niet en wordt er
een waarschuwingsmelding
(→blz. 214) weergegeven.
Veeg in dat geval het vuil of de
sneeuw weg en rijd gedurende
ongeveer 10 minuten met de auto
terwijl aan de bedrijfscondities voor
de BSM-functie (→blz. 216) wordt
voldaan.
Laat de auto nakijken door een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige wanneer de
waarschuwingsmelding niet
verdwijnt.
• Stel de sensor en de omgeving ervan
op de achterbumper niet bloot aan
krachtige schokken.
Als een sensor ook maar iets wordt
verplaatst, werkt het systeem
mogelijk niet goed meer en worden
auto's mogelijk niet meer correct
gesignaleerd.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
214