Page 233 of 514

•Wanneer de afstand tussen uw auto en
metalen objecten, zoals een vangrail,
muur, verkeersbord of geparkeerd
voertuig, die mogelijk elektrische
golven richting de achterzijde van de
auto reflecteren, kort is
• Als er uitrusting die een sensor kan
hinderen, zoals een sleepoog,
bumperbeschermer (een extra
beschermstrip, enz.), fietsendrager of
sneeuwploeg, is geplaatst
• Wanneer een voertuig uw auto van
opzij passeert
• Wanneer een gesignaleerde
naderende auto een bocht maakt• Als er zich ronddraaiende objecten,
zoals een ventilator van een
airco-unit, in de buurt van de auto
bevinden
• Als er water op de achterbumper spat
of gespoten wordt, bijvoorbeeld van
een sproeier
• In geval van bewegende objecten
(vlaggen, uitlaatgassen, grote
regendruppels of sneeuwvlokken,
plassen op het wegdek, enz.)
• Wanneer de afstand tussen uw auto
en een vangrail, muur, enz. die het
detectiegebied binnenkomt kort is
• Roosters en goten
• Wanneer een sensor of de omgeving
van een sensor zeer heet of koud is
• Als de wielophanging is gewijzigd of
als er een andere maat banden dan
voorgeschreven is gemonteerd
• Als de voorzijde van de auto omhoog
of omlaag staat door de belading van
de auto
4.5.11 RCD (Rear Camera
Detection)*
*: Indien aanwezig
Wanneer de auto achteruitrijdt,
kan de Rear Camera Detection-functie
voetgangers signaleren in het
detectiegebied achter de auto. Als een
voetganger wordt gesignaleerd, klinkt er
een zoemer en wordt er een icoon
weergegeven op het scherm van het
audiosysteem om de bestuurder over de
voetganger te informeren.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
231
4
Rijden
Page 234 of 514

Display
1Voetgangerdetectie-icoon
Wordt automatisch weergegeven
wanneer een voetganger wordt
gesignaleerd.
2RCD OFF-icoon
Wanneer de RCD-functie wordt
uitgeschakeld, gaat het RCD
OFF-icoon branden.
De Rear Camera Detection-functie
in-/uitschakelen
1. Druk op
/van de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel en selecteer
.
2. Druk op
/van de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel en
selecteer
.3. Druk op
van de
bedieningstoets van het
instrumentenpaneel.
Wanneer de RCD-functie wordt
uitgeschakeld, gaat het controlelampje
RCD OFF (→blz. 76) branden.
Wanneer een voetganger wordt
gesignaleerd
Als de Rear Camera Detection-functie
een voetganger in het detectiegebied
signaleert, werken de zoemer en het
icoon zoals aangegeven in de
onderstaande tabel:
Gebied Zoemer Icoon
1Klinkt herhaaldelijk
Knippert 3 keer en blijft vervolgens
branden
2Als de auto stilstaat: Klinkt driemaal
Als de auto achteruitrijdt: Klinkt
herhaaldelijk
3Wanneer wordt beoordeeld dat een
voetganger binnen een paar secon-
den in gebied
1komt: Klinkt
herhaaldelijkWanneer wordt beoordeeld dat een
voetganger binnen een paar secon-
den in gebied1komt: Knippert
driemaal en blijft vervolgens
branden
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
232
Page 235 of 514

De Rear Camera Detection-functie
werkt wanneer
De Rear Camera Detection-functie werkt
wanneer aan de volgende voorwaarden
wordt voldaan:
• Het contact staat AAN.
• De RCD-functie is ingeschakeld.
• De selectiehendel staat in stand R.
Instellen van het zoemervolume
Het zoemervolume kan worden
aangepast met het volume van de
RCTA-zoemer op het multi-
informatiedisplay. (→Blz. 88)
Uitschakelen van het geluid van de
zoemer
De zoemer kan tijdelijk worden
gedempt door op
van de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel te drukken terwijl
een objectdetectiedisplay wordt
weergegeven op het
multi-informatiedisplay.
Als “Rear Camera Detection
Unavailable Remove the Dirt of Rear
Camera” (Rear Camera Detection niet
beschikbaar, verwijder het vuil van de
camera achter) wordt weergegeven op
het multi-informatiedisplay
Mogelijk is de lens van de camera achter
vuil of bedekt met sneeuw of ijs.
Wanneer dit in zo'n geval van de lens van
de camera achter wordt verwijderd,
moet het systeem weer normaal werken.
(Het is wellicht nodig om enige tijd met
de auto te rijden voordat het systeem
weer normaal werkt.)
Als “Rear Camera Detection
Unavailable” (Rear Camera Detection
niet beschikbaar) wordt weergegeven
op het multi-informatiedisplay
• Draai, als deze melding wordt
weergegeven nadat de 12V-accu is
losgenomen en weer is aangesloten,
het stuurwiel helemaal naar links en
vervolgens naar rechts op een
horizontale ondergrond.• Als deze melding alleen wordt
weergegeven als de selectiehendel in
stand R staat, is de lens van de camera
achter mogelijk vuil. Reinig de lens van
de camera achter.
Situaties waarin het systeem mogelijk
niet goed werkt
• Sommige voetgangers, zoals
onderstaande, worden mogelijk niet
gesignaleerd door de Rear Camera
Detection-functie, waardoor de
functie niet goed werkt:
– Voetgangers die hurken
– Voetgangers die liggen
– Voetgangers die rennen
– Voetgangers die plotseling binnen
het detectiegebied komen
– Personen op een fiets, skateboard
of een ander klein vervoermiddel
– Voetgangers die ongebruikelijke
kleding dragen, zoals een kostuum
– Voetgangers van wie het lichaam
gedeeltelijk verborgen is achter een
winkelwagen of een ander object
– Voetgangers die niet te zien zijn
door donkerte, bijvoorbeeld 's
nachts
• In bepaalde situaties, zoals
onderstaande, worden voetgangers
mogelijk niet gesignaleerd door de
Rear Camera Detection-functie,
waardoor de functie niet goed werkt:
– Bij achteruitrijden in slecht weer
(regen, sneeuw, mist, enz.)
– Wanneer de camera achter is bedekt
(er zit vuil, sneeuw, ijs, enz. op) of als
er krassen op zitten
– Wanneer een zeer fel licht,
bijvoorbeeld de zon of de
koplampen van een ander voertuig,
rechtstreeks in de camera achter
schijnt
– Wanneer er achteruit wordt
gereden op een plek waar de
helderheid van het omgevingslicht
plotseling verandert, zoals bij het
in- of uitrijden van een garage of
ondergrondse parkeergarage
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
233
4
Rijden
Page 236 of 514

– Wanneer er achteruit wordt
gereden in het duister, zoals in de
schemering of in een ondergrondse
parkeergarage
– Als de positie en richting van de
camera afwijken
– Als er een trekhaak gemonteerd is
– Als er waterdruppels over de
cameralens lopen
– Als de wagenhoogte extreem
veranderd is (neus omhoog, neus
omlaag)
– Als er sneeuwkettingen worden
gebruikt
Situaties waarin het systeem mogelijk
onverwacht ingeschakeld wordt
• Hoewel er zich geen voetgangers in
het detectiegebied bevinden, worden
bepaalde objecten, zoals
onderstaande, mogelijk gesignaleerd,
waardoor de Rear Camera
Detection-functie mogelijk in werking
treedt.
– Driedimensionale objecten, zoals
een paal, pylon, hek of geparkeerd
voertuig
– Bewegende objecten, zoals een auto
of motorfiets
– Objecten die in de richting van uw
auto bewegen als u achteruitrijdt,
zoals vlaggen of plassen (of materie
in de lucht, zoals rook, stoom, regen
of sneeuw)
– Straten met kinderkopjes of grind,
tramrails, wegwerkzaamheden,
witte lijnen, zebrapaden of gevallen
bladeren op de weg
– Metalen afdekkingen (roosters),
zoals gebruikt boven afvoergoten
– Objecten die gereflecteerd worden
in een plas of op een nat wegdek
– Schaduwen op de weg
• In bepaalde situaties, zoals
onderstaande, werkt de Rear Camera
Detection-functie mogelijk terwijl er
zich geen voetgangers in het
detectiegebied bevinden.
– Bij achteruitrijden richting de
wegkant of een kuil in de weg– Bij heuvelop/heuvelaf
achteruitrijden
– Als de achterzijde van de auto
omhoog of omlaag staat door de
belading van de auto
– Als er een bumperbeschermer, zoals
een extra beschermstrip, is
geplaatst op de achterbumper
– Als de stand van de camera achter is
gewijzigd
– Wanneer een sleepoog op de
achterzijde van de auto is
gemonteerd
– Wanneer de camera achter is bedekt
(er zit vuil, sneeuw, ijs, enz. op) of als
er krassen op zitten
– Wanneer er water over de lens van
de camera achter stroomt
– Als er zich een knipperende lamp in
het detectiegebied bevindt, zoals de
alarmknipperlichten van een ander
voertuig
– Als er sneeuwkettingen of een
bandenreparatieset worden
gebruikt
• Omstandigheden waaronder de
werking van de Rear Camera
Detection-functie mogelijk niet opvalt
– Als de zoemer moeilijk te horen is
wanneer er veel omgevingsgeluid is,
het volume van het audiosysteem
hoog staat, de airconditioning is
ingeschakeld, enz.
– Als de temperatuur in het interieur
extreem hoog of laag is, werkt het
scherm van het audiosysteem
mogelijk niet goed.
WAARSCHUWING!
Waarschuwingen met betrekking tot
het gebruik van het systeem
De herkennings- en
regelmogelijkheden voor dit systeem
zijn beperkt.
De bestuurder moet voorzichtig rijden
door altijd zijn verantwoordelijkheid te
nemen zonder te veel op het systeem te
vertrouwen en inzicht te hebben in de
situaties om hem heen.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
234
Page 237 of 514

WAARSCHUWING!(Vervolg)
Ervoor zorgen dat het systeem goed
werkt
Neem het volgende in acht, want
anders kunnen er gevaarlijke situaties
ontstaan die tot een ongeval kunnen
leiden.
• Reinig de camera altijd zonder hem
te beschadigen.
• Plaats geen op de markt verkrijgbare
elektronische onderdelen (zoals een
verlichte kentekenplaat en
mistlampen) in de buurt van de
camera.
• Stel de omgeving van de camera niet
bloot aan sterke schokken. Laat de
auto nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige als de
omgeving is blootgesteld aan sterke
schokken.
• Neem de camera niet uit elkaar,
breng er geen wijzigingen in aan en
spuit hem niet.
• Bevestig geen accessoires of stickers
op de camera.
• Plaats geen op de markt verkrijgbare
beschermingsonderdelen
(bumperbekleding, enz.) op de
achterbumper.
• Zorg ervoor dat de banden altijd de
juiste spanning hebben.
• Controleer of de achterklep volledig
is gesloten.
RCD-functie wordt uitgeschakeld
In de volgende situaties wordt het
systeem uitgeschakeld. De RCD-functie
werkt mogelijk niet goed waardoor het
gevaar bestaat dat er een ongeval
gebeurt.
• De hierboven genoemde punten zijn
niet in acht genomen.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Er zijn andere dan originele
Toyota-onderdelen gebruikt voor de
wielophanging.
4.5.12 PKSB (Parking Support
Brake)*
*: Indien aanwezig
Het Parking Support Brake-systeem
bestaat uit de volgende functies die
werken bij rijden met een lage snelheid of
achteruitrijden, bijvoorbeeld bij het
parkeren. Wanneer het systeem oordeelt
dat de kans op een aanrijding met een
object groot is, wordt een waarschuwing
geactiveerd om de bestuurder aan te
sporen om uit te wijken. Wanneer het
systeem oordeelt dat de kans op een
aanrijding met een gesignaleerd object
zeer groot is, worden de remmen
automatisch bekrachtigd om te helpen
een aanrijding te voorkomen of om de
impact van een aanrijding te helpen
verminderen.
PKSB-systeem (Parking Support Brake)
Parking Support Brake-functie (voor
stilstaande objecten)
Er worden ultrasoonsensoren gebruikt
om bij rijden met een lage snelheid of
achteruitrijden stilstaande objecten,
zoals een muur, te signaleren in het
detectiegebied. (→Blz. 241)
Parking Support Brake-functie (voor
voertuigen die achterlangs rijden)
Er worden radarsensoren achter gebruikt
om bij achteruitrijden naderende auto's in
het detectiegebied achter de auto te
signaleren. (→Blz. 243)
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
235
4
Rijden
Page 238 of 514

Soorten sensoren
1Hoeksensoren voor
2Binnenste sensoren voor
3Hoeksensoren achter
4Binnenste sensoren achter
Inschakelen/uitschakelen van de
Parking Support Brake
De Parking Support Brake kan worden
ingeschakeld/uitgeschakeld via het
multi-informatiedisplay. Alle functies van
de Parking Support Brake (voor
stilstaande objecten en voor voertuigen
die achterlangs rijden) worden gelijktijdig
ingeschakeld/uitgeschakeld.Gebruik de bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om de Parking
Support Brake in of uit te schakelen.
(→Blz. 86)
1. Druk op
/van de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel en selecteer
.
2. Druk op
/van de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel en selecteer
.
3. Druk op
van de
bedieningstoets van het
instrumentenpaneel.
4. Selecteer “Yes” ( ja) en druk op
.
Wanneer de Parking Support Brake wordt
uitgeschakeld, gaat het controlelampje
PKSB OFF branden.
Als het systeem is uitgeschakeld en u het
weer wilt inschakelen, selecteer dan
op het multi-informatiedisplay, selecteeren vervolgens “Aan”. Als het systeem
door middel van deze methode is
uitgeschakeld, wordt het niet
automatisch weer ingeschakeld nadat het
contact UIT en weer AAN is gezet.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
236
Page 239 of 514

Weergaven en zoemers voor begrenzingsregeling hybridesysteem en remregeling
Als de begrenzingsregeling van het hybridesysteem of de remregeling in werking is, klinkt
een zoemer en wordt een melding weergegeven op het multi-informatiedisplay om de
bestuurder te waarschuwen.
Afhankelijk van de situatie werkt de begrenzingsregeling van het hybridesysteem om
hetzij de acceleratie te begrenzen hetzij het vermogen zo veel mogelijk te beperken.
Regeling SituatieMulti-
informatiedisplayControle-
lampje PKSB
OFFZoemer
De begrenzingsre-
geling van het hy-
bridesysteem is in
werking (begren-
zing acceleratie)Er kan niet sneller
dan een bepaalde
waarde worden
geaccelereerd.“Object Detected
Acceleration
Reduced” (Obsta-
kel gesignaleerd,
acceleratie
beperkt)Brandt nietGeen
piepsignaal
De begrenzingsre-
geling van het
hybridesysteem
is in werking (ver-
mogen zo veel
mogelijk beperkt)Er moet harder
dan normaal
worden geremd.“Brake!”
(Remmen!)Brandt nietKort
piepsignaal
De remregeling is
in werkingNoodstop noodza-
kelijk.
Auto tot stilstand
gebracht door
de werking van
het systeem
(Wanneer gaspe-
daal wordt inge-
trapt)De auto is tot stil-
stand gebracht
door de remrege-
ling.“Switch to Brake”
(Trap het rempe-
daal in)BrandtKort
piepsignaal
Auto tot stilstand
gebracht door
de werking van
het systeem
(Wanneer gaspe-
daal niet wordt
ingetrapt)De auto is tot stil-
stand gebracht
door de remrege-
ling.“Brake” (Remmen) BrandtKort
piepsignaal
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
237
4
Rijden
Page 240 of 514
Parking Support Brake-functie
Als de Parking Support Brake-functie signaleert dat er een risico op een aanrijding met
een obstakel bestaat, wordt het vermogen van het hybridesysteem verminderd om een
toename van de rijsnelheid te beperken. (Begrenzingsregeling hybridesysteem: zie A
hieronder.)
Bovendien treedt wanneer u het gaspedaal ingetrapt blijft houden automatisch het
remsysteem in werking om de rijsnelheid te verlagen. (Remregeling: zie B hieronder.)
1Gaspedaal
2Rempedaal
3Vermogen hybridesysteem
4Remkracht
5Start regeling
6Grote kans op aanrijding
7Zeer grote kans op aanrijding
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
238