Page 369 of 514

4. Sluit de startkabels als volgt aan:
1Sluit de positieve startkabel aan
op de speciale hulpstartaansluiting
van uw auto.
2Sluit de andere zijde van de
positieve startkabel aan op de
positieve accupool (+) van de tweede
auto.
3Sluit de negatieve startkabel aan
op de negatieve accupool (-) van de
tweede auto.
4Sluit de andere zijde van de
negatieve startkabel aan op de auto
met de ontladen accu op een stevig,
stilstaand, niet gelakt metalen punt,
ver weg van de hulpstartaansluiting
en bewegende delen, zoals
aangegeven in de afbeelding.
5. Start de motor van de tweede auto.
Verhoog het motortoerental iets en
laat de motor gedurende ongeveer
5 minuten met het verhoogde
toerental draaien om de 12V-accu van
uw auto op te laden.
6. Open en sluit een van de portieren
terwijl het contact UIT staat.
7. Laat de motor van de tweede auto
met een iets verhoogd toerental
draaien en start het hybridesysteem
van uw auto door het contact AAN te
zetten.8. Controleer of het controlelampje
READY gaat branden. Neem als het
controlelampje niet gaat branden
contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
9. Verwijder de startkabels als het
hybridesysteem gestart is in exact de
omgekeerde volgorde van aansluiten.
10. Sluit het deksel van de speciale
hulpstartaansluiting en plaats het
deksel van de zekeringenkast weer in
de oorspronkelijke positie.
Laat, nadat het hybridesysteem is
gestart, de auto zo snel mogelijk
nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
Starten van het hybridesysteem
wanneer de 12V-accu ontladen is
Het hybridesysteem kan niet worden
gestart door de auto aan te duwen.
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
367
7
Bij problemen
Page 370 of 514

Voorkomen van ontlading van de
12V-accu
• Zet de koplampen en het
audiosysteem uit als het
hybridesysteem is uitgeschakeld.
• Schakel niet-noodzakelijke
elektrische verbruikers uit als er
gedurende langere tijd met lage
snelheden gereden wordt,
bijvoorbeeld in een file.
Als de 12V-accu verwijderd of
ontladen is
• De in de ECU opgeslagen informatie
wordt gewist. Laat wanneer de
12V-accu volledig is ontladen de auto
nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
• Sommige systemen moeten mogelijk
worden geïnitialiseerd. (→Blz. 388)
Bij het losnemen van de
12V-accuklemmen
Wanneer de 12V-accuklemmen worden
losgenomen, wordt de in de ECU
opgeslagen informatie gewist. Neem
voordat u de 12V-accuklemmen
losneemt contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Opladen van de 12V-accu
De 12V-accu zal geleidelijk aan
ontladen, zelfs wanneer de auto niet in
gebruik is. Dit wordt veroorzaakt door
natuurlijke ontlading en het effect van
bepaalde elektrische apparatuur. Als de
auto langere tijd niet gebruikt wordt,
kan de 12V-accu ontladen en kan het
hybridesysteem mogelijk niet meer
worden gestart. (De 12V-accu laadt
automatisch op wanneer het
hybridesysteem in werking is.)Bij het opladen of vervangen van de
12V-accu
• Wanneer de 12V-accu is ontladen, is
het in sommige gevallen niet mogelijk
om de portieren te ontgrendelen met
het Smart entry-systeem met
startknop. Gebruik de
afstandsbediening of de mechanische
sleutel om de portieren te
vergrendelen of te ontgrendelen.
• Mogelijk start het hybridesysteem
niet bij de eerste poging nadat de
12V-accu weer is opgeladen, maar
start hij wel normaal na de tweede
poging. Dit duidt niet op een storing.
• De stand van het contact wordt door
de auto geregistreerd. Wanneer de
12V-accu weer wordt aangesloten,
keert het systeem terug naar de stand
die was geselecteerd voordat de
12V-accu ontladen was. Zorg dat het
contact UIT staat voordat de
12V-accu wordt losgenomen. Wees
extra voorzichtig bij het aansluiten
van de 12V-accu wanneer u niet zeker
weet in welke stand het contact stond
voordat de 12V-accu werd opgeladen.
Vervangen van de 12V-accu
• Gebruik een 12V-accu van het type
met centrale ontgassing (Europese
wetgeving).
• Gebruik een 12V-accu van hetzelfde
formaat als de vorige (LN2), met een
gelijkwaardige capaciteit van 20 uur
(20HR) (55 Ah) of meer, en een
gelijkwaardige startkracht (CCA) van
345 A of meer.
– Als het formaat verschilt, kan de
12V-accu niet goed worden
bevestigd.
– Als de capaciteit laag is, zelfs als de
auto korte tijd niet gebruikt is, kan
de 12V-accu ontladen en kan het
hybridesysteem mogelijk niet meer
worden gestart.
• Gebruik een 12V-accu met een
controlelampje. (→Blz. 296)
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
368
Page 371 of 514

• Gebruik een 12V-accu met een
handgreep. Als u een 12V-accu zonder
handgreep gebruikt, zal het
verwijderen moeilijker gaan.
• Bevestig, na vervanging, de volgende
onderdelen stevig aan de
uitlaatopening van de 12V-accu.
– Gebruik de uitlaatslang die vóór
vervanging aan de 12V-accu was
bevestigd en controleer of deze
goed in de opening van de auto is
bevestigd.
– Gebruik de plug van de
uitlaatopening die bij de
vervangende 12V-accu hoort of die
van de vervangen 12V-accu.
(Afhankelijk van de te vervangen
12V-accu is de uitlaatopening
mogelijk afgesloten.)
1Plug uitlaatopening
2Uitlaatopening
3Uitlaatslang
4Opening in de auto
Neem voor meer informatie contact op
met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
WAARSCHUWING!
Bij het losnemen van de
12V-accuklemmen
Verwijder altijd eerst de minkabel (-).
Als de pluspool (+) wordt verwijderd en
daarbij contact maakt met metaal in de
omgeving, kan er een vonk ontstaan die
tot brand, een elektrische schok en
dodelijk of ernstig letsel kan leiden.
Voorkomen van brand en explosie van
de 12V-accu
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht om te
voorkomen dat het licht ontvlambare
gas dat uit de 12V-accu kan komen, per
ongeluk tot ontbranding komt:
• Zorg ervoor dat de startkabel
aangesloten wordt op de juiste
accupool en niet per ongeluk in
aanraking komt met een ander
onderdeel dan de bedoelde accupool.
• Zorg ervoor dat de op de “+”-pool
aangesloten startkabel niet in
contact komt met andere onderdelen
of metalen oppervlakken, zoals
metalen steunen en ongelakt metaal.
• Laat de “+” en “-” klemmen van de
startkabels niet in contact komen
met elkaar.
• Rook niet en gebruik geen lucifers,
aanstekers en open vuur in de buurt
van de 12V-accu.
Voorzorgsmaatregelen 12V-accu
De 12V-accu bevat giftige en
corrosieve elektrolyt en de onderdelen
van de accu bevatten lood en
loodhoudende samenstellingen. Neem
bij het omgaan met de 12V-accu de
volgende voorzorgsmaatregelen in
acht:
• Draag bij het werken met de
12V-accu altijd een veiligheidsbril en
zorg ervoor dat de accuvloeistof niet
in contact komt met de huid, kleding
of de carrosserie van de auto.
• Leun niet over de 12V-accu heen.
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
369
7
Bij problemen
Page 372 of 514

WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Was accuvloeistof, die op de huid of
in de ogen terecht is gekomen, direct
weg met water en raadpleeg een arts.
Bedek de plaats waar de
accuvloeistof op terechtgekomen is
met een natte spons of doek totdat
er medische hulp kan worden
verkregen.
• Was altijd uw handen nadat u de
accudrager, de accupolen en andere
accu-gerelateerde onderdelen hebt
aangeraakt.
• Houd kinderen uit de buurt van de
12V-accu.
WAARSCHUWING!
Na het laden van de 12V-accu
Laat de 12V-accu zo snel mogelijk
controleren door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Als de 12V-accu verouderd raakt en
nog wordt gebruikt, kan een
onwelriekend gas worden uitgestoten.
Dit kan schadelijk zijn voor de
gezondheid van de passagiers.
Vervangen van de 12V-accu
Bevestig, na vervanging, de
uitlaatslang en de plug van de
uitlaatopening stevig op de
uitlaatopening van de vervangende
12V-accu. Wanneer deze niet goed
worden geplaatst, kunnen gassen
(waterstof ) in het interieur van de auto
terechtkomen en kan het gas
ontbranden en ontploffen.
OPMERKING
Omgaan met startkabels
Zorg er bij het aansluiten van de
startkabels voor dat deze niet verstrikt
raken in de koelventilatoren of de
ventilatorriem.
Voorkomen van beschadiging van de
auto
De speciale hulpstartaansluiting moet
worden gebruikt als de 12V-accu in een
noodgeval vanuit een andere auto wordt
geladen. Deze kan niet worden gebruikt
als hulpstart voor een andere auto.
7.2.10 Als uw auto oververhit
raakt
Het volgende kan erop duiden dat de auto
oververhit raakt.
• De naald van de
koelvloeistoftemperatuurmeter
(→blz. 78) komt in het rode gebied of
u merkt dat het hybridesysteem
minder vermogen levert. (De auto
accelereert bijvoorbeeld niet als het
gaspedaal wordt ingetrapt.)
• “Engine Coolant Temp High Stop in a
Safe Place See Owner’s Manual”
(Temp. motorkoelvloeistof hoog. Stop
op een veilige plaats. Zie handleiding)
of “Hybrid System Overheated Output
Power Reduced” (Hybridesysteem
oververhit. Gereduceerd
uitgangsvermogen) wordt
weergegeven op het
multi-informatiedisplay.
• Er komt stoom onder de motorkap uit.
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
370
Page 373 of 514

Correctieprocedures
Als de naald van de
koelvloeistoftemperatuurmeter in het rode
gebied komt of “Engine Coolant Temp High
Stop in a Safe Place See Owner’s Manual”
(Koelvloeistoftemperatuur te hoog. Breng
auto op veilige plaats tot stilstand.
Zie handleiding) op het multi-
informatiedisplay wordt weergegeven
1. Breng de auto op een veilige plaats tot
stilstand en schakel de
airconditioning en vervolgens het
hybridesysteem uit.
2. Als er stoom te zien is: Open, nadat de
stoom is verdwenen, voorzichtig de
motorkap.
Als er geen stoom te zien is: Open
voorzichtig de motorkap.
3. Controleer nadat het hybridesysteem
voldoende is afgekoeld de slangen en
het radiateurblok (radiateur) op
sporen van lekkage.
1Radiateur
2Koelventilator
Neem bij lekkage van een grote
hoeveelheid koelvloeistof
onmiddellijk contact op met een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
4. Het koelvloeistofniveau is correct als
het zich tussen de streepjes F en L
bevindt.
1Reservoir
2Streepje F
3Streepje L
4Radiateurdop
5. Vul indien nodig koelvloeistof bij.
In noodgevallen mag ook water
gebruikt worden als u geen
koelvloeistof bij de hand hebt.
6. Schakel het hybridesysteem en de
airconditioning in en controleer of de
koelventilator van de radiateur draait
en of er geen koelvloeistof lekt uit de
radiateur of de slangen.
De koelventilator gaat draaien als de
airconditioning wordt ingeschakeld
direct na een koude start. Controleer
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
371
7
Bij problemen
Page 374 of 514

of de ventilator draait door ernaar te
luisteren en te voelen of er
luchtstroom is. Schakel als u hier niet
zeker van bent de airconditioning
nog een aantal keer in en uit.
(De ventilator werkt mogelijk niet
bij temperaturen beneden het
vriespunt.)
7. Als de koelventilator niet draait: Zet
het hybridesysteem onmiddellijk uit
en neem contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
Als de ventilator werkt: Laat de auto
nakijken door de dichtstbijzijnde
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
Als “Hybrid System Overheated Output
Power Reduced” (Hybridesysteem
oververhit. Gereduceerd uitgangsvermogen)
wordt weergegeven op het
multi-informatiedisplay
1. Breng de auto op een veilige plaats tot
stilstand.
2. Schakel het hybridesysteem uit en
open de motorkap voorzichtig.
3. Controleer nadat het hybridesysteem
is afgekoeld de slangen en het
radiateurblok (radiateur) op sporen
van lekkage.
1Radiateur
2KoelventilatorNeem bij lekkage van een grote
hoeveelheid koelvloeistof
onmiddellijk contact op met een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
4. Het koelvloeistofniveau is correct als
het zich tussen de streepjes FULL en
LOW van het reservoir bevindt.
1Reservoir
2FULL-streepje
3LOW-streepje
5. Vul indien nodig koelvloeistof bij.
In noodgevallen mag ook water
gebruikt worden als u geen
koelvloeistof bij de hand hebt.
6. Schakel het hybridesysteem uit,
wacht ten minste 5 minuten, start het
hybridesysteem weer en controleer
het multi-informatiedisplay.
Als de melding niet verdwijnt: Zet het
hybridesysteem uit en neem contact
op met een erkende Toyota-dealer of
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
372
Page 375 of 514

hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
Als de melding niet wordt
weergegeven: De temperatuur van
het hybridesysteem is gedaald en er
kan normaal met de auto gereden
worden.
Neem echter contact op met een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige als de melding
weer herhaaldelijk wordt
weergegeven.
WAARSCHUWING!
Een ongeval of letsel voorkomen bij
controles in de motorruimte van uw
auto
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht.
Het niet in acht nemen van de
voorzorgsmaatregelen kan ernstig
letsel, zoals brandwonden, tot gevolg
hebben.
• Als er stoom onder de motorkap
vandaan komt, open de motorkap
dan niet voordat de stoom is
verdwenen. De motorruimte kan zeer
heet zijn.
• Controleer nadat het
hybridesysteem is uitgeschakeld of
het controlelampje READY uit is.
Als het hybridesysteem in werking is,
kan de benzinemotor automatisch
worden gestart of kan de
koelventilator automatisch aanslaan,
ook nadat de benzinemotor is
uitgeschakeld. Kom niet in de buurt
van bewegende delen zoals de
ventilator en raak ze niet aan. Als uw
vingers of kledingstukken (stropdas,
sjaal) ertussen komen, kan ernstig
letsel het gevolg zijn.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Draai de radiateurdop en de dop van
het koelvloeistofreservoir niet los als
het hybridesysteem en de radiateur
heet zijn. Er kan hete stoom of
koelvloeistof uit spuiten.
OPMERKING
Bijvullen van koelvloeistof
motor/vermogensregeleenheid
Wacht totdat het hybridesysteem is
afgekoeld alvorens koelvloeistof voor de
motor/vermogensregeleenheid bij te
vullen.
Vul het systeem langzaam met
koelvloeistof. Het te snel bijvullen van
koude koelvloeistof bij een heet
hybridesysteem kan schade aan het
hybridesysteem veroorzaken.
Voorkomen van beschadigingen aan
het koelsysteem
Houd u aan de volgende
voorzorgsmaatregelen:
• Zorg dat de koelvloeistof niet
verontreinigd raakt (bijvoorbeeld met
zand of stof ).
• Gebruik geen koelvloeistofadditief.
7.2.11 Als de auto vast komt te
zitten
Voer de volgende procedures uit als de
banden doorslippen of als de auto vastzit
in modder, sneeuw, enz.:
1. Schakel het hybridesysteem uit.
Activeer de parkeerrem en zet de
selectiehendel in stand P.
2. Verwijder modder, sneeuw of zand
rond de voorwielen.
3. Leg een stuk hout, stenen of ander
materiaal onder de voorwielen om de
wielen grip te geven.
4. Schakel het hybridesysteem weer in.
5. Zet de selectiehendel in stand D of R
en deactiveer de parkeerrem. Trap
vervolgens voorzichtig het gaspedaal
in.
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
373
7
Bij problemen
Page 376 of 514

Wanneer u de auto moeilijk los kunt
krijgen
Druk op
om de TRC uit te schakelen.
WAARSCHUWING!
Bij het vrij proberen te krijgen van
een auto die vastzit
Als u de auto in beweging wilt krijgen
door te “schommelen”, controleer dan
eerst of er in de omgeving van de auto
geen andere auto's, objecten of
personen aanwezig zijn die geraakt
zouden kunnen worden als de auto
plotseling in beweging komt. De auto
kan ook een plotselinge beweging
maken als de wielen weer grip krijgen.
Neem de grootst mogelijke
voorzichtigheid in acht.
Bedienen van de selectiehendel
Zet de selectiehendel niet in een
andere stand als het gaspedaal is
ingetrapt. Als u dat wel doet, kan de
auto onverwacht snel accelereren. Dit
kan leiden tot een ongeval met dodelijk
of ernstig letsel tot gevolg.
OPMERKING
Beschadiging van de transmissie en
andere componenten voorkomen
• Vermijd dat de voorwielen
doorslippen en dat u het gaspedaal
verder dan noodzakelijk intrapt.
• Als de auto na deze pogingen nog
steeds vastzit, moet deze door een
ander voertuig worden losgetrokken.
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
374