Page 41 of 514

Inhoudsopgave
Punten om rekening mee te houden
blz. 39
Bij gebruik van een baby- of kinderzitje
blz. 40
Geschiktheid baby- en kinderzitjes voor
elke zitpositie blz. 42
Plaatsingsmethode baby- of kinderzitje
blz. 48
• Vastgezet met een veiligheidsgordel
blz. 50
• Vastgezet met een onderste
ISOfix-bevestigingspunt blz. 51
• Met een bevestigingspunt voor de
bovenste gordel blz. 53
Punten om rekening mee te houden
• Geef prioriteit aan de
waarschuwingen en neem deze in
acht. Houd u daarnaast ook aan de
wetgeving en voorschriften met
betrekking tot baby- en kinderzitjes.
• Gebruik een baby- of kinderzitje tot
het kind groot genoeg is om de
standaard gemonteerde
veiligheidsgordel op de juiste wijze te
gebruiken.
• Kies een baby- of kinderzitje dat past
bij de leeftijd en de lengte van het
kind.
• Let erop dat niet alle baby- of
kinderzitjes in alle auto's kunnen
worden gemonteerd. Controleer,
voordat u een baby- of kinderzitje
koopt of gebruikt, of het zitje geschikt
is voor de stoelposities. (→Blz. 42)
WAARSCHUWING!
Wanneer er een kind in de auto
meerijdt
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht.
Het niet in acht nemen van de
voorzorgsmaatregelen kan dodelijk of
ernstig letsel tot gevolg hebben.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Voor de meest effectieve
bescherming van een kind tijdens
een ongeval of bij hard remmen moet
een kind goed vastzitten, met een
veiligheidsgordel of een baby- of
kinderzitje dat op de juiste wijze is
geplaatst. Raadpleeg voor informatie
over het plaatsen de bij het baby- of
kinderzitje bijgesloten handleiding.
In deze handleiding vindt u algemene
aanwijzingen met betrekking tot het
plaatsen.
• Toyota adviseert met klem gebruik te
maken van een geschikt zitje dat past
bij het gewicht en de lengte van het
kind en dat op de achterstoel is
geplaatst. In ongevallenstatistieken
is aangetoond dat kinderen minder
verwondingen oplopen als zij op de
achterstoelen op de juiste wijze
vastzitten dan als zij op de voorstoel
zitten.
• Het vasthouden van een kind in de
armen is geen vervanging voor een
baby- of kinderzitje. Bij een ongeval
kan een kind dan de voorruit raken of
klem komen te zitten tussen degene
die het kind vasthoudt en delen van
het interieur.
Behandelen van baby- en kinderzitjes
Als het baby- of kinderzitje niet goed
wordt vastgezet, kan het kind of een
andere passagier bij plotseling
remmen, een uitwijkmanoeuvre of een
aanrijding ernstig of zelfs dodelijk
letsel oplopen.
• Als de auto een hevige impact te
verduren krijgt, bijvoorbeeld als
gevolg van een ongeval, kan er
schade ontstaan aan het baby- of
kinderzitje die niet direct zichtbaar
is. Gebruik het baby- of kinderzitje in
dergelijke gevallen niet meer.
1 .2 Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
39
1
Veiligheid en beveiliging
Page 42 of 514

WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Afhankelijk van het baby- of
kinderzitje kan het zijn dat dit
moeilijk of onmogelijk kan worden
geplaatst. Controleer in dergelijke
gevallen of het baby- of kinderzitje
geschikt is voor plaatsing in de auto.
(→Blz. 42) Houdt u zich bij het
plaatsen en gebruik aan de
voorschriften voor het vastzetten
van het zitje in deze handleiding en
de handleiding van het baby- of
kinderzitje. Lees deze voorschriften
zorgvuldig.
• Laat het zitje goed vastzitten op de
stoel, zelfs als het niet wordt
gebruikt. Plaats het baby- of
kinderzitje niet los in het
passagierscompartiment.
• Wanneer u het zitje toch moet
verwijderen, bewaar het dan buiten
de auto of zet het vast in de
bagageruimte.
Bij gebruik van een baby- of kinderzitje
Als er een baby- of kinderzitje wordt
geplaatst op de voorpassagiersstoel
Plaats voor de veiligheid van het kind een
baby- of kinderzitje op een achterstoel.
Als het plaatsen van een zitje op de
voorpassagiersstoel onvermijdelijk is, stel
dan de stoel als volgt af en plaats het
baby- of kinderzitje.
• Schuif de voorstoel helemaal naar
achteren. Als de hoogte van depassagiersstoel kan worden versteld,
dan moet deze in de hoogste positie
staan.
• Zet de rugleuning zo veel mogelijk
rechtop.
Indien er bij het plaatsen van een in de
rijrichting geplaatst kinderzitje een
opening aanwezig is tussen het
kinderzitje en de rugleuning, stel de
rugleuning dan af totdat het zitje en
de rugleuning goed contact maken.
• Verwijder indien mogelijk de
hoofdsteun indien deze de werking
van het baby- of kinderzitje hindert.
Zet anders de hoofdsteun in de
hoogste stand.
• Niet geschikt voor baby- of
kinderzitjes met steunpoot.
WAARSCHUWING!
Bij gebruik van een baby- of
kinderzitje
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht.
Het niet in acht nemen van de
voorzorgsmaatregelen kan dodelijk of
ernstig letsel tot gevolg hebben.
• Auto's zonder aan/uit-schakelaar
airbag: Gebruik nooit een tegen de
rijrichting in geplaatst zitje op de
voorpassagiersstoel.
Bij een ongeval kan het kind dodelijk
of ernstig letsel oplopen door de
kracht waarmee de
voorpassagiersairbag wordt
geactiveerd.
1 .2 Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
40
Page 43 of 514

WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Auto's met aan/uit-schakelaar
airbag: Gebruik nooit een tegen de
rijrichting in geplaatst baby- of
kinderzitje op de
voorpassagiersstoel als de
aan/uit-schakelaar voor de airbag in
stand ON staat. (→Blz. 38) Bij een
ongeval kan het kind dodelijk of
ernstig letsel oplopen door de kracht
waarmee de voorpassagiersairbag
wordt geactiveerd.
WAARSCHUWING!
Bij gebruik van een baby- of
kinderzitje
• Een waarschuwingslabel op de
zonneklep aan passagierszijde geeft
aan dat het niet is toegestaan om
een tegen de rijrichting in geplaatst
WAARSCHUWING!(Vervolg)
baby- of kinderzitje op de
voorpassagiersstoel te plaatsen.
In onderstaande afbeelding is het
label in detail te zien.
• Plaats een in de rijrichting geplaatst
baby- of kinderzitje alleen op de
voorstoel als het niet anders kan.
Als er een zitje waarin het kind met
het gezicht in de rijrichting zit op
de voorpassagiersstoel wordt
geplaatst, moet de stoel zo ver
mogelijk naar achteren worden
geschoven. Als dat niet gedaan
wordt, kan er dodelijk of ernstig
letsel ontstaan als de airbags
geactiveerd worden.
1 .2 Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
41
1
Veiligheid en beveiliging
Page 44 of 514

WAARSCHUWING!
Bij gebruik van een baby- of
kinderzitje
• Laat een kind niet met het hoofd of
een ander lichaamsdeel tegen het
portier leunen of tegen dat deel van
de stoel, de voor- of achterstijlen of
de dakzijrails leunen waarin de side
airbags of de curtain airbags zijn
ondergebracht, ook niet als het kind
in een baby- of kinderzitje zit.
Anders kan het kind dodelijk of
ernstig letsel oplopen als bij een
aanrijding de side airbags of de
curtain airbags worden geactiveerd.
• Controleer als er een zitkussen
geplaatst is altijd of de
schoudergordel over het midden van
de schouder van het kind loopt. De
gordel mag niet langs de nek van het
kind lopen, maar mag ook niet van
de schouder van het kind vallen.
• Gebruik een baby- of kinderzitje dat
past bij de leeftijd en de grootte van
het kind en plaats dit op de
achterstoel.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Als het kinderzitje niet goed
gemonteerd kan worden omdat de
bestuurdersstoel in de weg zit, moet
het kinderzitje rechts achterin
(auto's met linkse besturing) of links
achterin (auto's met rechtse
besturing) worden gemonteerd.
(→Blz. 44)
Geschiktheid baby- en kinderzitjes voor
elke zitpositie
Geschiktheid baby- en kinderzitjes voor
elke zitpositie
De geschiktheid voor elke zitpositie bij
een baby- of kinderzitje (→blz. 44) geeft
met symbolen aan welke typen baby- of
kinderzitjes kunnen worden gebruikt en
de mogelijke zitposities bij het plaatsen.
Ook kunt u het aanbevolen baby- of
kinderzitje dat geschikt is voor uw kind
selecteren.
Controleer anders [Tabel m.b.t.
geschiktheid en aanbevolen baby- en
kinderzitjes] voor de aanbevolen baby- of
kinderzitjes. (→Blz. 48)
Controleer het geselecteerde baby- of
kinderzitje en het volgende [Voordat u de
geschiktheid van elke zitpositie bij een
baby- of kinderzitje controleert].
Voordat u de geschiktheid van elke
zitpositie bij een baby- of kinderzitje
controleert
1. Controleren van de normen voor
baby- en kinderzitjes.
Gebruik een baby- of kinderzitje dat
voldoet aan de VN ECE R44
*1-ofVN
ECE R129*1, 2-norm.
Het onderstaande erkende keurmerk
staat op de baby- en kinderzitjes.
Controleer of het baby- of kinderzitje
is voorzien van het juiste keurmerk.
1 .2 Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
42
Page 45 of 514

Voorbeeld van het weergegeven
nummer van het voorschrift
1Typegoedkeuringsmerk VN ECE
R44*3
De gewichtsklasse van kinderen die
in aanmerking komen voor een zitje
met het typegoedkeuringsmerk VN
ECE R44 wordt weergegeven.
2Typegoedkeuringsmerk VN ECE
R129*3
De lengtecategorie en
gewichtsklasse van kinderen die in
aanmerking komen voor een zitje
met het typegoedkeuringsmerk VN
ECE R129 worden weergegeven.
*1: VN ECE R44 en VN ECE R129 zijn
voorschriften van de VN voor baby-
en kinderzitjes.
*2: De in de tabel genoemde baby- en
kinderzitjes zijn mogelijk niet
verkrijgbaar buiten de EU.
*3: Het weergegeven keurmerk kan
per product verschillend zijn.2. Controleren van de categorie van het
baby- of kinderzitje.
Controleer het
typegoedkeuringsmerk van het baby-
of kinderzitje om te zien voor welke
van de onderstaande categorieën het
zitje geschikt is.
Indien u twijfelt, controleer dan de
gebruikershandleiding van het baby-
of kinderzitje of neem contact op met
de verkoper van het zitje.
• “universeel”
• “semi-universeel”
• “beperkt”
• “voertuigspecifiek”
1 .2 Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
43
1
Veiligheid en beveiliging
Page 46 of 514
Geschiktheid van elke zitpositie bij een
baby- of kinderzitje
Auto's met linkse besturing
Auto's met rechtse besturing
Uitschakelen van voorpassa-
giersairbag.
Inschakelen van voorpassa-
giersairbag en zonder aan/uit-
schakelaar airbag.
Gebruik nooit een tegen de
rijrichting in geplaatst baby- of
kinderzitje op de voorpassa-
giersstoel.
Geschikt voor een “universeel”
baby- of kinderzitje vastgezet
met een veiligheidsgordel.
Geschikt voor een in de rijrich-
ting geplaatst “universeel”
baby- of kinderzitje vastgezet
met een veiligheidsgordel.
Geschikt voor een baby- of
kinderzitje dat is vermeld in de
informatie m.b.t. aanbevolen
baby- en kinderzitjes
(→blz. 48).
Geschikt voor i-Size- en
ISOfix-baby- of kinderzitjes.
Met een bevestigingspunt voor
de bovenste gordel.
*1: Schuif de voorstoel helemaal naar
achteren. Als de hoogte van de
passagiersstoel kan worden versteld, dan
moet deze in de hoogste positie staan.
1 .2 Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
44
Page 47 of 514

*2: Zet de rugleuning zo veel mogelijk
rechtop. Indien er bij het plaatsen van een
in de rijrichting geplaatst kinderzitje een
opening aanwezig is tussen het
kinderzitje en de rugleuning, stel de
rugleuning dan af totdat het zitje en de
rugleuning goed contact maken.
*3: Verwijder indien mogelijk de
hoofdsteun indien deze de werking van
het baby- of kinderzitje hindert. Zet
anders de hoofdsteun in de hoogste
stand.
*4: Niet geschikt voor baby- of
kinderzitjes met steunpoot.
Bij het vastzetten van sommige typen
baby- of kinderzitjes op de achterstoel
kunnen de veiligheidsgordels op de
plaatsen naast het zitje mogelijk niet
goed worden gebruikt en komen ze
mogelijk in aanraking met het zitje. Ook
kan de werking van de veiligheidsgordel
negatief worden beïnvloed. Draag uw
veiligheidsgordel goed aansluitend over
uw schouder en laag over uw heupen.
Wanneer dit niet het geval is of wanneer
hij in aanraking komt met het zitje, ga dan
ergens anders zitten.
Het niet in acht nemen van de
voorzorgsmaatregelen kan dodelijk of
ernstig letsel tot gevolg hebben.
• Verstel bij het plaatsen van een baby-
of kinderzitje op de achterstoelen de
voorstoel zodanig dat deze niet in
aanraking komt met het kind of het
baby- of kinderzitje.
• Indien bij het plaatsen van een
kinderzitje met steunvoet de
rugleuning in de weg zit wanneer u
het zitje op de steunvoet wilt
bevestigen, zet dan de rugleuning
naar achteren tot er voldoende
ruimte is.• Als het schouderbevestigingspunt van
de veiligheidsgordel zich vóór de
gordelgeleider van het kinderzitje
bevindt, verplaatst u de zitting naar
voren.
• Indien bij het plaatsen van een
zitkussen het kind in het baby- of
kinderzitje erg rechtop zit, zet u de
rugleuning in een comfortabelere
stand. En als het
schouderbevestigingspunt van de
veiligheidsgordel zich vóór de
gordelgeleider van het kinderzitje
bevindt, verplaatst u de zitting naar
voren.
1 .2 Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
45
1
Veiligheid en beveiliging
Page 48 of 514

Meer informatie over het plaatsen van baby- en kinderzitjes
StoelpositienummerZitpositie
*21
2*234
Aan/uit-schakelaar
airbagZonder
aan/
uit-
schakelaar
airbag
AANUIT
Links Midden Rechts
Zitpositie geschikt
voor universeel zitje
vastgezet met gordel
(Ja/Nee)
*1
Ja
Alleen in
de rijrich-
tingJaJa
Alleen in de
rijrichtingJa Ja Ja
Zitpositie i-Size
(Ja/Nee)Nee Nee Nee Ja Nee Ja
Zitpositie geschikt
voor zijwaarts ge-
plaatst zitje
(L1/L2/Nee)Nee Nee Nee Nee Nee Nee
Geschikte bevesti-
ging voor tegen de
rijrichting in ge-
plaatst zitje (R1/R2X/
R2/R3/nee)Nee Nee NeeR1,
R2X,R2,
R3NeeR1,
R2X,R2,
R3
Geschikte bevesti-
ging voor in de rij-
richting geplaatst
zitje (F2X/F2/F3/
nee)Nee Nee NeeF2X, F2,
F3NeeF2X, F2,
F3
Geschikte bevesti-
ging voor zitkussen
(B2/B3/Nee)Nee Nee Nee B2, B3 Nee B2, B3
*1: Alle universele categorieën (groep 0, 0+, I, II en III).
*2: Niet geschikt voor baby- of kinderzitjes met steunpoot.
Toyota raadt gebruikers aan om gebruik te maken van zitpositie
2en4.
ISOfix-baby- of kinderzitjes worden onderverdeeld in verschillende “bevestigingen”. Het
baby- of kinderzitje kan worden gebruikt voor de zitposities voor de in de bovenstaande
tabel genoemde “bevestigingen”. Raadpleeg de onderstaande tabel voor het soort
“bevestiging”.
1 .2 Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
46