Page 225 of 514

• Als het object zich te dicht bij de
sensor bevindt.
• Als een voetganger kleren draagt die
geen ultrasoongolven reflecteren
(bijvoorbeeld een rok met plooien of
volants).
• Wanneer objecten die niet loodrecht
op de grond staan, objecten die niet in
een rechte hoek ten opzichte van de
rijrichting van de auto staan of
ongelijkmatige of golvende objecten
zich binnen het detectiebereik
bevinden.
• Bij sterke wind
• Bij het rijden onder barre
weersomstandigheden, bijvoorbeeld
bij mist, sneeuw of een zandstorm
• Wanneer zich tussen de auto en een
gesignaleerd obstakel een object
bevindt dat niet kan worden
gesignaleerd
• Als een object zoals een auto,
motorfiets, fiets of voetganger voor
de auto langs komt of plotseling van
opzij opduikt.
• Als de stand van een sensor is
gewijzigd door een aanrijding o.i.d.
• Als er uitrusting die een sensor kan
hinderen, zoals een sleepoog,
bumperbeschermer (een extra
beschermstrip, enz.), fietsendrager of
sneeuwploeg, is geplaatst
• Als de voorzijde van de auto omhoog
of omlaag staat door de belading van
de auto
• Als de auto niet stabiel functioneert,
zoals na een ongeval of tijdens een
storing
• Als sneeuwkettingen of het compacte
reservewiel worden gebruiktSituaties waarin het systeem mogelijk
werkt, zelfs als er geen kans op een
aanrijding is
Onder sommige omstandigheden, zoals
de onderstaande, werkt het systeem
mogelijk zelfs als er geen kans op een
aanrijding is.
• Wanneer op een smalle weg wordt
gereden
• Wanneer richting een spandoek of
vlag, een laaghangende tak of een
slagboom (zoals wordt gebruikt bij
spoorwegovergangen, tolpoortjes en
parkeerplaatsen) wordt gereden
• Bij een groef of gat in het wegdek
• Wanneer de auto over een metalen
afdekking (rooster) rijdt, zoals
gebruikt boven afvoergoten
• Bij het omhoog of omlaag rijden op
een steile helling
• Als een sensor wordt geraakt door een
grote hoeveelheid water, zoals bij het
rijden op een overstroomde weg
• De sensor is bedekt met vuil, sneeuw,
waterdruppels of ijs. (Het reinigen van
de sensoren zal het probleem
oplossen.)
• Een sensor is bedekt met een
waterfilm of er is sprake van zware
regenval
• Bij het rijden onder barre
weersomstandigheden, bijvoorbeeld
bij mist, sneeuw of een zandstorm
• Wanneer het stevig waait
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
223
4
Rijden
Page 226 of 514

• Wanneer in de omgeving van de auto
ultrasoongolven worden
geproduceerd door claxons,
voertuigdetectiesystemen,
motorfietsmotoren, luchtremmen van
vrachtwagens, sonarsystemen van
andere auto's of andere bronnen.
• Als de voorzijde van de auto omhoog
of omlaag staat door de belading van
de auto
• Als de stand van een sensor is
gewijzigd door een aanrijding o.i.d.
• De auto nadert een hoge of gebogen
stoeprand
• Wanneer vlak langs pilaren
(H-vormige stalen balken, enz.) in
parkeergarages, op bouwplaatsen,
enz. wordt gereden
• Als de auto niet stabiel functioneert,
zoals na een ongeval of tijdens een
storing
• De auto rijdt op een bijzonder
hobbelige weg, op een helling, op
grind of op gras
• Als sneeuwkettingen of het compacte
reservewiel worden gebruikt
WAARSCHUWING!
Waarschuwingen met betrekking tot
het gebruik van het systeem
Vertrouw niet blindelings op het
systeem, aangezien er een grens is aan
de mate van nauwkeurigheid bij de
herkenning en de ondersteunende
mogelijkheden die dit systeem kan
bieden. Het is altijd de
verantwoordelijkheid van de
bestuurder om de omgeving van de
auto in de gaten te houden en veilig te
rijden.
Ervoor zorgen dat het systeem goed
werkt
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht.
Anders kan een ongeval het gevolg zijn.
• Beschadig de sensoren niet en houd
ze altijd schoon.
• Plaats geen stickers of elektronische
onderdelen zoals een kentekenplaat
met achtergrondverlichting (met
name fluorescerende), een mistlamp,
een spatbordantenne of een
draadloze antenne in de buurt van
een radarsensor.
• Stel de omgeving van de sensor niet
bloot aan krachtige schokken. Als
deze wel aan krachtige schokken is
blootgesteld, laat de auto dan
nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige. Neem
contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige als de voor-
de achterbumper moet worden
verwijderd/geplaatst of vervangen.
• Wijzig, demonteer of spuit de
sensoren niet.
• Bevestig geen afdekking op de
kentekenplaat.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
224
Page 227 of 514

WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Houd de bandenspanning op de
juiste waarde.
Wanneer moet de functie
uitgeschakeld worden
Schakel in de volgende situaties de
functie uit, omdat deze anders mogelijk
zelfs werkt als er geen kans op een
aanrijding is.
• Het niet in acht nemen van
bovenstaande waarschuwingen.
• Als een niet-originele Toyota-
wielophanging (bijvoorbeeld
verlaagde wielophanging) is
gemonteerd.
Opmerkingen bij het wassen van de
auto
Stel de omgeving van de sensoren niet
bloot aan sterke waterstralen of stoom.
Anders kan de sensor defect raken.
• Spuit bij het wassen van de auto met
een hogedrukreiniger niet
rechtstreeks op de sensoren, omdat
dit er toe kan leiden dat een sensor
niet meer goed werkt.
• Richt bij het wassen van de auto met
stoom de stoom niet rechtstreeks op
de sensoren, omdat dit er toe kan
leiden dat een sensor niet meer goed
werkt.
• Schakel bij het wassen van de auto in
een wasstraat de Toyota Parking
Assist-sensor uit.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
225
4
Rijden
Page 228 of 514

4.5.10 RCTA (Rear Crossing Traffic Alert)*
*: Indien aanwezig
De RCTA gebruikt de radarsensoren opzij achter van de BSM in de achterbumper. Deze
functie is bedoeld om de bestuurder te helpen gebieden te controleren die bij het
achteruitrijden niet goed zichtbaar zijn.
Systeemonderdelen
1Multi-informatiedisplay
Inschakelen/uitschakelen van de
RCTA. (→Blz. 227)
2Indicatoren in buitenspiegel
Wanneer een auto wordt
gesignaleerd die van rechts of links
achter nadert, gaan de indicatoren in
de buitenspiegels knipperen.
3Controlelampje RCTA
Als de RCTA is ingeschakeld, brandt
het controlelampje.
4Scherm audiosysteem
Wanneer een auto wordt
gesignaleerd die van rechts of links
achter nadert, wordt het RCTA-icoon
(→blz. 228) voor de desbetreffende
zijde weergegeven. In deze
afbeelding wordt een voorbeeld
getoond van auto's die van zowel
links als rechts achter naderen.
5RCTA-zoemer
Wanneer een auto wordt
gesignaleerd die van rechts of links
achter nadert, klinkt een zoemer
vanachter de achterstoel.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
226
Page 229 of 514

Inschakelen/uitschakelen van de RCTA
1. Druk op
/van de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel en selecteer
.
2. Druk op
/van de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel en selecteer
.
3. Druk op
van de
bedieningstoets van het
instrumentenpaneel.
Elke keer dat op
wordt gedrukt,
wisselt de functie tussen aan en uit.
Instellen van het zoemervolume
Het volume van de RCTA-zoemer kan
worden gewijzigd via
(→blz. 88) op
het multi-informatiedisplay.
De zichtbaarheid van de indicatoren in
de buitenspiegels
Mogelijk zijn de indicatoren in de
buitenspiegels bij fel zonlicht niet goed te
zien.
Hoorbaarheid RCTA-zoemer
De RCTA-zoemer komt mogelijk moeilijk
boven harde geluiden uit, zoals wanneer
het volume van het audiosysteem hoog
staat.Uitschakelen van het geluid van de
zoemer
De zoemer kan tijdelijk worden gedempt
door op
van de bedieningstoetsen
van het instrumentenpaneel te drukken
terwijl een objectdetectiedisplay wordt
weergegeven op het
multi-informatiedisplay.
Wanneer “Rear Cross Traffic Alert
Unavailable” (Rear Cross Traffic Alert
niet beschikbaar) wordt weergegeven
op het multi-informatiedisplay
Er zit mogelijk ijs, sneeuw, modder, enz.
rond de sensoren in de achterbumper.
(→Blz. 214)
Na het verwijderen van het ijs, de sneeuw,
de modder, enz. van de achterbumper
moet het systeem weer normaal gaan
werken.
Ook werken de sensoren mogelijk niet
normaal bij extreem warm of koud weer.
Radarsensoren opzij achter
→Blz. 214
RCTA
De RCTA werkt wanneer de achteruitversnelling is ingeschakeld. Hij kan andere auto's
signaleren die van rechts of links achter naderen. Hij maakt gebruik van radarsensoren om
de bestuurder te waarschuwen voor de aanwezigheid van andere auto's: de indicatoren in
de buitenspiegels gaan knipperen en er klinkt een zoemer.
1Naderende auto's2Detectiegebieden
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
227
4
Rijden
Page 230 of 514

Weergave RCTA-icoon (indien aanwezig)
Wanneer een auto wordt gesignaleerd die van rechts of links achter nadert, wordt het
volgende weergegeven op het scherm van het audiosysteem.
Toyota Parking Assist
MonitorPanoramic View Monitor Inhoud
Er nadert een voertuig van links of
rechts achter
WAARSCHUWING!
Waarschuwingen met betrekking tot
het gebruik van het systeem
Vertrouw niet blindelings op het
systeem, aangezien er een grens is aan
de mate van nauwkeurigheid bij de
herkenning en de ondersteunende
mogelijkheden die dit systeem kan
bieden. Het is altijd de
WAARSCHUWING!(Vervolg)
verantwoordelijkheid van de
bestuurder om de omgeving van de
auto in de gaten te houden en veilig te
rijden. (→Blz. 216)
Ervoor zorgen dat het systeem goed
werkt
→Blz. 214
Detectiegebieden RCTA
Hieronder staan de gebieden aangegeven waarin voertuigen kunnen worden
gesignaleerd.
Om ervoor te zorgen dat de bestuurder een consistente reactietijd heeft, kan de zoemer
een waarschuwing geven voor snellere auto's die verder weg zijn.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
228
Page 231 of 514

Bijvoorbeeld:
Naderende auto Snelheid1
Afstand waarschuwing
(bij benadering)
Snel 28 km/h 20 m
Langzaam 8 km/h 5,5 m
De RCTA werkt wanneer
• Het contact AAN staat.
• De RCTA is ingeschakeld.
• De selectiehendel in stand R staat.
• De rijsnelheid ongeveer 8 km/h of
lager is.
• De rijsnelheid van de naderende auto
ligt tussen ongeveer 8 km/h en
28 km/h.
Situaties waarin het systeem geen
auto signaleert
De RCTA is niet ontworpen om de
volgende typen voertuigen en/of
objecten te signaleren:
• Auto's die direct van achteren naderen
• Voertuigen die achteruit inparkeren in
de parkeerruimtes naast uw auto
*
• Voertuigen die niet kunnen worden
gesignaleerd door de sensoren als
gevolg van obstakels
• Vangrails, muren, bebording,
geparkeerde auto's en vergelijkbare
stilstaande objecten
*
• Kleine motorfietsen, fietsen,
voetgangers, enz.*
• Voertuigen die van de auto af
bewegen
• Voertuigen die naderen vanuit
parkeerruimtes naast uw auto
*
• De afstand tussen de sensor en de
naderende auto wordt te klein
*: Afhankelijk van de omstandigheden
wordt er mogelijk een auto en/of object
gesignaleerd.
Situaties waarin het systeem mogelijk
niet goed werkt
Onder de volgende omstandigheden
signaleert de RCTA auto's mogelijk niet
correct:
• Als de sensor niet goed is uitgelijnd
doordat de sensor of de omgeving
ervan is blootgesteld aan hevige
schokken
• Wanneer de sensor of de omgeving
ervan op bovenstaande positie op de
achterbumper is bedekt door modder,
sneeuw of ijs of wanneer er een
sticker op is geplakt
• Bij het rijden op een nat wegdek als
gevolg van slecht weer, zoals zware
regenval, sneeuw, of mist
• Wanneer meerdere auto's naderen
met slechts weinig ruimte tussen elke
auto
• Wanneer een auto met hoge snelheid
nadert
• Als er uitrusting die een sensor kan
hinderen, zoals een sleepoog,
bumperbeschermer (een extra
beschermstrip, enz.), fietsendrager of
sneeuwploeg, is geplaatst
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
229
4
Rijden
Page 232 of 514

• Bij het achteruitrijden op een helling
met een grote verandering in het
hellingspercentage
•
Bij het onder een scherpe hoek
achteruit uitrijden van een
parkeerplaats
• Bij het rijden met een aanhangwagen
• Bij een duidelijk verschil in hoogte
tussen uw auto en de auto die binnen
het detectiegebied komt
• Wanneer een sensor of de omgeving
van een sensor zeer heet of koud is
• Als de wielophanging is gewijzigd of
als er een andere maat banden dan
voorgeschreven is gemonteerd
• Als de voorzijde van de auto omhoog
of omlaag staat door de belading van
de auto• Wanneer u achteruitrijdend een bocht
maakt
• Wanneer een voertuig een bocht
maakt in het detectiegebied
Situaties waarin het systeem mogelijk
werkt, zelfs als er geen kans op een
aanrijding is
Onder de volgende omstandigheden is
de kans dat de RCTA onnodig een
voertuig en/of object signaleert groter:
• Wanneer de parkeerplaats uitkijkt op
een straat en er auto's over die straat
rijden
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
230