Page 161 of 514

voorliggers verblind. Als dat het geval
is, moet handmatig geschakeld
worden tussen grootlicht en dimlicht.
– Bij rijden in slecht weer (zware
regenval, mist, sneeuw,
zandstormen, enz.)
– Als het zicht door de voorruit wordt
belemmerd door damp, wasem, ijs,
vuil, enz.
– Als de voorruit gebarsten of
beschadigd is
– Als de camera voor vervormd of vuil
is
– Als de temperatuur van de camera
voor extreem hoog is
– Als de helderheid van het
omgevingslicht overeenkomt met
die van koplampen, achterlichten of
mistlampen
– Als de koplampen of achterlichten
van tegenliggers of voorliggers zijn
uitgeschakeld, vuil zijn, een andere
kleur hebben of niet correct zijn
afgesteld
– Als de auto wordt geraakt door
water, sneeuw, stof, enz. van een
voorligger
– In gebieden waar lichte en donkere
stukken elkaar afwisselen.
– Als geregeld en herhaaldelijk over
stijgende en dalende wegen wordt
gereden, of over wegen met een
slecht of oneffen wegdek (zoals
klinkerwegen, grindwegen, enz.)
– Als geregeld en herhaaldelijk over
bochtige wegen wordt gereden.
– Als er zich een sterk spiegelend
voorwerp, zoals een verkeersbord of
spiegel, voor de auto bevindt
– Als de achterzijde van een
voorligger sterk spiegelend is, zoals
een container op een truck
– Als de koplampen van de auto
beschadigd of vuil zijn, of niet
correct zijn afgesteld
– Als de auto naar één kant overhelt
door bijvoorbeeld een lekke band, of
aan de achterzijde wat lager ligt
doordat een aanhangwagen is
aangekoppeld, enz.– Als herhaaldelijk op een abnormale
manier wordt geschakeld tussen
grootlicht en dimlicht
– Als de bestuurder meent dat het
grootlicht mogelijk knippert of
voetgangers of andere bestuurders
verblindt
– Als de auto wordt gebruikt in een
gebied waar men aan de andere
kant van de weg rijdt, bijvoorbeeld
een auto bestemd voor
rechtsrijdend verkeer in een gebied
voor linksrijdend verkeer of vice
versa
4.3.3 Schakelaar mistlampen
De mistlampen zorgen voor uitstekend
zicht bij ongunstige rijomstandigheden,
zoals bij regen of mist.
1Schakelt de mistlampen voor en
het mistachterlicht uit
2Schakelt de mistlampen voor in
3Schakelt de mistlampen voor en
het mistachterlicht in
Als de schakelaarring wordt
losgelaten, keert de ring terug naar
de stand
.
Door de schakelaarring nogmaals te
draaien, wordt alleen het
mistachterlicht uitgeschakeld.
4.3 Bedienen van verlichting en ruitenwissers
159
4
Rijden
Page 162 of 514

Mistlampen kunnen worden gebruikt
als
Mistlampen voor: De koplampen of
parkeerlichten voor zijn ingeschakeld.
Mistachterlicht: De mistlampen voor zijn
ingeschakeld.
4.3.4 Ruitenwissers en
-sproeiers
Bedienen van de ruitenwisserhendel
In de stand AUTO werken de
ruitenwissers automatisch wanneer de
sensor signaleert dat het regent. De
wissnelheid wordt automatisch
afgestemd op de hoeveelheid neerslag en
de rijsnelheid.
1Stand AUTO
2Lage snelheid ruitenwissers
3Hoge snelheid ruitenwissers
4Enkele slag
In de stand AUTO kan de gevoeligheid
van de sensor als volgt worden
ingesteld door de schakelaarring te
draaien.
5Verhoogt de gevoeligheid van de
ruitenwisser met regensensor
6Verlaagt de gevoeligheid van de
ruitenwisser met regensensor
7Gelijktijdig inschakelen
ruitensproeiers en ruitenwissers
Door aan de hendel te trekken treden
de ruitenwissers en -sproeiers in
werking.
De ruitenwissers zullen automatisch
een aantal slagen maken als de
ruitensproeiers worden ingeschakeld.
(Na enkele slagen volgt een pauze en
maken de wissers nog een slag om de
laatste druppels te verwijderen. Als
de auto rijdt, wordt de wisslag om de
laatste druppels te verwijderen niet
gemaakt.)
Als het contact AAN staat, de
koplampen zijn ingeschakeld en u de
hendel naar u toe trekt, werken de
koplampsproeiers één keer. Daarna
werken de koplampsproeiers elke
vijfde keer dat u de hendel naar u toe
trekt.
4.3 Bedienen van verlichting en ruitenwissers
160
Page 163 of 514

De ruitenwissers en ruitensproeiers
kunnen worden bediend als
Het contact AAN staat.
Effecten van de rijsnelheid op de
ruitenwisserwerking
De rijsnelheid heeft invloed op de
intervalwerking.
Regensensor
• De regensensor registreert de
hoeveelheid neerslag.
De auto is voorzien van een optische
sensor. Deze werkt mogelijk niet goed
als zonlicht van de opkomende of
ondergaande zon af en toe op de
voorruit valt of als er insecten o.i.d. op
de voorruit zitten.
• Als de ruitenwisserschakelaar in de
stand AUTO wordt gezet terwijl het
contact AAN staat, werken de
ruitenwissers één keer om aan te
geven dat de stand AUTO is
geactiveerd.
• Als de temperatuur van de
regensensor 85°C of hoger is, of -30°C
of lager, werkt de automatische
functie mogelijk niet. Zet de
ruitenwisserschakelaar in dat geval in
een andere stand dan AUTO.
Als er geen vloeistof uit de
ruitensproeiers komt
Controleer of er ruitensproeiervloeistof
in het reservoir aanwezig is en
controleer als dat het geval is of de
sproeierkoppen niet verstopt zijn.Functie aan het openen van het
voorportier gekoppeld onderbreken
van de ruitenwissers voor
Als, terwijl de auto stilstaat, een
voorportier wordt geopend wanneer
AUTO is geselecteerd en de
ruitenwissers voor werken, wordt de
werking van de ruitenwissers voor
onderbroken om te voorkomen dat
iemand in de buurt van de auto
natgespetterd wordt. Als het
voorportier wordt gesloten, wordt de
werking van de ruitenwissers hervat.
Bij het uitzetten van de motor in een
noodgeval tijdens het rijden
Als de ruitenwissers voor werken
wanneer het hybridesysteem wordt
uitgezet, zullen ze op hoge snelheid
werken. Zodra de auto stilstaat, wordt de
werking weer normaal als het contact
AAN wordt gezet, of stopt de werking als
het bestuurdersportier wordt geopend.
WAARSCHUWING!
Waarschuwing met betrekking tot
het gebruik van de ruitenwissers in
de stand AUTO
De ruitenwissers voor kunnen
onverwacht in werking treden als de
sensor wordt aangeraakt of als de
voorruit aan trillingen wordt
blootgesteld terwijl de ruitenwissers in
de stand AUTO staan. Let erop dat u
zich niet kunt bezeren als de
ruitenwissers in werking treden.
Waarschuwing met betrekking tot
het gebruik van
ruitensproeiervloeistof
Gebruik bij koud weer de
ruitensproeiervloeistof pas wanneer de
voorruit warm is. De vloeistof kan
anders op de voorruit bevriezen en zo
het zicht belemmeren. Dit kan leiden
tot een ongeval met dodelijk of ernstig
letsel tot gevolg.
4.3 Bedienen van verlichting en ruitenwissers
161
4
Rijden
Page 164 of 514

OPMERKING
Als de voorruit droog is
Gebruik de ruitenwissers niet als de
voorruit droog is omdat hierdoor de
voorruit beschadigd kan worden.
Als het sproeierreservoir leeg is
Als u de hendel gedurende langere tijd
naar u toe getrokken houdt, kan de
sproeierpomp beschadigd raken.
Wanneer een sproeier verstopt raakt
Neem in dit geval contact op met een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Probeer deze niet schoon te maken met
een naald of iets dergelijks. Hierdoor kan
de sproeierkop beschadigd raken.
Wijzigen van de ruststand van de
ruitenwissers voor/optillen van de
ruitenwissers voor
Als de ruitenwissers voor niet worden
gebruikt, keren ze terug tot onder de
motorkap. Om de ruitenwissers voor te
kunnen optillen bij parkeren onder koude
omstandigheden of bij het vervangen van
een ruitenwisserrubber, moeten de
ruitenwissers voor met de
ruitenwisserhendel vanuit de ruststand in
de servicestand gezet worden.De ruitenwissers in de servicestand
zetten
Zet binnen ongeveer 45 seconden na het
UIT zetten van het contact de
ruitenwisserhendel in de stand
en
houd hem gedurende ten minste
ongeveer 2 seconden in die stand.
De ruitenwissers bewegen naar de
servicestand.
Optillen van de ruitenwissers voor
Houd het haakgedeelte van de
ruitenwisserarm vast en til de
ruitenwisser voor van de voorruit.
4.3 Bedienen van verlichting en ruitenwissers
162
Page 165 of 514

De ruitenwissers voor in de ruststand
zetten
Zet het contact AAN en zet de
ruitenwisserhendel in een werkingsstand
terwijl de ruitenwissers voor op de
voorruit geplaatst zijn. Als de
ruitenwisserschakelaar wordt
uitgeschakeld, stoppen de ruitenwissers
voor in de ruststand.
OPMERKING
Bij het optillen van de ruitenwissers
voor
• Til de ruitenwissers voor niet op als ze
in de ruststand onder de motorkap
staan. Als u dat wel doet, raken de
ruitenwissers voor mogelijk de
motorkap, hetgeen kan resulteren in
schade aan de ruitenwissers voor
en/of de motorkap.
• Bedien de ruitenwisserhendel niet
wanneer de ruitenwissers voor zijn
opgetild. Als u dat wel doet, raken de
ruitenwissers voor mogelijk de
motorkap, hetgeen kan resulteren in
schade aan de ruitenwissers voor
en/of de motorkap.
4.4 Tanken
4.4.1 Openen van de tankdop
Voer de volgende stappen uit om de
tankdop te openen:
Voor het tanken
• Sluit alle portieren en ruiten en zet het
contact UIT.
• Controleer de brandstofsoort.
Brandstofsoorten
Blz. 377, blz. 382
Vulopening brandstoftank voor
loodvrije benzine
Om vergissingen bij tankstations te
voorkomen, is uw Toyota uitgerust met
een kleinere vulopening.
WAARSCHUWING!
Bij het tanken
Neem bij het tanken de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Het niet
in acht nemen van de
voorzorgsmaatregelen kan dodelijk of
ernstig letsel tot gevolg hebben.
• Raak na het verlaten van de auto en
voor het openen van de tankdopklep
een ongeverfd metalen oppervlak
aan om eventuele statische
elektriciteit af te voeren. Het is
belangrijk om statische elektriciteit
af te voeren voordat u gaat tanken,
omdat vonken als gevolg van
statische elektriciteit
brandstofdampen tot ontbranding
kunnen brengen.
• Pak de tankdop bij de greep vast en
draai hem langzaam los. Tijdens het
losdraaien van de tankdop kan er een
sissend geluid hoorbaar zijn. Wacht
tot het geluid verdwenen is alvorens
de tankdop te verwijderen. Bij hoge
buitentemperaturen kan er brandstof
uit de vulpijp spuiten en letsel
veroorzaken.
• Zorg ervoor dat er niemand die de
eventueel aanwezige statische
elektriciteit van zijn lichaam niet
heeft afgevoerd, in de buurt van een
niet afgesloten brandstoftank komt.
• Adem de brandstofdampen niet in.
Brandstof bevat stoffen die
schadelijk zijn als ze ingeademd
worden.
• Rook niet tijdens het tanken. Als u
dat wel doet, kan er brand ontstaan.
• Keer niet naar de auto terug als u
statisch geladen bent. Statische
elektriciteit kan vonkvorming en
daarmee brand veroorzaken.
4.3 Bedienen van verlichting en ruitenwissers
163
4
Rijden
Page 166 of 514
WAARSCHUWING!(Vervolg)
Bij het tanken
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht om te
voorkomen dat de brandstoftank
overstroomt:
• Plaats het vulpistool nauwkeurig in
de vulpijp.
• Stop met het vullen van de tank
wanneer het vulpistool automatisch
uit klikt.
• Vul de brandstoftank niet tot de
rand.
OPMERKING
Tanken
• Mors geen brandstof tijdens het
tanken.
• Anders kan schade aan de auto
ontstaan, zoals het slecht
functioneren van het
emissieregelsysteem, of beschadiging
van de onderdelen van het
brandstofsysteem of van de lak.
Openen van de tankdop
1. Houd de ontgrendelschakelaar
ingedrukt om de tankdopklep te
openen.
Auto's met linkse besturingAuto's met rechtse besturing
2. Draai de tankdop langzaam open en
plaats hem in de houder op de
tankdopklep.
Sluiten van de tankdop
Draai na het tanken van brandstof de
tankdop tot u een klik hoort. Als u de dop
loslaat, zal hij iets in de andere richting
draaien.
4.4 Tanken
164
Page 167 of 514

Als de tankdopklep niet kan worden
geopend
Verwijder het deksel in de bagageruimte
en trek aan de hendel.
WAARSCHUWING!
Vervangen van de tankdop
Gebruik alleen de originele
Toyota-tankdop voor uw auto. Als u een
andere tankdop gebruikt, kan er brand
ontstaan of kunnen er andere
problemen optreden met mogelijk
dodelijk of ernstig letsel tot gevolg.
4.5 Gebruik van de
ondersteunende systemen
4.5.1 Toyota Safety Sense
Toyota Safety Sense bestaat uit de
volgende ondersteunende systemen en
draagt bij aan een veilige en comfortabele
rijervaring:
Ondersteunend systeem
PCS (Pre-Crash Safety-systeem)
→Blz. 170LTA (Lane Tracing Assist)
→Blz. 182
AHB (Automatic High Beam)
→Blz. 156
RSA (Road Sign Assist) (indien
aanwezig)
→Blz. 192
Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik
→Blz. 196
WAARSCHUWING!
Toyota Safety Sense
Toyota Safety Sense is ontworpen om
te werken met als uitgangspunt dat de
bestuurder voorzichtig rijdt om te
helpen de gevolgen van een aanrijding
voor de inzittenden en de auto te
beperken of de bestuurder te
assisteren onder normale
rijomstandigheden.
Vertrouw niet blindelings op het
systeem, aangezien er een grens is aan
de mate van nauwkeurigheid bij de
herkenning en de ondersteunende
mogelijkheden die dit systeem
kan bieden. Het is altijd de
verantwoordelijkheid van de
bestuurder om de omgeving van de
auto in de gaten te houden en veilig te
rijden.
4.4 Tanken
165
4
Rijden
Page 168 of 514

Sensoren
Twee soorten sensoren, die zich achter de
grille en de voorruit bevinden, signaleren
informatie die nodig is voor de werking
van de ondersteunende systemen
1Radarsensor
2Camera voor
WAARSCHUWING!
Voorkomen van storingen in de
radarsensor
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht.
Als u dat niet doet, werkt de
radarsensor mogelijk niet goed,
hetgeen kan leiden tot een ongeval met
dodelijk of ernstig letsel tot gevolg.
• Houd de radarsensor en de afdekking
van de radarsensor altijd schoon.
1Radarsensor
2Afdekking radarsensor
Reinig de voorzijde van de radarsensor
of de voor- of achterzijde van afdekking
van de radarsensor als ze vuil zijn of als
er waterdruppels, sneeuw, enz. op
zit(ten).
WAARSCHUWING!(Vervolg)
Reinig de radarsensor en de kap van de
radarsensor met een zachte doek om te
voorkomen dat er beschadigingen
ontstaan.
• Bevestig geen accessoires,
(doorzichtige) stickers of andere
zaken op de radarsensor, de
afdekking van de radarsensor of het
omliggende gebied.
• Stel de radarsensor en de omgeving
van de sensor niet bloot aan
krachtige schokken. Laat de auto
nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige als de
radarsensor, de grille of de
voorbumper is blootgesteld aan
krachtige schokken.
• Haal de radarsensor niet uit elkaar.
• Wijzig of spuit de radarsensor of de
kap van de radarsensor niet.
• In de volgende gevallen moet de
radarsensor opnieuw worden
gekalibreerd. Neem voor meer
informatie contact op met een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
– Als de radarsensor of de grille is
verwijderd en geplaatst of
vervangen
– Als de voorbumper is vervangen
WAARSCHUWING!
Storingen in de camera voor
voorkomen
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht.
Als u dat niet doet, werkt de camera
voor mogelijk niet goed, hetgeen kan
leiden tot een ongeval met dodelijk of
ernstig letsel tot gevolg.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
166