Page 121 of 514

1Naar voren bewegen
2Naar achteren bewegen
Persoonlijke voorkeursinstellingen
(met rugleuningverstelling)
Wijzigen van de instellingen van het
bedieningspaneel achter (→blz. 256)
WAARSCHUWING!
Als de rugleuningen worden
neergeklapt (neerklapbare stoel)
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Het niet
in acht nemen van de
voorzorgsmaatregelen kan dodelijk of
ernstig letsel tot gevolg hebben.
• Klap de rugleuningen niet neer
tijdens het rijden.
• Parkeer de auto op een vlakke
ondergrond, activeer de parkeerrem
en zet de selectiehendel in stand P.
• Laat geen personen op een
neergeklapte rugleuning of in de
bagageruimte zitten tijdens het
rijden.
• Laat geen kinderen toe in de
bagageruimte.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
Als de stoel in de oorspronkelijke
positie wordt teruggezet
(neerklapbare stoel)
• Zorg ervoor dat de veiligheidsgordel
niet vast komt te zitten tussen of
achter de stoelen.
• Leid de veiligheidsgordel door de
geleider als deze eruit verwijderd is.
(→Blz. 25)
Stoel afstellen
• Met rugleuningverstelling: Om te
voorkomen dat u bij een aanrijding
onder de veiligheidsgordel
doorschuift, is het raadzaam de
leuning niet verder achterover te
zetten dan strikt noodzakelijk is. Als
de leuning te ver achterover staat,
kan bij een aanrijding het
heupgedeelte over uw heupen heen
schuiven en direct kracht op uw buik
uitoefenen, of de schoudergordel in
contact komen met uw nek,
waardoor de kans op dodelijk of
ernstig letsel toeneemt. Verstel de
bestuurdersstoel niet tijdens het
rijden, aangezien de stoel dan
onverwachts kan bewegen. Hierdoor
kan de bestuurder de controle over
de auto verliezen.
• Neerklapbare stoel: Let er bij het
neerklappen van de rugleuning op
dat uw handen of voeten niet
bekneld raken tussen het achterste
deel van de middenconsole en de
achterstoelen.
Nadat de rugleuning rechtop is gezet
(neerklapbare stoel)
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Het niet
in acht nemen van de
voorzorgsmaatregelen kan dodelijk of
ernstig letsel tot gevolg hebben.
• Controleer of de rugleuning goed is
vergrendeld door de bovenzijde van
de rugleuning vooruit en achteruit te
duwen.
3.3 Verstellen van de stoelen
119
3
Bediening van elk onderdeel
Page 122 of 514

WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Controleer of de veiligheidsgordels
niet gedraaid zijn of vastzitten in de
rugleuning.
• Zorg ervoor dat de veiligheidsgordel
door de geleider loopt.
OPMERKING
Als de rugleuning rechts is
neergeklapt (neerklapbare stoel)
Pas op dat de bagage in de vergrote
bagageruimte de band van de middelste
veiligheidsgordel achter niet
beschadigt.
3.3.3 Ergonomisch geheugen*
*: Indien aanwezig
Deze functie zet de bestuurdersstoel, het
stuurwiel en de buitenspiegels
automatisch in de gewenste stand om het
in- en uitstappen te vergemakkelijken en
om aan uw voorkeur te voldoen.
Ergonomisch geheugen
De rijpositie die uw voorkeur heeft (de
positie van de bestuurdersstoel, het stuur
en de buitenspiegels), kan met een druk
op de knop in het geheugen worden
opgeslagen en weer worden opgeroepen.
Er kunnen twee verschillende posities
worden opgeslagen in het geheugen.
Procedure voor opslaan
1. Controleer of de selectiehendel in
stand P staat.
2. Zet het contact AAN.
3. Zet de bestuurdersstoel, het stuurwiel
en de buitenspiegels in de gewenste
positie.4. Druk, terwijl u de toets SET ingedrukt
houdt of binnen 3 seconden nadat de
toets SET is ingedrukt, op toets 1 of
2 tot de zoemer klinkt.
Als er onder de gekozen toets al een
instelling was opgeslagen, zal deze
worden overschreven.
Procedure voor oproepen
1. Controleer of de selectiehendel in
stand P staat.
2. Zet het contact AAN.
3. Houd een van de toetsen van de
rijpositie die u wilt oproepen
ingedrukt totdat de zoemer klinkt.
Het oproepen van de stoelpositie
halverwege onderbreken
Voer een van de volgende handelingen
uit:
• Druk op de toets SET.
• Druk op de knop 1 of 2.
• Bedien een van de schakelaars van de
stoelverstelling (schakelt alleen het
oproepen van de stoelpositie uit).
• Bedien de schakelaar van de
stuurverstelling (schakelt alleen het
oproepen van de stuurwielpositie uit).
3.3 Verstellen van de stoelen
120
Page 123 of 514

Stoelposities die in het geheugen
kunnen worden opgeslagen
(→blz. 117)
Andere ingestelde posities dan de
ingestelde positie met de schakelaar van
de lendensteunverstelling kunnen in het
geheugen worden opgeslagen.
Bedienen van het ergonomische
geheugen nadat het contact UIT is
gezet
De opgeslagen posities kunnen
gedurende 180 seconden na het openen
van het bestuurdersportier nog worden
geactiveerd en nog eens 60 seconden na
het sluiten van het portier.
Het ergonomische geheugen op de
juiste wijze gebruiken
Als de stoel al in de verst mogelijke
stand staat en de stoel wordt in dezelfde
richting bewogen, dan wijkt de
opgeslagen positie mogelijk iets af
wanneer deze wordt opgeroepen.
Als de opgeslagen stoelpositie niet kan
worden opgeroepen
In sommige situaties, waarbij de
stoelpositie binnen een bepaald bereik is
opgeslagen, kan de stoelpositie mogelijk
niet worden opgeroepen. Neem voor
meer informatie contact op met een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Geheugenoproepfunctie
In elke elektronische sleutel kan de door u
gewenste rijpositie worden opgeslagen,
zodat die kan worden opgeroepen.
Procedure voor registreren
Sla uw zitpositie op onder knop 1 of
2 alvorens de volgende handelingen uit te
voeren:
Draag alleen de sleutel bij u die u wilt
registreren en sluit het
bestuurdersportier. Als zich 2 of meersleutels in de auto bevinden, kan de
rijpositie niet juist worden opgeslagen.
1. Controleer of de selectiehendel in
stand P staat.
2. Zet het contact AAN.
3. Roep de rijpositie op die u wilt
opslaan.
4. Houd de toets voor het oproepen van
de rijpositie ingedrukt en druk op de
schakelaar voor de centrale
vergrendeling in het portier
(vergrendelen of ontgrendelen)
totdat de zoemer klinkt.
Als de toets niet kan worden
geregistreerd, klinkt de zoemer
continu gedurende ongeveer
3 seconden.
Procedure voor oproepen
1. Controleer of de portieren zijn
vergrendeld alvorens de rijpositie op
te roepen. Gebruik de elektronische
sleutel met de opgeslagen rijpositie
en ontgrendel en open het
bestuurdersportier met het Smart
entry-systeem met startknop of de
afstandsbediening.
De stoel (niet het stuurwiel) wordt in
de opgeslagen rijpositie gezet.
Als de rijpositie een positie is die al is
opgeslagen, zullen de stoel en de
buitenspiegels niet bewegen.
2. Zet het contact in stand ACC of AAN.
De stoel en het stuurwiel worden in de
opgeslagen positie gezet.
3.3 Verstellen van de stoelen
121
3
Bediening van elk onderdeel
Page 124 of 514

Procedure voor annuleren
Draag alleen de sleutel bij u die u wilt
annuleren en sluit het
bestuurdersportier. Als zich 2 of meer
sleutels in de auto bevinden, kan de
koppeling aan de rijpositie niet goed
worden geannuleerd.
1. Zet het contact AAN.
2. Houd de toets SET ingedrukt en druk
op de schakelaar voor de centrale
vergrendeling (vergrendelen of
ontgrendelen) totdat de zoemer
tweemaal klinkt.
Als de toets niet kan worden
geannuleerd, klinkt de zoemer continu
gedurende ongeveer 3 seconden.
Oproepen van de rijpositie met behulp
van de geheugenoproepfunctie
• In elke elektronische sleutel kunnen
verschillende rijposities worden
opgeslagen. Daarom kan de rijpositie
die wordt opgeroepen per sleutel
anders zijn.
• Wanneer een ander portier dan het
bestuurdersportier wordt
ontgrendeld via het Smart
entry-systeem met startknop, wordt
de rijpositie niet opgeroepen. Druk in
dat geval op de toets van de rijpositie
die is ingesteld.
Persoonlijke voorkeursinstellingen
Bepaalde functies kunnen worden
aangepast aan de persoonlijke voorkeur.
(→Blz. 383)
WAARSCHUWING!
Waarschuwing bij het verstellen van
de stoel
Let er bij het instellen van de
stoelpositie op dat de stoel de
passagier achterin niet raakt en dat uw
lichaam niet klem komt te zitten tussen
de stoel en het stuurwiel.
3.3.4 Hoofdsteunen
Alle zitplaatsen zijn voorzien van een
hoofdsteun.
Verstelbaar type
1Omhoog
Trek de hoofdsteun omhoog.
2Omlaag
Duw de hoofdsteun omlaag en houd
daarbij de ontgrendelknop ingedrukt.
Geïntegreerd type
De hoofdsteunen kunnen niet worden
versteld en verwijderd.
Verwijderen van de hoofdsteunen
Trek de hoofdsteun omhoog en houd
daarbij de ontgrendelknop ingedrukt.
Voorstoelen: Wanneer de hoofdsteun het
dak raakt waardoor het verwijderen ervan
wordt bemoeilijkt, wijzig dan de
stoelhoogte of de -hoek. (→Blz. 117)
3.3 Verstellen van de stoelen
122
Page 125 of 514

Plaatsen van de hoofdsteunen
Voorstoelen en buitenste zitplaatsen achter
met rugleuningverstelling
Breng de hoofdsteun in lijn met de
bevestigingsgaten en schuif hem omlaag
tot hij in de vergrendeling klikt.
Houd de ontgrendelknop ingedrukt
wanneer u de hoofdsteun laat zakken.
Middelste zitplaats achter met
rugleuningverstelling en neerklapbare
buitenste zitplaatsen achter
Houd de pootjes van de hoofdsteun
boven de bevestigingsgaten en schuif de
steun omlaag in de laagste
vergrendelingspositie terwijl u de
ontgrendelknop ingedrukt houdt.Afstellen van de hoogte van de
hoofdsteunen (voorstoelen en
buitenste zitplaatsen achter met
rugleuningverstelling)
Stel de hoofdsteunen zo in dat het
midden van de hoofdsteun zich zo dicht
mogelijk bij de bovenzijde van uw oren
bevindt.
Afstellen van de hoofdsteun achter
(behalve buitenste zitplaatsen achter
met rugleuningverstelling)
Stel de hoofdsteunen voor gebruik altijd
minimaal in op de op een na laagste
stand.
WAARSCHUWING!
Voorzorgsmaatregelen bij het
gebruik van de hoofdsteunen
Neem met betrekking tot de
hoofdsteunen de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht.
Het niet in acht nemen van de
voorzorgsmaatregelen kan dodelijk of
ernstig letsel tot gevolg hebben.
• Plaats de hoofdsteunen altijd op de
bijbehorende stoel.
• Stel de hoofdsteunen altijd goed af.
• Druk de hoofdsteunen na het
plaatsen naar beneden om te
controleren of ze goed vergrendeld
zijn.
• Rijd nooit zonder hoofdsteunen.
(Als een hoofdsteun echter de
plaatsing van een baby- of
kinderzitje hindert, kan de
hoofdsteun worden verwijderd om
het baby- of kinderzitje te plaatsen:
→blz. 38)
3.3 Verstellen van de stoelen
123
3
Bediening van elk onderdeel
Page 126 of 514
3.4 Verstellen van het
stuurwiel en de
buitenspiegels
3.4.1 Stuurwiel
Procedure voor het verstellen
Handmatige verstelling
1. Houd het stuurwiel vast en druk de
hendel omlaag.
2. Zet het stuurwiel in de ideale positie
door het in horizontale en verticale
richting te bewegen.
Trek na de verstelling de hendel
omhoog om het stuurwiel te borgen.Elektrische verstelling
Door de schakelaar te bedienen kan het
stuur in de volgende richtingen versteld
worden:
1Omhoog
2Omlaag
3Naar de bestuurder toe
4Van de bestuurder af
Automatisch wegkantelen (elektrische
verstelling)
Als het contact UIT wordt gezet, keert het
stuurwiel terug naar de ruststand door
omhoog en van de bestuurder af te
kantelen, waardoor het in- en uitstappen
vergemakkelijkt wordt.
Als het contact in stand ACC of AAN
wordt gezet, keert het stuurwiel terug
naar de oorspronkelijke positie.
3.4 Verstellen van het stuurwiel en de buitenspiegels
124
Page 127 of 514

Claxon
Druk op of vlak bij het symbool
om
te claxonneren.
Het stuurwiel kan worden versteld
wanneer (elektrische verstelling)
Het contact in stand ACC of AAN staat.
Automatische verstelling van de
stuurwielpositie (indien aanwezig)
Met het ergonomisch geheugen kan een
gewenste stuurwielpositie in het
geheugen worden opgeslagen en
automatisch worden opgeroepen.
Persoonlijke voorkeursinstellingen
Bepaalde functies kunnen worden
aangepast aan de persoonlijke voorkeur.
WAARSCHUWING!
Wees voorzichtig tijdens het rijden
Verstel het stuurwiel niet tijdens het
rijden.
Anders kunt u de macht over het stuur
verliezen en een ongeval veroorzaken,
waardoor dodelijk of ernstig letsel kan
ontstaan.
Na het afstellen van het stuurwiel
(handmatige verstelling)
Zorg ervoor dat het stuurwiel goed
vergrendeld is.
Anders kan het stuurwiel plotseling
bewegen, waardoor een ongeval kan
ontstaan met dodelijk of ernstig letsel
tot gevolg. Ook klinkt de claxon wellicht
niet als het stuurwiel niet goed is
vergrendeld.
3.4.2 Binnenspiegel
De positie van de binnenspiegel kan
worden afgesteld zodat de bestuurder
voldoende zicht naar achteren heeft.
Afstellen van de hoogte van de
binnenspiegel
De hoogte van de binnenspiegel kan
worden afgestemd op uw houding achter
het stuur.
Stel de hoogte van de binnenspiegel af
door de spiegel omhoog of omlaag te
bewegen.
Antiverblindingsstand
De hoeveelheid gereflecteerd licht wordt
automatisch gereduceerd op basis van de
helderheid van de koplampen van
achteropkomend verkeer.
De modus voor de automatische
antiverblindingsstand wijzigen
Aan/uit
Wanneer de automatische
antiverblindingsstand is ingeschakeld,
brandt het controlelampje.
3.4 Verstellen van het stuurwiel en de buitenspiegels
125
3
Bediening van elk onderdeel
Page 128 of 514

De functie wordt ingeschakeld telkens
wanneer het contact AAN wordt gezet.
Druk op de toets om de functie uit te
schakelen. (Het controlelampje gaat ook
uit.)
Voorkomen van een onjuiste werking
van de sensoren
Raak de sensoren niet aan en bedek ze
ook niet, omdat hierdoor de werking van
de sensoren in negatieve zin beïnvloed
kan worden.
WAARSCHUWING!
Verstel de spiegel niet tijdens het rijden.
Hierdoor kunt u de macht over het
stuur verliezen en een ongeval
veroorzaken, met mogelijk dodelijk of
ernstig letsel tot gevolg.
3.4.3 Buitenspiegels
Procedure voor het verstellen
1. Draai de schakelaar om een
buitenspiegel te selecteren.
1Links
2Rechts2. Bedien de schakelaar om de spiegel te
verstellen.
1Omhoog
2Rechts
3Omlaag
4Links
Inklappen en uitklappen van de spiegels
1Inklappen van de spiegels
2Uitklappen van de spiegels
Als de schakelaar van de inklapbare
buitenspiegels in de middenstand
staat, wordt de automatische stand
ingeschakeld.
De automatische stand maakt het
mogelijk om het inklappen of
uitklappen van de spiegels te
koppelen aan het vergrendelen/
ontgrendelen van de portieren.
3.4 Verstellen van het stuurwiel en de buitenspiegels
126