Page 153 of 514

Werking van parkeerrem
• Als het contact niet AAN staat, kunt u
de parkeerrem niet met de schakelaar
deactiveren.
• Als het contact niet AAN staat, is de
automatische stand (automatische
activering en deactivering) niet
beschikbaar.
Automatisch deactiveren
De parkeerrem wordt automatisch
gedeactiveerd wanneer u het gaspedaal
langzaam intrapt.
De parkeerrem wordt in de volgende
situaties automatisch gedeactiveerd:
• Het bestuurdersportier is gesloten.
• De veiligheidsgordel van de
bestuurder is vastgemaakt.
• Zet de selectiehendel in een vooruit-
of achteruitversnelling.
• Het motorcontrolelampje of het
waarschuwingslampje van het
remsysteem brandt niet.
Als de functie voor het automatisch
deactiveren niet werkt, deactiveer de
parkeerrem dan handmatig.
Als “Parking Brake Temporarily
Unavailable” (parkeerrem tijdelijk niet
beschikbaar) wordt weergegeven op
het multi-informatiedisplay
Als de parkeerrem herhaaldelijk
gedurende korte tijd bediend wordt, zal
het systeem de werking beperken om
oververhitting te voorkomen. Gebruik
de parkeerrem niet als dit gebeurt. Na
ongeveer 1 minuut zal de werking weer
normaal zijn.
Als “Parking Brake Unavailable”
(parkeerrem niet beschikbaar)
wordt weergegeven op het
multi-informatiedisplay
Bedien de parkeerremschakelaar.
Als de melding niet verdwijnt nadat de
schakelaar een aantal keer is bediend, zit
er mogelijk een storing in het systeem.Laat de auto onmiddellijk nakijken door
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Geluid parkeerrem
Wanneer de parkeerrem geactiveerd is,
kan het geluid van een elektromotor
(zoemend geluid) hoorbaar zijn. Dit is
normaal en duidt niet op een storing.
Waarschuwingslampje parkeerrem en
lampje parkeerrem
• Afhankelijk van de stand van het
contact gaan het
waarschuwingslampje parkeerrem en
het lampje van de parkeerrem
branden en blijven ze branden zoals
hieronder beschreven:
AAN: Gaat branden totdat de
parkeerrem wordt gedeactiveerd.
Niet AAN: Blijft gedurende ongeveer
15 seconden branden.
• Wanneer het contact UIT wordt gezet
en de parkeerrem geactiveerd is,
blijven het waarschuwingslampje
parkeerrem en het lampje van de
parkeerrem gedurende ongeveer
15 seconden branden. Dit is normaal
en duidt niet op een storing.
Waarschuwingszoemer geactiveerde
parkeerrem
De zoemer klinkt als er met de auto
wordt gereden terwijl de parkeerrem is
geactiveerd. “Release Parking Brake”
(deactiveer parkeerrem) wordt
weergegeven op het
multi-informatiedisplay.
Waarschuwingsmeldingen en zoemers
Waarschuwingsmeldingen en zoemers
worden gebruikt om een systeemstoring
aan te geven of om de bestuurder te
informeren dat hij extra moet opletten.
Lees de op het multi-informatiedisplay
weergegeven waarschuwingsmelding en
volg de aanwijzingen op.
4.2 Rijprocedures
151
4
Rijden
Page 154 of 514

Als het waarschuwingslampje van het
remsysteem gaat branden
→Blz. 331
Gebruik in de winter
→Blz. 248
WAARSCHUWING!
Bij het parkeren
Laat een kind niet alleen in de auto
achter. De parkeerrem kan onbedoeld
worden gedeactiveerd waardoor de
auto in beweging kan komen, hetgeen
kan leiden tot een ongeval met dodelijk
of ernstig letsel tot gevolg.
Parkeerremschakelaar
Plaats geen objecten in de buurt van de
parkeerremschakelaar. Objecten
kunnen de schakelaar hinderen en er
mogelijk toe leiden dat de parkeerrem
onverwachts wordt bediend.
OPMERKING
Bij het parkeren
Zet de selectiehendel in stand P en
activeer de parkeerrem voordat u de
auto verlaat en controleer of de auto
niet beweegt.
Wanneer een storing in het systeem
optreedt
Breng de auto op een veilige plaats tot
stilstand en controleer de
waarschuwingsmeldingen.
Wanneer de parkeerrem niet
gedeactiveerd kan worden door een
storing
Als u gaat rijden terwijl de parkeerrem is
geactiveerd, kunnen de onderdelen van
het remsysteem oververhit raken,
waardoor de remprestaties in negatieve
zin kunnen worden beïnvloed en de
onderdelen van het remsysteem sneller
slijten. Neem wanneer dit gebeurt
onmiddellijk contact op met een
erkende Toyota-dealer of
OPMERKING(Vervolg)
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
4.2.6 Brake Hold
Het Brake Hold-systeem houdt na
activering de remmen vast wanneer de
selectiehendel in stand D, S of N staat en
het rempedaal ingetrapt werd om de auto
tot stilstand te brengen. Het systeem laat
de rem los wanneer het gaspedaal
ingetrapt wordt en de selectiehendel in
stand D of S staat om zo voor soepel
wegrijden te zorgen.
Activeert het Brake Hold-systeem
Het controlelampje voor de
stand-bystand van het Brake
Hold-systeem (groen) gaat branden. Als
het systeem de remmen vasthoudt, gaat
het controlelampje Brake Hold-systeem
in werking (geel) branden.
*1: Controlelampje stand-bystand Brake
Hold-systeem
*2: Controlelampje Brake Hold-systeem in
werking
Voorwaarden voor werking Brake
Hold-systeem
Het Brake Hold-systeem kan onder de
volgende omstandigheden niet
geactiveerd worden:
• Het bestuurdersportier is niet
gesloten.
*1 *2
4.2 Rijprocedures
152
Page 155 of 514

• De bestuurder draagt geen
veiligheidsgordel.
Als onder een van de bovenstaande
omstandigheden het Brake
Hold-systeem is ingeschakeld, wordt het
systeem uitgeschakeld en gaat het
controlelampje voor de stand-bystand
van het Brake Hold-systeem uit.
Wanneer een van deze omstandigheden
zich voordoet terwijl het systeem de
remmen vasthoudt, klinkt een
waarschuwingszoemer en wordt een
melding weergegeven op het
multi-informatiedisplay. De parkeerrem
wordt dan automatisch geactiveerd.
Brake Hold-functie
• Nadat het systeem ongeveer
3 minuten de remmen heeft
vastgehouden en het rempedaal niet
ingetrapt wordt, wordt automatisch
de parkeerrem geactiveerd. In dat
geval klinkt een zoemer en verschijnt
er een waarschuwingsmelding op het
multi-informatiedisplay.
• Trap het rempedaal krachtig in en druk
opnieuw op de schakelaar om het
systeem te deactiveren.
• De Brake Hold-functie kan de auto
mogelijk niet stilhouden op een steile
helling. In deze situatie kan het nodig
zijn dat de bestuurder zelf het
rempedaal ingetrapt houdt. Er klinkt
een waarschuwingszoemer en het
multi-informatiedisplay zal de
bestuurder over de situatie
informeren. Lees de op het
multi-informatiedisplay weergegeven
waarschuwingsmelding en volg de
aanwijzingen op.
Wanneer de parkeerrem automatisch
geactiveerd wordt terwijl het systeem
de remmen vasthoudt
Voer een van de volgende handelingen
uit om de parkeerrem te deactiveren.• Trap het gaspedaal in. (De parkeerrem
zal niet automatisch gedeactiveerd
worden als de veiligheidsgordel niet is
vastgemaakt.)
• Bedien de parkeerremschakelaar
terwijl u het rempedaal intrapt.
Controleer of het waarschuwingslampje
van de parkeerrem uitgaat. (→Blz. 149)
Wanneer een controle door een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige nodig is
Als het controlelampje stand-bystand
Brake Hold-systeem (groen) niet brandt
terwijl de Brake Hold-schakelaar wordt
ingedrukt en aan de
werkingsvoorwaarden van het Brake
Hold-systeem is voldaan, is het systeem
mogelijk defect. Laat de auto nakijken
door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Als “Brake Hold Malfunction Press
Brake to Deactivate Visit Your Dealer”
(Storing in Brake Hold-functie. Trap
rempedaal in om te deactiveren.
Ga naar uw dealer) of “Brake Hold
Malfunction Visit Your Dealer”
(Storing in Brake Hold-functie. Ga naar
uw dealer) op het multi-
informatiedisplay wordt weergegeven
Er is mogelijk een storing in het systeem
aanwezig. Laat de auto nakijken door
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Waarschuwingsmeldingen en zoemers
Waarschuwingsmeldingen en zoemers
worden gebruikt om een systeemstoring
aan te geven of om de bestuurder te
informeren dat hij extra moet opletten.
Lees de op het multi-informatiedisplay
weergegeven waarschuwingsmelding en
volg de aanwijzingen op.
4.2 Rijprocedures
153
4
Rijden
Page 156 of 514

Als het controlelampje Brake
Hold-systeem in werking knippert
→Blz. 332
WAARSCHUWING!
Als de auto op een steile helling staat
Wees voorzichtig wanneer u het Brake
Hold-systeem gebruikt op een steile
helling. De Brake Hold-functie kan de
auto in een dergelijke situatie mogelijk
niet stilhouden.
Wanneer u stilhoudt op een glad
wegdek
Het systeem kan de auto niet
stilhouden wanneer de banden hun
grip hebben verloren. Gebruik het
systeem niet wanneer u stilhoudt op
een glad wegdek.
OPMERKING
Bij het parkeren
Het Brake Hold-systeem is niet
ontworpen voor langdurig gebruik bij
het parkeren van de auto. Als u het
contact UIT zet terwijl het systeem de
remmen vasthoudt, worden de remmen
mogelijk gelost, waardoor de auto in
beweging komt. Trap het rempedaal in,
zet de selectiehendel in stand P en
activeer de parkeerrem wanneer u de
startknop bedient.
4.3 Bedienen van
verlichting en ruitenwissers
4.3.1 Lichtschakelaar
De koplampen kunnen handmatig of
automatisch worden bediend.
Bedieningsinstructies
Bedien de schakelaar
om de
verlichting als volgt in te schakelen:
1De koplampen, de
dagrijverlichting (→blz. 155) en alle
verlichting die hieronder genoemd is,
worden automatisch in- en uitgeschakeld.
(Wanneer het contact AAN staat.)
2De parkeerlichten voor,
achterlichten, contourlichten achter,
kentekenplaat- en dashboardverlichting
gaan branden.
3De koplampen en alle verlichting
die hierboven genoemd is, gaan branden.
4.2 Rijprocedures
154
Page 157 of 514

Inschakelen van het grootlicht
1Druk bij ingeschakelde koplampen de
hendel van u af om het grootlicht in te
schakelen.
Door de hendel weer in de
middenstand te zetten, wordt het
grootlicht weer uitgeschakeld.
2Trek de hendel naar u toe en laat deze
meteen weer los om één keer met het
grootlicht te knipperen.
U kunt lichtsignalen geven met de
koplampen in- of uitgeschakeld.
Dagrijverlichting
Om uw auto overdag beter zichtbaar te
maken voor andere weggebruikers, wordt
de dagrijverlichting automatisch
ingeschakeld als het hybridesysteem
wordt gestart en de parkeerrem wordt
gedeactiveerd met de lichtschakelaar uit
of in de stand
. (Brandt helderder
dan de parkeerlichten voor.)
Dagrijverlichting is niet ontworpen voor
gebruik in het donker.
Sensor koplampregelingDe werking van de sensor kan in
negatieve zin beïnvloed worden als er iets
over de sensor heen geplaatst wordt of
als er iets op de ruit wordt aangebracht
waardoor de sensor wordt afgeschermd.
Hierdoor kan de sensor niet op de juiste
manier de hoeveelheid omgevingslicht
signaleren, waardoor het automatische
koplampsysteem mogelijk onjuist
functioneert.
Automatisch uitschakelsysteem
verlichting
Behalve Oekraïne
• Wanneer de lichtschakelaar in stand
ofstaat: De koplampen
en mistlampen voor worden
automatisch uitgeschakeld wanneer
het contact in stand ACC of UIT wordt
gezet.
• Wanneer de lichtschakelaar in stand
staat: De koplampen en alle
verlichting worden automatisch
uitgeschakeld als het contact in stand
ACC of UIT wordt gezet.
Zet, om de verlichting weer in te
schakelen, het contact AAN of zet de
lichtschakelaar een keer in de stand
en vervolgens weer in de standof.
Oekraïne
De koplampen en alle verlichting wordt
uitgeschakeld als het contact in stand
ACC of UIT wordt gezet en het
bestuurdersportier wordt geopend.
Zet, om de verlichting weer in te
schakelen, het contact AAN of zet de
lichtschakelaar een keer in de stand
en vervolgens weer in de standof.
Zoemer verlichting (behalve wanneer
de lichtschakelaar in de stand
staat)
Een zoemer klinkt als het contact UIT of
in stand ACC wordt gezet en het
bestuurdersportier wordt geopend
terwijl de verlichting is ingeschakeld.
4.3 Bedienen van verlichting en ruitenwissers
155
4
Rijden
Page 158 of 514

Automatische verticale
koplampverstelling
De koplamphoogte wordt automatisch
geregeld op basis van het aantal
passagiers in de auto en de mate van
belading om verblinding van andere
weggebruikers door de koplampen te
voorkomen.
Energiebesparende functie 12V-accu
Behalve Oekraïne
Om te voorkomen dat de 12V-accu van
de auto ontladen raakt wanneer de
lichtschakelaar in de stand
ofstaat terwijl het contact in stand
ACC of UIT wordt gezet, schakelt de
energiebesparende functie van de
12V-accu alle verlichting na ongeveer
20 minuten automatisch uit. Wanneer
het contact AAN wordt gezet, wordt de
energiebesparende functie van de
12V-accu uitgeschakeld.
Onder de volgende omstandigheden
wordt de energiebesparende functie van
de 12V-accu eenmaal uitgeschakeld en
vervolgens weer geactiveerd. Alle
verlichting gaat 20 minuten nadat de
energiebesparende functie van de
12V-accu weer is geactiveerd
automatisch uit:
• Wanneer de lichtschakelaar wordt
bediend
• Wanneer een portier of de achterklep
wordt geopend of gesloten
Oekraïne
Om te voorkomen dat de 12V-accu van
de auto ontladen raakt wanneer de
koplampen en/of de achterlichten aan
zijn terwijl het contact in stand ACC of
UIT wordt gezet, schakelt de
energiebesparende functie van de
12V-accu alle verlichting na ongeveer
20 minuten automatisch uit. Wanneer
het contact AAN wordt gezet, wordt de
energiebesparende functie van de
12V-accu uitgeschakeld.Onder de volgende omstandigheden
wordt de energiebesparende functie van
de 12V-accu eenmaal uitgeschakeld en
vervolgens weer geactiveerd. Alle
verlichting gaat 20 minuten nadat de
energiebesparende functie van de
12V-accu weer is geactiveerd
automatisch uit:
• Wanneer de lichtschakelaar wordt
bediend
• Wanneer een portier of de achterklep
wordt geopend of gesloten
Persoonlijke voorkeursinstellingen
Bepaalde functies kunnen worden
aangepast aan de persoonlijke voorkeur.
(→Blz. 383)
OPMERKING
Voorkomen van ontlading van de
12V-accu
Laat de verlichting niet langer
ingeschakeld dan noodzakelijk is als het
hybridesysteem niet is ingeschakeld.
4.3.2 AHB (Automatic High
Beam)*
*: Indien aanwezig
Het Automatic High Beam-systeem
gebruikt een camera aan de bovenzijde
van de voorruit om de helderheid van de
verlichting van tegenliggers en
voorliggers, straatverlichting, enz. te
beoordelen en schakelt, indien nodig, het
grootlicht automatisch in en uit.
WAARSCHUWING!
Beperkingen van het Automatic High
Beam-systeem
Vertrouw niet blindelings op het
Automatic High Beam-systeem. Rijd
altijd voorzichtig en houd hierbij de
omgeving in de gaten en schakel indien
nodig handmatig het grootlicht in of
uit.
4.3 Bedienen van verlichting en ruitenwissers
156
Page 159 of 514

WAARSCHUWING!(Vervolg)
Voorkomen van onjuiste werking van
het Automatic High Beam-systeem
Voorkom overbelading van uw auto.
Inschakelen van de Automatic High
Beam
1. Zet de lichtschakelaar in de stand
of.(→Blz. 154)
2. Druk de Automatic High
Beam-schakelaar in.
Wanneer de lichtschakelaar in de
stand dimlicht staat, wordt het
AHB-systeem ingeschakeld en gaat
het controlelampje AHB branden.
Handmatig in- en uitschakelen van het
grootlicht
Grootlicht inschakelen
Duw de hendel van u af.
Het controlelampje van het Automatic
High Beam-systeem dooft en het
controlelampje van het grootlicht gaat
branden.Trek de hendel in de oorspronkelijke
stand om het Automatic High
Beam-systeem weer te activeren.
Dimlicht inschakelen
Druk de Automatic High Beam-
schakelaar in.
Het controlelampje van het Automatic
High Beam-systeem dooft.
Druk de schakelaar in om het Automatic
High Beam-systeem weer in te schakelen.
Tijdelijk inschakelen van het dimlicht
Trek de hendel naar u toe en laat hem
vervolgens terugkeren in de
oorspronkelijke stand.
Het grootlicht blijft ingeschakeld terwijl
de hendel naar u toe is getrokken.
Nadat de hendel echter weer in de
oorspronkelijke stand is teruggekeerd,
blijft het dimlicht gedurende enige tijd
branden. Vervolgens wordt de Automatic
High Beam weer ingeschakeld.
4.3 Bedienen van verlichting en ruitenwissers
157
4
Rijden
Page 160 of 514

Tijdelijk inschakelen van het dimlicht
Het verdient aanbeveling om het dimlicht
in te schakelen wanneer het grootlicht
andere bestuurders of voetgangers in de
buurt hindert.
Voorwaarden voor het automatisch in-
en uitschakelen van het grootlicht
• Als aan alle onderstaande
voorwaarden wordt voldaan, wordt
het grootlicht automatisch
ingeschakeld (na ongeveer
1 seconde):
– De rijsnelheid is ongeveer 30 km/h
of hoger.
– Het gebied voor de auto is niet
verlicht.
– Er zijn geen tegenliggers of
voorliggers met ingeschakelde
koplampen of achterlichten.
– Er bevinden zich weinig
straatlantaarns op de weg voor u.
• Als aan een van onderstaande
voorwaarden wordt voldaan, wordt
het grootlicht automatisch
uitgeschakeld:
– De rijsnelheid is lager dan ongeveer
25 km/h.
– Het gebied voor de auto is verlicht.
– Tegenliggers of voorliggers hebben
de koplampen of achterlichten
ingeschakeld.
– Er bevinden zich veel
straatlantaarns op de weg voor u.
Detectie-informatie camera voor
• In de volgende situaties wordt het
grootlicht mogelijk niet automatisch
uitgeschakeld:
– Als plotseling een tegenligger uit
een bocht opdoemt
– Als plotseling een andere auto voor
de eigen auto invoegt
– Als tegenliggers of voorliggers niet
kunnen worden gesignaleerd als
gevolg van een reeks bochten,
wegafscheidingen of bomen langs
de weg– Wanneer tegenliggers opdoemen in
de rechter tegemoetkomende
rijstrook op een brede weg
– Wanneer de verlichting van
tegenliggers of voorliggers niet is
ingeschakeld
• Het grootlicht wordt mogelijk
uitgeschakeld als een tegenligger
wordt gesignaleerd die zijn
mistlampen aan heeft terwijl de
koplampen uit zijn.
• Door de aanwezigheid van
huisverlichting, straatverlichting,
verkeerslichten of verlichte billboards
en andere reflecterende objecten
wordt mogelijk geschakeld van
grootlicht naar dimlicht of blijft het
dimlicht mogelijk ingeschakeld.
• De volgende factoren kunnen van
invloed zijn op de reactietijd voor het
in- of uitschakelen van het grootlicht:
– De helderheid van koplampen,
mistlampen en achterlichten van
tegenliggers en voorliggers
– De beweging en richting van
tegenliggers en voorliggers
– Als de verlichting van een
tegenligger of voorligger slechts
aan één kant werkt
– Als een tegenligger of voorligger
een voertuig op twee wielen betreft
– De toestand van de weg
(stijgingspercentage, bochten,
toestand van het wegdek, enz.)
– Het aantal inzittenden en de
hoeveelheid bagage in de auto
• Het grootlicht wordt mogelijk
onverwacht in- of uitgeschakeld.
• Fietsen of vergelijkbare voertuigen
worden mogelijk niet gesignaleerd.
• In de volgende situaties kan het
systeem de helderheid van het
omgevingslicht mogelijk niet juist
signaleren. Hierdoor blijven de
dimlichten mogelijk branden of gaat
het grootlicht knipperen of worden
voetgangers, tegenliggers of
4.3 Bedienen van verlichting en ruitenwissers
158