Page 321 of 514
Achter
1Achteruitrijlichten (gloeilamp)
2Richtingaanwijzers achter (gloeilamp)
Lampen vervangen
Richtingaanwijzers voor (gloeilamp)
1. Draai de lamphouder linksom.
De vorm van de lamphouder is
mogelijk anders dan in de afbeelding
weergegeven, afhankelijk van de
bestemming van de auto.2. Verwijder de lamp.
3. Plaats een nieuwe lamp en vervolgens
de lamphouder in de lichtunit door de
lamphouder erin te steken en hem
rechtsom te draaien.
Achteruitrijlichten (gloeilamp)
1. Open de achterklep en verwijder de
clips.
6.3 Zelf uit te voeren onderhoud
319
6
Onderhoud en verzorging
Page 322 of 514
2. Verwijder het kapje van de achterklep
gedeeltelijk.
3. Draai de lamphouder linksom.
4. Verwijder de lamp.5. Plaats een nieuwe lamp en vervolgens
de lamphouder in de lichtunit door de
lamphouder erin te steken en hem
rechtsom te draaien.
6. Plaats het kapje van de achterklep
terug met de clips.
Richtingaanwijzers achter (gloeilamp)
1. Open de achterklep en breng
beschermende tape aan op de
carrosserie rond de lichtunit.
Gebruik maskeringstape, enz. Gebruik
geen ducttape, aangezien dit
lijmresten kan achterlaten of de lak
kan beschadigen bij het verwijderen.
6.3 Zelf uit te voeren onderhoud
320
Page 323 of 514
2. Verwijder de kap.
1Steek een
sleufkopschroevendraaier tussen de
afdekkap en de lichtunit en wrik de
afdekkap op verschillende plaatsen
open, zoals aangegeven in de
afbeelding, om de klauwen
(weergegeven met een stippellijn) los
te maken.
2Trek de afdekkap naar de
achterzijde van de auto om de
klauwen (weergegeven met een
stippellijn) los te maken en verwijder
de afdekkap.
Omwikkel het uiteinde van de
sleufkopschroevendraaier met een
doek of iets dergelijks om krassen te
voorkomen.3. Verwijder de 2 bouten.
4. Verwijder de lichtmodule.
1Plak een lang stuk
verpakkingstape op de lichtunit en
vouw het overtollige deel dubbel.
2Houd het dubbelgevouwen deel
beet en trek het naar achteren om de
lichtunit uit de auto te verwijderen.
5. Draai de lamphouder linksom.
6.3 Zelf uit te voeren onderhoud
321
6
Onderhoud en verzorging
Page 324 of 514
6. Verwijder de lamp.
7. Plaats een nieuwe lamp en vervolgens
de lamphouder in de lichtunit door de
lamphouder erin te steken en hem
rechtsom te draaien.
8. Plaats de lichtunit.Breng de lipjes in lijn en druk de
lichtunit richting de voorzijde van de
auto om de module te plaatsen.
9. Plaats de 2 bouten.
10. Plaats de kap.
11. Verwijder de beschermende tape.
Vervangen van de volgende lampen
Laat de onderstaande lampen vervangen
door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
• Koplampen
• Dagrijverlichting/parkeerlichten voor
• Richtingaanwijzers voor (led)
• Mistlampen voor
• Richtingaanwijzers opzij
• Achterlichten
• Contourlichten achter
• Remlichten
• Richtingaanwijzers achter (led)
• Achteruitrijlicht (led)
6.3 Zelf uit te voeren onderhoud
322
Page 325 of 514

• Mistachterlicht
• Derde remlicht
• Kentekenplaatverlichting
Ledlampen
Behalve de richtingaanwijzers voor
(gloeilamp), het achteruitrijlicht
(gloeilamp) en de richtingaanwijzers
achter (gloeilamp) zijn alle lampen
voorzien van een aantal leds. Laat een
defecte led vervangen door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Condensvorming aan de binnenzijde
van het lampglas
Het tijdelijk beslaan van de binnenzijde
van het koplampglas is normaal. Neem
in de volgende gevallen contact op met
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige voor meer informatie:
• Als er erg veel condens aan de
binnenzijde van het koplampglas zit.
• Als de binnenzijde van de koplamp nat
is en blijft.
WAARSCHUWING!
Lampen vervangen
• Schakel de verlichting uit. Wacht na
het uitschakelen van de verlichting
tot de lampen zijn afgekoeld. De
lampen kunnen erg heet worden en
brandwonden veroorzaken.
• Raak het glas van de lamp niet aan
met blote handen. Als u het glas van
de lamp toch moet vastpakken,
gebruik daarvoor dan een schone
droge doek om te voorkomen dat er
vocht of olie op de lamp komt. Als de
lamp een kras heeft of is gevallen,
kan deze defect raken of breken.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Zorg ervoor dat de lamp en de
borgclips goed vastzitten. Anders
kan de lamp door oververhitting
beschadigd raken, kan brand
ontstaan of kan water binnendringen
in de koplampunit. Hierdoor kunnen
de koplampen beschadigd raken en
kan condensvorming in de koplamp
optreden.
Voorkomen van schade en brand
Controleer of de lampen en borgclips
goed vastzitten.
6.3 Zelf uit te voeren onderhoud
323
6
Onderhoud en verzorging
Page 326 of 514
6.3 Zelf uit te voeren onderhoud
324
Page 327 of 514

7.1 Belangrijke informatie.........326
7.1.1 Alarmknipperlichten........326
7.1.2 Als uw auto in geval van nood
tot stilstand moet worden
gebracht..............326
7.1.3 Als de auto onder water staat of het
water op de weg stijgt.......327
7.2 Stappen die genomen moeten worden in
noodgevallen..............327
7.2.1 Als uw auto moet worden
gesleept..............327
7.2.2 Als u denkt dat er iets mis is. . . .330
7.2.3 Als een waarschuwingslampje gaat
branden of een waarschuwingszoemer
klinkt...............331
7.2.4 Als er een waarschuwingsmelding
wordt weergegeven........338
7.2.5 Als uw auto een lekke band heeft
(auto's met een
bandenreparatieset)........342
7.2.6 Als uw auto een lekke band heeft
(auto's met een reservewiel). . . .353
7.2.7 Als het hybridesysteem niet kan
worden gestart..........363
7.2.8 Als de elektronische sleutel niet
goed werkt............364
7.2.9 Als de 12V-accu van de auto
ontladen is.............366
7.2.10 Als uw auto oververhit raakt . . .370
7.2.11 Als de auto vast komt
te zitten.............373
Bij problemen7
325
Page 328 of 514

7.1 Belangrijke informatie
7.1.1 Alarmknipperlichten
De alarmknipperlichten worden gebruikt
om andere bestuurders te waarschuwen
wanneer de auto tot stilstand moet
worden gebracht, bijvoorbeeld bij pech.
Druk op de schakelaar.
Alle richtingaanwijzers gaan knipperen.
Druk nogmaals op de schakelaar om ze
weer uit te schakelen.
Alarmknipperlichten
• Als de alarmknipperlichten gedurende
langere tijd worden gebruikt terwijl
het hybridesysteem niet in werking is
(terwijl het controlelampje READY
niet brandt) kan de 12V-accu
ontladen raken.
• Als een van de airbags wordt
geactiveerd of bij een harde aanrijding
van achteren worden de
alarmknipperlichten automatisch
ingeschakeld. De alarmknipperlichten
worden na ongeveer 20 minuten
automatisch uitgeschakeld. Druk
tweemaal op de schakelaar om de
alarmknipperlichten handmatig uit te
schakelen.
(De alarmknipperlichten worden
mogelijk niet automatisch
ingeschakeld, afhankelijk van de
kracht en de omstandigheden van de
aanrijding.)
7.1.2 Als uw auto in geval van
nood tot stilstand moet worden
gebracht
Breng de auto alleen in noodgevallen,
bijvoorbeeld wanneer de auto niet op de
normale manier stilgezet kan worden, als
volgt tot stilstand:
1. Trap het rempedaal met beide voeten
stevig in.
Rem niet “pompend”; hierdoor is meer
kracht nodig om de auto tot stilstand te
brengen.
2. Zet de selectiehendel in stand N.
Als de selectiehendel in stand N staat
3. Zet na het afremmen de auto stil op
een veilige plaats langs de weg.
4. Schakel het hybridesysteem uit.
Als de selectiehendel niet in stand N kan
worden gezet
3. Blijf het rempedaal met beide voeten
intrappen om de rijsnelheid van de auto
zo veel mogelijk af te remmen.
4. Om het hybridesysteem uit te
schakelen, houdt u de startknop langer
dan 2 seconden ingedrukt of drukt u deze
driemaal of vaker kort na elkaar in.
5. Breng de auto op een veilige plaats
langs de weg tot stilstand.
7.1 Belangrijke informatie
326