Page 297 of 514

Ruitensproeiervloeistof
Vul in de volgende situaties
ruitensproeiervloeistof bij:
• Een sproeier werkt niet.
• “Windshield Washer Fluid Low” (laag
ruitensproeiervloeistofniveau) wordt
weergegeven op het
multi-informatiedisplay.
WAARSCHUWING!
Bij het bijvullen van
ruitensproeiervloeistof
Vul geen ruitensproeiervloeistof bij als
het hybridesysteem warm is of nog
werkt. Ruitensproeiervloeistof bevat
alcohol en kan vlam vatten als het
bijvoorbeeld op hete motoronderdelen
wordt gemorst.
OPMERKING
Vul het reservoir uitsluitend met
ruitensproeiervloeistof
Gebruik geen zeepsop of motorantivries
in plaats van ruitensproeiervloeistof.
Wanneer u dit wel doet, kan de lak van
uw auto worden aangetast en de pomp
beschadigd raken, waardoor er geen
ruitensproeiervloeistof meer kan
worden gesproeid.
OPMERKING(Vervolg)
Verdunnen van
ruitensproeiervloeistof
Verdun ruitensproeiervloeistof indien
nodig met water. Raadpleeg de op het
etiket van de ruitensproeiervloeistoffles
aangegeven temperaturen voor de juiste
mengverhouding.
6.3.5 12V-accu
Plaats
De 12V-accu bevindt zich rechts in de
bagageruimte.
Verwijderen van de afdekkap van de
12V-accu
Til de afdekkap van de 12V-accu op
terwijl u aan de klauwen trekt en
verwijder hem.
6.3 Zelf uit te voeren onderhoud
295
6
Onderhoud en verzorging
Page 298 of 514

Exterieur
Controleer de 12V-accu op
gecorrodeerde en loszittende klemmen,
scheuren en een loszittende klembeugel.
1Accupolen
2Klembeugel
Toestand 12V-accu controleren
Controleer de toestand van de 12V-accu
aan de hand van de indicatorkleur.
1Blauw:
Goed
2Rood:
Bijladen is noodzakelijk.
Laat de auto nakijken door een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
3Helder:
Accuvloeistofniveau is laag.
Laat de 12V-accu nakijken door een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
Voorzorgsmaatregelen voor het
opladen van de accu
Tijdens het opladen van de 12V-accu
ontstaat het licht ontvlambare en
explosieve waterstof. Houd u daarom
voor het opladen aan de volgende
voorzorgsmaatregelen:
• Als de 12V-accu in de auto is
gemonteerd, moet voorafgaand aan
het opladen de massakabel worden
losgenomen.
• Zorg ervoor dat de acculader tijdens
het aansluiten en losnemen van de
accuklemmen is uitgeschakeld.
Na het laden/aansluiten van de
12V-accu
• Nadat de 12V-accu losgenomen is
geweest en weer is aangesloten, is het
wellicht niet meteen mogelijk om de
portieren met het Smart
entry-systeem met startknop te
ontgrendelen. Gebruik in dat geval de
afstandsbediening of de mechanische
sleutel om de portieren te
vergrendelen of ontgrendelen.
• Start het hybridesysteem met het
contact in stand ACC. Het
hybridesysteem kan niet worden
gestart als het contact UIT staat. Het
hybridesysteem werkt vanaf de
tweede poging echter normaal.
• De stand van het contact wordt door
de auto geregistreerd. Als de
12V-accu weer wordt aangesloten,
keert de startknop terug naar de
stand die was geselecteerd voordat de
12V-accu werd losgenomen.
Controleer of het contact UIT is gezet
voordat u de 12V-accu losneemt.
6.3 Zelf uit te voeren onderhoud
296
Page 299 of 514

Wees extra voorzichtig als niet bekend
is wat de stand van de startknop was
voordat de 12V-accu leeg raakte.
Neem, als het systeem na meerdere
pogingen nog niet start, contact op met
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
WAARSCHUWING!
Chemicaliën in de 12V-accu
Het zwavelzuur in de 12V-accu is giftig
en bijtend en kan het ontstaan van het
licht ontvlambare en explosieve
waterstof veroorzaken. Neem bij
werkzaamheden bij of aan de 12V-accu
de volgende voorzorgsmaatregelen in
acht om dodelijk of ernstig letsel te
voorkomen:
• Veroorzaak geen vonken met
gereedschap.
• Rook nooit en steek nooit een lucifer
of een aansteker aan bij de 12V-accu.
• Voorkom dat ogen, huid of kleren in
contact komen met de elektrolyt.
• Adem of slik nooit elektrolyt in.
• Gebruik een veiligheidsbril als u bij de
12V-accu bezig bent.
• Laat kinderen niet in de buurt spelen
als u met de 12V-accu bezig bent.
Een veilige plaats voor het opladen
van de 12V-accu
Laad de 12V-accu altijd op in een open
ruimte. Laad de 12V-accu niet op in
een garage of in een afgesloten ruimte
waar onvoldoende ventilatie is.
Noodmaatregelen met betrekking tot
elektrolyt
• Als er elektrolyt in uw ogen
terechtkomt
Spoel de ogen minstens 15 minuten
met water en schakel direct
medische hulp in. Blijf zo mogelijk
water met een spons of doek op de
ogen deppen, terwijl u naar een arts
of het ziekenhuis gaat.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Als er elektrolyt op uw huid
terechtkomt
Was de huid zorgvuldig met veel
water. Als het pijn doet of brandt,
roept u meteen medische hulp in.
• Als er elektrolyt op uw kleding
terechtkomt
De elektrolyt kan via de kleding op
uw huid terechtkomen. Trek
onmiddellijk de kleding uit en volg,
indien nodig, de procedure zoals
hierboven beschreven.
• Als u per ongeluk elektrolyt
binnenkrijgt
Drink zo veel mogelijk water of melk.
Schakel zo snel mogelijk medische
hulp in.
Accukabels van de 12V-accu
losnemen
Neem de negatieve (-) accupool niet los
van de carrosseriezijde. De losgenomen
negatieve (-) accupool kan in contact
komen met de positieve (+) accupool,
waardoor dodelijk of ernstig letsel als
gevolg van een kortsluiting kan
ontstaan.
Vervangen van de 12V-accu
Gebruik alleen een voor deze auto
ontworpen 12V-accu. Anders kan er
gas (waterstof ) in het
passagierscompartiment komen,
waardoor brand of een explosie kan
ontstaan.
Neem voor de vervanging van de
12V-accu contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
6.3 Zelf uit te voeren onderhoud
297
6
Onderhoud en verzorging
Page 300 of 514
OPMERKING
Wanneer de 12V-accu wordt
opgeladen
Laad de 12V-accu nooit op wanneer
het hybridesysteem in werking is.
Controleer ook of alle accessoires zijn
uitgeschakeld.
6.3.6 Banden
Vervang of verwissel banden afhankelijk van het onderhoudsschema en het
slijtagepatroon.
Controleren van de banden
Controleer of de slijtage-indicatoren op de banden te zien zijn. Controleer de banden
tevens op ongelijkmatige slijtage, zoals overmatige slijtage aan een zijde van het loopvlak.
Controleer de staat en de bandenspanning van het reservewiel ook als het niet gebruikt
wordt.
1Nieuwe band
2Versleten loopvlak
3Slijtage-indicator
De plaats van de slijtage-indicatoren
wordt aangegeven met de tekst TWI
of de indicatie Δ op de wang van de
band.
Vervang de band als de
slijtage-indicatoren te zien zijn.
6.3 Zelf uit te voeren onderhoud
298
Page 301 of 514

Wisselen van banden
Auto's met een compact reservewiel
Auto's met een volwaardig reservewiel
Wissel de banden zoals aangegeven in de
afbeelding.
Toyota beveelt aan om de banden
ongeveer elke 10.000 km van plaats te
wisselen om een gelijkmatig
slijtagepatroon en een langere
levensduur van de banden te verkrijgen.
Vergeet niet na het wisselen van de
banden het
bandenspanningswaarschuwingssysteem
te initialiseren.
B
andenspanningswaarschuwingssysteem
Uw auto is uitgerust met een
bandenspanningswaarschuwingssysteem
dat gebruikmaakt van
bandenspanningssensoren en -zenders
om een lage bandenspanning te
signaleren voordat deze tot problemen
leidt.• De door het bandenspanningswaar-
schuwingssysteem gesignaleerde
bandenspanning kan op het
multi-informatiedisplay worden
weergegeven.
• Als de bandenspanning onder een
bepaalde waarde komt, wordt de
bestuurder gewaarschuwd door
middel van een melding op het
scherm en een waarschuwingslampje.
(→Blz. 334)
Plaatsen van
bandenspanningssensoren en
-zenders
Bij het vervangen van banden of velgen
moeten de bandenspanningssensoren
en -zenders op de te monteren velgen
worden geplaatst.
Als er nieuwe bandenspanningssensoren
en -zenders geplaatst worden, moeten de
identificatiecodes van deze
componenten worden geregistreerd in de
bandenspanningswaarschuwingssysteem-
ECU en moet het
bandenspanningswaarschuwingssysteem
worden geïnitialiseerd. (→
Blz. 301)
6.3 Zelf uit te voeren onderhoud
299
6
Onderhoud en verzorging
Page 302 of 514

Initialiseren van het
bandenspanningswaarschuwings-
systeem Het bandenspanningswaar-
schuwingssysteem moet worden
geïnitialiseerd onder de volgende
omstandigheden:
• Als de bandenspanning wordt
gewijzigd (bijvoorbeeld wanneer de
rijsnelheid of de belading verandert).
• Bij het wijzigen van de
bandenspanning omdat er een andere
bandenmaat gemonteerd is.
• Bij het wisselen van wielen.
• Na het uitvoeren van de procedure
voor de
zenderidentificatiecoderegistratie.
(→Blz. 301)
Als het
bandenspanningswaarschuwingssysteem
wordt geïnitialiseerd, wordt de actuele
bandenspanning als referentiespanning
beschouwd.
Initialiseren van het bandenspan-
ningswaarschuwingssysteem
1. Parkeer de auto op een veilige plaats
en zet het hybridesysteem gedurende
ten minste 20 minuten uit.
De initialisatieprocedure kan niet
worden gestart als de auto rijdt.
2. Breng de banden op de
voorgeschreven spanning bij koude
banden. (→Blz. 380)
Breng de banden op de
voorgeschreven spanning voor de
banden in koude toestand. Deze
spanning vormt de
referentiespanning voor het
bandenspanningswaarschuwings-
systeem.
3. Starten van het hybridesysteem.
(→Blz. 139)
4. Selecteer
op het multi-
informatiedisplay met de
bedieningstoetsen voor het
instrumentenpaneel op het stuurwiel.
(→Blz. 86)5. Selecteer
en houd vervolgensingedrukt.
6. Selecteer TPWS en druk vervolgens
op
.
7. Selecteer “Set Pressure” (stel
bandenspanning in) en houd
vervolgens
ingedrukt tot het
waarschuwingslampje lage
bandenspanning 3 keer knippert.
Vervolgens wordt er een melding
weergegeven op het
multi-informatiedisplay.
“- -” wordt op het multi-
informatiedisplay weergegeven voor
de bandenspanning van elke band
terwijl de initialisatie wordt
uitgevoerd.
8. Rijd met een snelheid van ongeveer
40 km/h of hoger gedurende 10 tot
30 minuten.
Als de initialisatie is voltooid, wordt
de bandenspanning van elke band
weergegeven op het
multi-informatiedisplay.
Zelfs als er niet wordt gereden met
een snelheid van ongeveer 40 km/h of
hoger, kan de initialisatie worden
voltooid als er gedurende langere
tijde met de auto wordt gereden.
Parkeer de auto op een veilige plaats
gedurende ongeveer 20 minuten als
de initialisatie na 1 uur of langer
rijden niet is voltooid en rijd
vervolgens nogmaals met de auto.
6.3 Zelf uit te voeren onderhoud
300
Page 303 of 514

Registreren van identificatiecodes
Elke bandenspanningssensor en -zender
is voorzien van een unieke
identificatiecode. Bij het vervangen van
een bandenspanningssensor en -zender
is het noodzakelijk om de
identificatiecode te registreren.
De identificatiecodes kunnen worden
geregistreerd via
van het
multi-informatiedisplay.
Registreren van de identificatiecodes
1. Parkeer de auto op een veilige plaats
gedurende ongeveer 20 minuten en
start daarna het hybridesysteem.
(→Blz. 139)
2. Selecteer
op het multi-
informatiedisplay met de
bedieningstoetsen voor het
instrumentenpaneel op het stuurwiel.
(→Blz. 86)
3. Selecteer
en houd vervolgensingedrukt.
4. Selecteer TPWS en druk vervolgens
op
.
5. Selecteer “Change Wheel” (wielen
wijzigen) en houd vervolgens
ingedrukt tot het
waarschuwingslampje lage
bandenspanning 3 keer langzaam
knippert.
Vervolgens wordt er een melding
weergegeven op het
multi-informatiedisplay.
Als de registratie wordt uitgevoerd,
gaat het waarschuwingslampje lage
bandenspanning gedurende ongeveer1 minuut knipperen en blijft het
vervolgens branden. “- -” wordt op
het multi-informatiedisplay
weergegeven voor de
bandenspanning van elke band.
6. Rijd met een snelheid van ongeveer
40 km/h of hoger gedurende 10 tot
30 minuten.
De registratie is voltooid wanneer het
waarschuwingslampje lage
bandenspanning dooft en de
bandenspanning van elke band wordt
weergegeven op het
multi-informatiedisplay.
Zelfs als er niet wordt gereden met
een snelheid van ongeveer 40 km/h of
hoger, kan de registratie worden
voltooid als er gedurende langere
tijde met de auto wordt gereden. Als
de registratie na ten minste een uur
rijden niet is voltooid, herhaal dan de
procedure vanaf het begin.
7. Initialiseer het bandenspan-
ningswaarschuwingssysteem.
(→Blz. 300)
Wanneer moeten banden worden
vervangen
Banden moeten worden vervangen als:
• De slijtage-indicatoren zijn te zien op
een band.
• De banden beschadigingen vertonen,
zoals insnijdingen, scheuren of
barsten die zo diep zijn dat het
binnenmateriaal zichtbaar wordt en
bulten die duiden op een interne
beschadiging
• Een band vaak leegloopt of niet goed
kan worden gerepareerd vanwege de
grootte of plaats van de beschadiging
Neem contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige als u er niet zeker van bent.
6.3 Zelf uit te voeren onderhoud
301
6
Onderhoud en verzorging
Page 304 of 514

Vervangen van banden en velgen
Als de identificatiecodes van de
bandenspanningssensoren en -zenders
niet zijn geregistreerd, werkt het
bandenspanningswaarschuwingssysteem
niet correct. In dat geval gaat na
ongeveer 10 minuten rijden het
waarschuwingslampje lage
bandenspanning gedurende ongeveer
1 minuut knipperen en blijft het daarna
branden om aan te geven dat er een
storing in het systeem aanwezig is.
Levensduur van de banden
Banden die ouder zijn dan 6 jaar moeten
altijd door gekwalificeerd
werkplaatspersoneel worden
gecontroleerd, zelfs als er niet of
nauwelijks met de banden is gereden en
de banden niet beschadigd lijken te zijn.
Periodieke controle van de
bandenspanning
Het bandenspanningswaar-
schuwingssysteem vervangt de
periodieke controle van de
bandenspanning niet. Controleer
daarom ook zelf regelmatig de
bandenspanning.
Brede banden (auto's met 18 inch
wielen)
In het algemeen slijten brede banden
eerder en kan de grip op besneeuwde
en/of gladde wegen beperkt zijn in
vergelijking met standaard banden.
Gebruik daarom winterbanden op
besneeuwde en/of gladde wegen en rijd
voorzichtig waarbij u uw snelheid
aanpast aan de toestand van de weg en
de weersomstandigheden.
Als de profieldiepte van winterbanden
minder is dan 4 mm
In dat geval gaat de werkzaamheid van
de winterbanden verloren.Situaties waarin het bandenspan-
ningswaarschuwingssysteem mogelijk
niet goed werkt
• In de volgende gevallen werkt het
bandenspanningswaarschuwings-
systeem mogelijk niet goed.
– Als er niet-originele Toyota-velgen
zijn gemonteerd.
– Als een band is vervangen door een
exemplaar dat niet overeenkomt
met de OE-specificaties (Original
Equipment).
– Als een band is vervangen door een
exemplaar dat niet de
voorgeschreven maat heeft.
– Als er sneeuwkettingen, enz. zijn
gemonteerd.
– Als de ruiten zijn voorzien van een
coating die de ontvangst van de
radiografische signalen nadelig
beïnvloedt.
– Als de auto bedekt is met sneeuw of
ijs, vooral bij de wielen of de
wielkasten.
– Als de bandenspanning aanzienlijk
hoger is dan de voorgeschreven
waarde.
– Als er banden zonder
bandenspanningssensoren en
-zenders worden gebruikt.
– Als de identificatiecodes van de
bandenspanningssensoren en
-zenders niet zijn geregistreerd in
de bandenspanningswaarschu-
wingssysteem-ECU.
– Als het reservewiel zich op een
plaats bevindt waar een slechte
ontvangst van radiosignalen is.
*
– Als er zich in de bagageruimte een
groot metalen object bevindt dat de
ontvangst van signalen kan
verstoren.
*
*
: Alleen auto's met een volwaardig
reservewiel
6.3 Zelf uit te voeren onderhoud
302