Page 217 of 274

REMVLOEISTOF
Draai de dop A fig. 193 los en controleer of de
vloeistof in het reservoir op het maximum niveau
staat.
The fluid level in the reservoir must not exceed the
MAX mark.
Gebruik de remvloeistof vermeld in de tabel
"Vloeistoffen en smeermiddelen" (zie “Technische
gegevens”). Zorg ervoor dat bij het openen van
de dop A er geen vuil in het reservoir terechtkomt.
Gebruik voor het bijvullen altijd een trechter met
fijne zeef van maximaal 0,12 mm.
BELANGRIJK Remvloeistof is hygroscopisch (d.w.z.
trekt water aan). Daarom moet bij overwegend
gebruik van het voertuig in gebieden met grote
luchtvochtigheid, de vloeistof vaker worden
vervangen dan is aangegeven in het
“Geprogrammeerd onderhoudsschema”.Vermijd elk contact tussen de uiterst
corrosieve remvloeistof en de gelakte
delen. Spoel bij contact onmiddellijk uit
met rijkelijk water.
BELANGRIJK
Remvloeistof is giftig en uiterst corrosief.
Als er per ongeluk remvloeistof gemorst
wordt , moeten de betrokken delen onmiddellijk
worden gewassen met water en neutrale zeep.
Vervolgens met veel water afspoelen. In geval
van inslikken onmiddellijk een arts raadplegen.
BELANGRIJK
Het symbool, op het reservoir van de
remvloeistof geeft aan dat een
remvloeistof een synthetische of op mineralen
gebaseerde vloeistof is. Het gebruik van
minerale vloeistoffen kan de speciale rubberen
pakkingen in het remsysteem onherstelbaar
beschadigen.
STUURBEKRACHTIGINGSOLIE
Draai de dop A fig. 194 los: controleer of de
vloeistof in het reservoir staat tussen het MIN- en
MAX-teken op het reservoir.
213
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
bild 193F0T0080
Page 218 of 274
Het oliepeil mag boven het MAX-teken komen
wanneer de olie warm is. Vul zo nodig olie bij met
dezelfde kenmerken als de olie waarmee het systeem
reeds is gevuld.
BELANGRIJK
Vermijd elk contact tussen de
stuurbekrachtigingsolie en de hete
motoronderdelen: de olie is licht ontvlambaar.
Het verbruik van de
stuurbekrachtigingsolie is bijzonder laag;
als na het bijvullen binnen korte tijd
het niveau weer moet worden hersteld, dan moet
het systeem op eventuele lekkages worden
gecontroleerd door het Fiat Servicenetwerk.
LUCHTFILTER/POLLENFILTER
Laat het luchtfilter of het pollenfilter vervangen door
het Fiat Servicenetwerk.
fig. 194F0T0081
214
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 219 of 274

ACCU
De accu van de auto is "onderhoudsvrij": onder
normale gebruiksomstandigheden is het niet nodig
gedestilleerd water bij te vullen.
De werking moet echter regelmatig en uitsluitend
door het Fiat Servicenetwerk of gespecialiseerd
personeel gecontroleerd worden.
BELANGRIJK
De vloeistof in de accu is giftig en
corrosief.Voorkom contact met de huid
en de ogen. Houd open vuur en vonkvormende
apparaten verwijderd van de accu: brand- en
ontploffingsgevaar.
BELANGRIJK
Als de accu werkt met een zeer laag
vloeistofniveau, ontstaat onherstelbare
schade aan de accu en kan de accu
openbarsten.
ACCU VERVANGEN
Als de accu vervangen wordt, moet een originele
accu met dezelfde specificaties worden geïnstalleerd.
Als de accu vervangen wordt door een accu met
andere specificaties, vervallen deonderhoudsintervallen die in het
"Onderhoudsschema" staan aangegeven.
Voor het onderhoud van de nieuwe accu dient u zich
strikt te houden aan de aanwijzingen van de fabrikant
van de accu.
Onoordeelkundige montage van
elektrische en elektronische apparatuur
kan ernstige schade toebrengen aan
de auto. Als u na aanschaf van uw auto
accessoires wilt monteren (diefstalalarm, mobiele
telefoon enz.), wendt u dan tot het Fiat
Servicenetwerk, dat kan u de meest geschikte
installaties aanraden en controleren of het
noodzakelijk is een accu met een grotere
capaciteit te monteren.
Accu's bevatten zeer schadelijke stoffen
voor het milieu. Het verdient aanbeveling
om de accu te laten vervangen door het
Fiat Servicenetwerk; deze beschikt over de
uitrusting om de oude accu milieuvriendelijk en
volgens de wettelijke normen als afval te
verwerken.
Als de auto lange tijd niet wordt gebruikt
in extreem koude omstandigheden moet ,
om bevriezing te voorkomen, de accu
worden verwijderd en op een verwarmde plaats
worden bewaard.
215
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 220 of 274

BELANGRIJK
Bij werkzaamheden aan de accu of in de
buur t van de accu, moet u uw ogen
altijd beschermen met een speciale bril.
PRAKTISCHE TIPS OM DE LEVENSDUUR
VAN DE ACCU TE VERLENGEN
Om het snel ontladen van de accu te voorkomen en
de levensduur te verlengen, dient u de volgende
aanwijzingen nauwkeurig op te volgen:
wanneer u de auto parkeert, controleer dan of de
portieren, deuren en de motorkap goed gesloten
zijn. Hiermee wordt voorkomen dat de
interieurverlichting blijft branden;
schakel de interieurverlichting uit: de auto is in
ieder geval uitgerust met een systeem voor
automatische uitschakeling van de
interieurverlichting;
voorkom zoveel mogelijk het gebruik van
stroomverbruikers als de motor uitstaat
(autoradio, waarschuwingsknipperlichten enz.);
maak voordat werkzaamheden aan de elektrische
installatie van de auto worden uitgevoerd eerst de
minpool van de accu los;
de klemmen moeten altijd goed zijn bevestigd.BELANGRIJK Een accu die gedurende langere tijd
minder dan 50% geladen is, raakt door sulfatering
beschadigd. Hierdoor loopt de capaciteit en het
startvermogen terug.
Ook is de accu dan gevoeliger voor bevriezing (reeds
bij temperaturen van -10°C).
Als u de auto langere tijd niet gebruikt, zie dan "Auto
langere tijd stallen" in het hoofdstuk "Starten en
rijden".
Als u na aanschaf van uw auto accessoires wilt
monteren die constante voeding nodig hebben
(diefstalalarm enz.), of accessoires die de elektrische
installatie zwaar belasten, raden wij u aan contact
op te nemen met het Fiat Servicenetwerk. Dat kan u
de meest geschikte installaties uit het Fiat
Lineaccessori-programma aanraden en controleren of
de elektrische installatie van de auto geschikt is
voor het extra stroomverbruik of dat het
noodzakelijk is een accu met een grotere capaciteit
te monteren.
Enkele van deze stroomverbruikers blijven continu
stroom verbruiken ook bij een uitgezette motor,
waardoor de accu geleidelijk ontlaadt.
216
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 221 of 274

WIELEN EN BANDEN
De spanning van de banden, inclusief het
noodreservewiel, moet regelmatig, om de twee
weken en voor een lange rit, worden gecontroleerd:
de bandenspanning moet bij koude banden worden
gecontroleerd.
Het is normaal dat de spanning tijdens het rijden
toeneemt. Zie voor de correcte bandenspanning de
paragraaf “Wielen” in het hoofdstuk “Technische
gegevens”.
Onjuiste bandenspanning leidt tot abnormale slijtage
van de banden fig. 195:
Ajuiste spanning: gelijkmatige slijtage van het
loopvlak;
Bte lage spanning: te grote slijtage aan de zijkanten
van het loopvlak;
Cte hoge spanning: te grote slijtage in het midden
van het loopvlak.
Banden moeten worden vervangen wanneer de
profieldiepte van het loopvlak minder dan 1,6 mm
bedraagt. Houd u in ieder geval aan de wettelijke
voorschriften van het land waarin wordt gereden.
BELANGRIJKE TIPS
Vermijd, zoveel mogelijk, bruusk remmen,
optrekken met piepende banden en heftige
schokken tegen stoepranden, kuilen of andere
harde obstakels. Lang rijden op een slecht wegdek
kan de banden beschadigen;
controleer de banden regelmatig op scheuren in
de wangen, oneffenheden of onregelmatige
slijtage op het loopvlak. Neem zo nodig contact
op met het Fiat Servicenetwerk;
rijd nooit met een te zwaar beladen auto:
hierdoor kunnen de banden en de velgen ernstig
beschadigd worden;
stop onmiddellijk bij een lekke band en verwissel
het wiel om beschadiging van de band, de velg, de
wielophanging en de stuurinrichting te
voorkomen;
banden verouderen, ook als ze weinig gebruikt
zijn. Scheurtjes in het loopvlak en op de wangen
betekenen dat de band verouderd is. Laat de
banden door gespecialiseerd personeel
controleren als ze langer dan 6 jaar onder de auto
zijn gemonteerd. Vergeet ook niet het reservewiel
zorgvuldig te laten controleren;
fig. 195F0T0013
217
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 222 of 274

monteer nooit gebruikte banden of banden,
waarvan de herkomst onbekend is;
bij de montage van een nieuwe band moet ook
een nieuw ventiel worden voorzien;
om een gelijkmatige slijtage van voor- en
achterbanden te garanderen, wordt geadviseerd ze
elke 10-15 duizend kilometer van as te
verwisselen; houd de banden aan dezelfde zijde
van het voertuig gemonteerd zodat de
draairichting niet wordt omgekeerd.
BELANGRIJK
Bedenk dat ook de wegligging
afhankelijk is van een juiste
bandenspanning.
BELANGRIJK
Als de bandenspanning te laag is, kan de
band oververhit raken en als gevolg
daarvan ernstig beschadigd raken.
BELANGRIJK
Verwissel de banden niet kruiselings,
door ze van de rechterzijde naar de
linkerzijde en omgekeerd te verplaatsen.
BELANGRIJK
Voer bij lichtmetalen velgen geen
spuitwerkzaamheden uit die een
temperatuur vereisen boven 50°C. De
mechanische eigenschappen van de wielen
kunnen hierdoor in gevaar worden gebracht .
218
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 223 of 274

RUBBER SLANGEN
Houd voor de rubber slangen van het rem- en
brandstofsysteem zeer nauwkeurig de voorschriften
van het "Onderhoudsschema" in dit hoofdstuk aan.
Ozon, hoge temperaturen en het gedurende langere
tijd ontbreken van vloeistof in een systeem zorgen
ervoor dat de slangen uitdrogen en scheuren,
waardoor het betreffende systeem kan gaan lekken.
Daarom is zorgvuldige controle noodzakelijk.
RUITENWISSERS/
ACHTERRUITWISSER
(voor bepaalde uitvoeringen/markten, waar voorzien)
WISSERBLADEN
Maak de wisserbladen regelmatig schoon met een
schoonmaakmiddel; wij raden TUTELA
PROFESSIONAL SC 35 aan.
Vervang de wisserbladen als het rubber vervormd of
versleten is. Het verdient aanbeveling ten minste
één maal per jaar de wisserbladen te vervangen.
Met enkele simpele voorzorgsmaatregelen is het
mogelijk beschadigingen van het rubber te
voorkomen:
wanneer de temperatuur onder 0°C is gedaald,
moet gecontroleerd worden of er geen ijs tussen
wisserblad en ruit zit. Maak de wissers zo nodig
vrij met een anti-vriesmiddel;
verwijder eventueel opgehoopte sneeuw van de
ruit: om de wisserbladen te beschermen en
oververhitting van de ruitenwissermotor
te voorkomen;
schakel de ruitenwissers/achterruitwisser niet op
een droge ruit in.
BELANGRIJK
Rijden met versleten ruitenwisserbladen
is zeer gevaarlijk, omdat ze het zicht
onder slechte weersomstandigheden aanzienlijk
beperken.
219
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 224 of 274

Wisserbladen ruitenwissers vervangen
Ga als volgt te werk:
til de wisserarm van de voorruit en plaats het
wisserblad onder een hoek van 90° ten opzichte
van de arm;
druk op de lippen A fig. 196 en verwijder het
wisserblad;
monteer het nieuwe blad, waarbij de lippen in de
zittingen op de wisserarm moeten vallen.
Controleer of het wisserblad geborgd is.
Wisserblad achterruitwisser vervangen
(voor bepaalde uitvoeringen/markten, waar voorzien)
Ga als volgt te werk:
kantel het dopje A fig. 197 omhoog, draai de moer
B los waarmee de wisserarm aan de as is
bevestigd, en neem de arm van de as;
plaats de nieuwe wisserarm in de juiste stand en
draai de moer zorgvuldig vast;
plaats het dopje terug.
RUITENSPROEIERS
Als de ruitensproeiers niet werken, controleer dan
eerst het niveau in het ruitensproeiertankje (zie
de paragraaf "Niveaus controleren" in dit hoofdstuk).
Controleer vervolgens of de ruitensproeiermonden
niet verstopt zijn. Deze kunnen zo nodig met een
speld worden doorgeprikt.
Voorruit (ruitensproeiers)
De sproeiermonden van de ruitensproeiers kunnen
niet worden afgesteld. De sproeiers zijn ingebouwd
onder de motorkap (zie fig. 198).
fig. 196F0T0087fig. 197F0T0088
220
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER