Page 17 of 274

Uitschakeling systeem
Het systeem schakelt in de volgende gevallen
automatisch op alle portieren uit:
als de portieren/deuren worden ontgrendeld;
als de start-/contactsleutel in stand MAR wordt
gedraaid.
DIEFSTALALARM
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Het diefstalalarm vormt een aanvulling op de
hiervoor beschreven functies van de
afstandsbediening en wordt bediend door een
ontvanger die zich nabij de zekeringenkast onder het
dashboard bevindt.
ACTIVERING VAN HET ALARM
Het alarm wordt onder de volgende omstandigheden
geactiveerd:
als een portier, de motorkap, de achterklep of
(indien aanwezig) een van de zijschuifdeuren
ongeoorloofd wordt geopend (omtrekbeveiliging);
bij een ongeoorloofde bediening van het
start-/contactslot (in stand MAR draaien m.b.v.
een ongeautoriseerde sleutel);
als de accukabels worden onderbroken;
als er bewegende voorwerpen in het interieur
aanwezig zijn (volumetrische beveiliging);
bij het optillen/kantelen van de auto.
Als het alarm in werking treedt, wordt, afhankelijk
van het land, de sirene geactiveerd en gaan de
richtingaanwijzers knipperen (ongeveer 26
seconden). De werkwijze en het aantal cycli kan
variëren afhankelijk van het land waarin de auto is
verkocht.
Er is altijd een max. aantal akoestische/visuele cycli
ingesteld, waarna het systeem de normale
besturingsfunctie hervat.
13
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 18 of 274

De volumetrische beveiliging en de kantelsensor
kunnen met de betreffende bedieningsknop op de
plafondverlichting voor worden uitgeschakeld (zie de
paragraaf "Kantelbeveiliging").
BELANGRIJK De startblokkering wordt geregeld
door de Fiat CODE; deze functie wordt automatisch
geactiveerd als de sleutel uit het contactslot
getrokken wordt.
ALARM INSCHAKELEN
Bij gesloten portieren en achterklep, de
contactsleutel in de stand STOP of uit het
contactslot gehaald, de sleutel met afstandsbediening
in de richting van de auto houden en de knop
kort
indrukken en weer loslaten.
U hoort een akoestisch signaal ("BIEP") en de
portieren worden vergrendeld.
Het inschakelen van het alarm wordt voorafgegaan
door een zelfdiagnose: als er een storing wordt
vastgesteld, hoort u, ongeveer 4 seconden na het
inschakelcommando, weer een akoestisch signaal.
Schakel in dit geval het diefstalalarm uit door de
knop
in te drukken, controleer of de portieren,
de motorkap en de bagageruimte goed gesloten zijn
en schakel het alarm opnieuw in met de knop
.
Een slecht gesloten portier of motorkap wordt niet
beveiligd door de diefstalbeveiliging.
Als het alarm ook een akoestisch signaal uitzendt als
de portieren, motorkap en bagageruimte goedgesloten zijn, dan is er een storing in de werking van
het systeem gesignaleerd. Wendt u tot het Fiat
Servicenetwerk.
BELANGRIJK Als de portieren met de metalen baard
van de sleutel centraal worden vergrendeld, dan
schakelt het alarm niet in.
BELANGRIJK Bij aflevering van de nieuwe auto
voldoet het diefstalalarm aan de wettelijke normen
van het land van gebruik.
DIEFSTALBEVEILIGING UITSCHAKELEN
Druk op de knop
van de sleutel met
afstandsbediening.
Het volgende gebeurt (met uitzondering van
bepaalde markten):
de richtingaanwijzers knipperen twee keer kort;
er klinken twee korte geluidssignalen ("BIEP's");
de portieren worden ontgrendeld.
BELANGRIJK Als de portieren met de metalen baard
van de sleutel centraal worden ontgrendeld, dan
schakelt het alarm niet uit.
VOLUMETRISCHE BESCHERMING/
KANTELBEVEILIGING
Voor een correcte werking van de beveiliging moeten
de ruiten geheel gesloten zijn.
Indien nodig kunt u de volumetrische beveiliging
buiten werking stellen (als er bijvoorbeeld dieren in
14
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 19 of 274

de auto achterblijven) door na het doven van het
instrumentenpaneel en voordat het alarm wordt
ingeschakeld, op de knop A fig. 10 op het
plafondlampje voor te drukken.
Bij het uitschakelen van de functie knippert de led op
de drukknop enkele seconden. Het buiten werking
stellen van de volumetrische bescherming/
kantelbeveiliging moet telkens worden herhaald als
het instrumentenpaneel uitgeschakeld is geweest.
BERICHTEN BIJ INBRAAKPOGINGEN
Tijdens het inschakelen van het instrumentenpaneel
wordt iedere inbraakpoging aangegeven, afhankelijk
van het uitrustingsniveau, door het brandend
controlelampje
of het symbool en een specifiek
bericht op het display (zie hoofdstuk "Lampjes en
berichten").UITSCHAKELING VAN HET ALARM
Als u het diefstalalarm buiten gebruik wilt stellen
(bijv. als de auto langere tijd niet wordt gebruikt),
dan hoeft u slechts de auto af te sluiten door de
metalen baard van de sleutel met afstandsbediening
in het portierslot te draaien. In dit geval wordt de
auto niet beveiligd door het diefstalalarm, echter de
startblokkering van de motor blijft gegarandeerd
door de Fiat CODE, die automatisch wordt
ingeschakeld als de contactsleutel uit het start-/
contactslot wordt genomen.
BELANGRIJK Als de batterij van de
afstandsbediening in de sleutel leeg is of bij een
storing in het systeem, kan het diefstalalarm worden
uitgeschakeld door de contactsleutel in het
contactslot te steken en in stand "MAR" te draaien.
fig. 10F0T0159
15
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 20 of 274

START-/CONTACTSLOT
De sleutel kan in 3 standen worden gedraaid fig. 11:
STOP: motor uit, sleutel uitneembaar en stuur
geblokkeerd. Enkele elektrische installaties werken
(bijv. autoradio, centrale portiervergrendeling,
diefstalalarm enz.).
MAR: contact aan. Alle elektrische installaties
werken.
AVV: motor starten. Het contactslot is uitgerust
met een veiligheidsmechanisme dat, als de motor
niet start, de gebruiker verplicht om het
contactslot op STOP te zetten alvorens het
starten te herhalen.STUURSLOT
Inschakelen
Zet de sleutel in stand STOP, trek de sleutel uit het
start-/contactslot en draai het stuur totdat het
vergrendelt.
Uitschakelen
Draai het stuur iets heen en weer, terwijl u de sleutel
in stand MAR draait.
BELANGRIJK
Verwijder de sleutel nooit als de auto
nog in beweging is. Het stuur blokkeert
in dat geval bij de eerste stuurbeweging
automatisch. Dit geldt altijd, ook als de auto
gesleept wordt . Het is streng verboden om
de-/montagewerkzaamheden uit te voeren,
waarvoor wijzigingen in de stuurinrichting of de
stuurkolom vereist zijn (bijv. bij montage van
een diefstalbeveiliging). Hierdoor kunnen de
prestaties van het systeem, de garantie en
de veiligheid in gevaar worden gebracht en
voldoet de auto niet meer aan de
typegoedkeuring.
fig. 11F0T0039
16
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 21 of 274

INSTRUMENTEN (PANEEL)
De achtergrondkleur en het type van de
instrumenten kunnen afhankelijk van de versies
variëren.
SNELHEIDSMETER
Geeft de voertuigsnelheid aan.
TOERENTELLER
De toerenteller geeft het aantal toeren per minuut
weer.
BELANGRIJK De inspuitregeleenheid blokkeert
geleidelijk de brandstoftoevoer wanneer de motor
met te hoge toerentallen draait, wat in een
geleidelijke afname van het motorvermogen
resulteert.Als de motor stationair draait, kan de toerenteller
een geleidelijke of plotselinge toerentalverhoging
aangeven.
Dit is geen defect maar een normaal verschijnsel. Dit
kan optreden wanneer bijvoorbeeld de
klimaatregeling of de ventilator wordt ingeschakeld.
In dergelijke gevallen is een geringe
toerentalverhoging van nut voor het behoud van de
acculading.
BRANDSTOFMETER
Geeft de hoeveelheid brandstof in de tank aan.
Lampje A fig. 14 gaat branden wanneer er nog circa
6-7 liter brandstof in de tank zit.
E - tank leeg.
F - tank vol (zie de paragraaf "Tanken" in dit
hoofdstuk).
fig. 12F0T0804fig. 13F0T0805
17
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 22 of 274

Rijd nooit met een bijna lege tank: een onregelmatige
brandstoftoevoer kan de katalysator schade
toebrengen.
BELANGRIJK Als de brandstofmeter op E wijst en
het lampje knippert, dan is er een storing in het
systeem. Neem in dat geval contact op met het Fiat
Servicenetwerk om het systeem te laten controleren.
KOELVLOEISTOFTEMPERATUURMETER
Het geeft de koelvloeistoftemperatuur aan en treedt
in werking wanneer de koelvloeistoftemperatuur
hoger is dan circa 50°C. Bij normaal gebruik kan de
wijzer op verschillende standen staan, afhankelijk van
de gebruikscondities.
C - Lage koelvloeistoftemperatuur.
H - Hoge koelvloeistoftemperatuur.
Lampje B fig. 14 gaat branden (en er verschijnt een
bericht op het multifunctionele display) wanneerde koelvloeistoftemperatuur te hoog is; zet in dat
geval onmiddellijk de motor uit en neem contact op
met het Fiat Servicenetwerk.
Als de wijzer van de
koelvloeistoftemperatuur in de rode zone
komt , zet dan onmiddellijk de motor uit
en neem contact op met het Fiat Servicenetwerk.
fig. 14F0T0806
18
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 23 of 274

DIGITAAL DISPLAY
BEGINSCHERM
Op het standaardscherm fig. 15 kan de volgende
informatie worden weergegeven:
AKoplampstand (alleen bij ingeschakeld dimlicht).
BKilometerteller (weergave kilometer-/
mijltotaalteller).
CTijd.
DIndicatie START&STOP functie (voor bepaalde
uitvoeringen/markten, waar voorzien).
EGear Shift Indication (symbool versnelling) (voor
bepaalde uitvoeringen/markten, waar voorzien)
OpmerkingBij uitgenomen sleutel en ten minste
één geopend voorportier geeft het display gedurende
enige seconden de tijd en de totaalstand van het
aantal gereden kilometers of mijlen weer.BEDIENINGSKNOPPEN
Om het scherm en de keuzemogelijkheden
naar boven te doorlopen of de weergegeven
waarde te verhogen.
SET
Kort indrukken voor toegang tot het menu en/of
naar het volgende scherm te gaan of de keuze te
bevestigen. Lang indrukken om terug te keren naar
het beginscherm.
Om het scherm en de keuzemogelijkheden
naar beneden te doorlopen of de weergegeven
waarde te verlagen.
OPMERKING Met de knoppen
enkunnen
verschillende functies geactiveerd worden, afhankelijk
van de volgende omstandigheden:
fig. 15F0T0459fig. 16F0T0500
19
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 24 of 274
Koplampverstelling
Druk bij ingeschakelde dimlichten op de knoppen
ofom de koplampen te verstellen.
Setup-menu- binnen het menu kunt u het menu naar boven of
beneden doorlopen;
- tijdens het instellen kunt u de waarde verhogen of
verlagen.
SETUP-MENU
fig. 17F0T1031
20
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER