Page 113 of 274

INSTALLATIE VAN
ELEKTRISCHE/ELEKTRONISCHE
SYSTEMEN
De elektrische/elektronische systemen die na
aankoop van de auto en binnen de aftersales-service
worden gemonteerd, moeten voorzien zijn van het
merkteken:
Fiat Auto S.p.A. staat toe dat zenders/ontvangers
worden gemonteerd, op voorwaarde dat dit
professioneel gebeurt bij een gespecialiseerd bedrijf
en volgens de aanwijzingen van de fabrikant.
BELANGRIJK Als door de montage van systemen de
kenmerken van de auto worden gewijzigd, kan het
kentekenbewijs worden ingenomen door de
bevoegde instanties en eventueel de garantie komen
te vervallen bij defecten die veroorzaakt zijn door
de bovengenoemde modificatie of op defecten
die direct of indirect daarvan het gevolg zijn.
Fiat Auto S.p.A. is op geen enkele wijze aansprakelijk
voor schade die het gevolg is van de installatie van
accessoires die niet door Fiat Auto S.p.A. zijn
geleverd of aanbevolen en die niet conform de
geleverde instructies zijn geïnstalleerd.RADIOZENDAPPARATUUR EN MOBIELE
TELEFOONS
Radiozendapparaten (mobiele telefoons, 27 MC,
radioamateurs en dergelijke) mogen alleen in de auto
worden gebruikt met een aparte antenne aan de
buitenkant van de auto.
BELANGRIJK Het gebruik van dergelijke apparaten in
de auto (zonder buitenantenne) kan niet alleen
schadelijk zijn voor de gezondheid van de
inzittenden, maar kan ook storingen in de elektrische
systemen van de auto veroorzaken. Hierdoor wordt
de veiligheid in gevaar gebracht.
Bovendien wordt de zend- en ontvangstkwaliteit
aanzienlijk beperkt door de isolerende eigenschappen
van de carrosserie.
Houdt u bij het gebruik van mobiele telefoons (GSM,
GPRS, UMTS) met het officiële EU-keurmerk, strikt
aan de instructies die door de fabrikant van de
mobiele telefoon zijn bijgeleverd.
fig. 111
109
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 114 of 274

TANKEN VAN DE AUTO
BENZINEMOTOREN
Tank uitsluitend loodvrije benzine met een
octaangetal van ten minste 95 RON.
BELANGRIJK Voor de juiste werking van de motor
mag uitsluitend benzine zonder metaal-additieven
worden gebruikt, herkenbaar aan de naam "Metallic
Additive Free". Het gebruik van zelfs maar een
geringe hoeveelheid benzine met metaal-additieven,
herkenbaar aan de naam "Containing metallic
additive" kan de katalysator onherstelbaar
beschadigen.
BELANGRIJK Een beschadigde katalysator laat
schadelijke stoffen in het uitlaatgas achter, waardoor
het milieu wordt vervuild.
BELANGRIJK Tank met de auto nooit, niet in
noodgevallen en ook niet een klein beetje,
loodhoudende benzine. U zou de katalysator
onherstelbaar beschadigen.
DIESELMOTOREN
Werking bij lage temperaturen
Bij lage buitentemperaturen kan de vloeibaarheid van
de diesel lager worden door de vorming van
paraffine; hierdoor werkt het brandstofsysteem niet
meer op de juiste manier.Om dit probleem te voorkomen wordt er, afhankelijk
van het seizoen, dieselbrandstof geleverd die
speciaal voor de zomer, voor de winter en voor zeer
lage temperaturen (bergachtige/koude gebieden) is
ontwikkeld. Als dieselbrandstof wordt getankt die
niet toereikend is voor de gebruikstemperatuur,
raden wij aan de dieselbrandstof te mengen met het
vorstbeveiligingsmiddel TUTELA DIESEL ART in
de verhouding die in de gebruiksaanwijzing van het
middel is aangegeven. Doe eerst het middel in de
tank en voeg daarna de dieselbrandstof toe.
Als de auto lange tijd wordt gebruikt/ stilstaat in
bergachtige/koude gebieden, is het raadzaam
dieselbrandstof te tanken die ter plaatse beschikbaar
is.
In dat geval is het bovendien raadzaam een
hoeveelheid brandstof in de tank te houden die
groter is dan 50% van de nuttige inhoud.
Gebruik voor dieselmotoren uitsluitend
dieselolie voor motorvoer tuigen, conform
de Europese EN590 norm. Het gebruik
van andere producten of mengsels kan de motor
onherstelbaar beschadigen en derhalve de
garantie voor de veroorzaakte schade ongeldig
maken. Als per ongeluk andere brandstofsoor ten
worden getankt , mag de motor niet gestar t
worden. Ledig de tank. Als de motor ook maar
zeer kor tstondig heeft gewerkt , moet behalve de
tank het complete brandstoftoevoercircuit
geledigd worden.
110
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 115 of 274

TANKINHOUD
Om te zorgen dat de tank volledig gevuld wordt,
moet u twee keer bijvullen nadat het vulpistool voor
de eerste keer afslaat. Vul niet nog een keer bij om
storingen in het brandstofsysteem te voorkomen..
TANKDOP BRANDSTOF
Openen
1) Open klepje fig. 112A door het naar buiten te
trekken, houd de dop B fig. 112 vast, steek de
contactsleutel in het slot en draai de sleutel linksom.
2) Draai de dop linksom en verwijder deze.
De tankdop is voorzien van een koord C fig. 112 dat
aan het tankklepje vastzit, om verlies van de dop te
voorkomen. Haak de dop tijdens het tanken aan
het klepje, zoals in de figuur is afgebeeld.
Sluiten1) Plaats de dop (compleet met de sleutel) en draai
de dop rechtsom, totdat u een of meer klikken
hoort.
2) Draai de sleutel rechtsom, verwijder de sleutel en
sluit het klepje.
Door de hermetische afsluiting van de tank kan de
druk in de tank iets verhoogd zijn. Het is daarom
normaal als u bij het losdraaien van de tankdop een
sissend geluid hoort.
Kom niet dicht bij de vulopening met
open vuur of een brandende sigaret :
brandgevaar. Houd uw hoofd ook niet
dichtbij de vulopening om te voorkomen dat u
giftige dampen inademt .
De rechterschuifdeur mag niet geopend
worden als het brandstofklepje open staat
tijdens het tanken. Controleer of de
brandstofdop gesloten is bij het openen/sluiten
van de schuifdeur.
fig. 112F0T0068
111
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 116 of 274

BRANDSTOFNOODSCHAKELAAR
Deze treedt in werking bij een botsing en leidt ertoe
dat:
onderbreking van de brandstoftoevoer met
afzetten van de motor als gevolg;
de portieren automatisch ontgrendelen;
de interieurverlichting wordt ingeschakeld.
Bij bepaalde uitvoeringen verschijnt op het display
het bericht "Brandstofnoodschakeling ingeschakeld
zie instructieboekje” als de brandstofnoodschakeling
inschakelt.
Controleer de auto zorgvuldig op brandstoflekkage,
bijvoorbeeld in de motorruimte, onder de auto of
in de nabijheid van de brandstoftank.
Draai na een ongeval de contactsleutel in stand
STOP om te voorkomen dat de accu ontlaadt.
Om de juiste werking van de auto te herstellen,
moeten de volgende handelingen worden uitgevoerd:
draai de contactsleutel op stand MAR;
schakel de rechter richtingaanwijzer in;
schakel de rechter richtingaanwijzer uit;
schakel de linker richtingaanwijzer in;
schakel de linker richtingaanwijzer uit;
schakel de rechter richtingaanwijzer in;
schakel de rechter richtingaanwijzer uit;
schakel de linker richtingaanwijzer in;
schakel de linker richtingaanwijzer uit;
draai de contactsleutel op stand STOP.
BELANGRIJK
Als na een botsing een brandstoflucht
wordt geroken of brandstoflekkage
wordt geconstateerd, dan mag het systeem niet
opnieuw ingeschakeld worden om brand te
voorkomen.
112
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 117 of 274

BESCHERMING VAN HET MILIEU
De emissiereductiesystemen voor benzinemotoren
zijn:
driewegkatalysator;
Lambdasondes;
benzinedamp-opvangsysteem.
Laat de motor nooit, ook niet tijdens
testwerkzaamheden, met losgekoppelde bougiekabels
draaien.
De emissiereductiesystemen voor dieselmotoren
zijn:
oxidatiekatalysator;
uitlaatgasrecirculatie-systeem (EGR);
roetfilter (DPF) (indien van toepassing).
ROETFILTER (DPF - Diesel Particulate Filter)
(indien aanwezig)
Het roetfilter (Diesel Particulate Filter) is een
mechanisch filter in het uitlaatsysteem, dat fysiek de
roetdeeltjes in het uitlaatgas van de dieselmotor
opvangt.
Het roetfilter vangt bijna de totale hoeveelheid
roetdeeltjes op, waardoor voldaan wordt aan de
huidige/toekomstige wettelijke normen. Tijdens het
normale gebruik van de auto registreert de
inspuitregeleenheid een aantal gegevens met
betrekking tot het gebruik (gebruiksduur, type
traject, bereikte temperatuur enz.) en berekent de
hoeveelheid verzameld roet in het filter.Omdat het filter de roetdeeltjes verzamelt, moet het
periodiek worden geregenereerd (schoongemaakt)
door de roetdeeltjes te verbranden. De
regeneratieprocedure wordt geregeld door de
regeleenheid van de motor op basis van de
hoeveelheid opgevangen roetdeeltjes en de
bedrijfsomstandigheden van de auto.
Tijdens de regeneratie kunnen een beperkte
toerentalverhoging, een beperkte toename van de
rook uit de uitlaat en een hogere temperatuur bij de
uitlaat worden waargenomen.
Dit zijn geen storingen en deze situatie heeft geen
invloed op het milieu of het gedrag van de auto. Als
het betreffende bericht op het display verschijnt,
zie dan de paragraaf "Lampjes en berichten".
113
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 118 of 274

VEILIGHEID
BESCHERMINGSSYSTEMEN
INZITTENDEN
Tot de belangrijkste veiligheidsvoorzieningen van de
auto behoren de volgende beschermingssystemen:
veiligheidsgordels;
SBR-systeem (Seat Belt Reminder);
hoofdsteunen;
kinderzitjes;
front, zijairbag (voor bepaalde versies/markten).
Lees de informatie vermeld op de volgende pagina's
uiterst aandachtig door.
Het is van fundamenteel belang dat de
beschermingssystemen op de juiste manier gebruikt
worden om het maximaal mogelijke veiligheidsniveau
voor de bestuurder en de passagiers te garanderen.
Zie voor de verstelling van de hoofdsteunen
paragraaf "Hoofdsteunen" in het hoofdstuk
"Kennismaking met het voertuig".
VEILIGHEIDSGORDELS
GEBRUIK VAN DE VEILIGHEIDSGORDELS
Alle stoelen van het voertuig zijn uitgerust met
veiligheidsgordels met drie verankeringspunten en
een oprolautomaat.
Het mechanisme van de oprolautomaat werkt door
vergrendeling van de gordel wanneer er heftig
geremd wordt of door een sterke deceleratie wegens
een botsing.
Zo kan de gordel vrij schuiven en kan hij zich
aanpassen aan het lichaam van de inzittende.
In het geval van een ongeval, zal de gordel
geblokkeerd worden waardoor het risico van impact
binnenin het interieur en het naar buiten geslingerd
worden van een persoon beperkt worden. De
bestuurder moet zich aan alle plaatselijke wettelijke
voorschriften met betrekking tot de verplichting
en de manier waarop de gordel wordt gebruikt
houden en moet er ook voor zorgen dat andere
inzittenden van het voertuig deze voorschriften
naleven.
Leg de veiligheidsgordel altijd om alvorens weg te
rijden.
De veiligheidsgordel moet omgelegd worden terwijl
men goed rechtop, met de rug tegen de rugleuning
zit.
114
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 119 of 274

Pak, om de gordel om te leggen, de gesp A fig. 113
en steek deze in de sluiting B, totdat de klik van
het vergrendelen wordt gehoord.
Als tijdens het uittrekken de gordel blijft blokkeren,
laat hem dan een stukje teruglopen en trek hem
vervolgens langzaam uit.
Druk, om de gordel los te maken, op knop C.
Begeleid de gordel tijdens het teruglopen met de
hand, zodat hij niet draait.
BELANGRIJK
Druk nooit op knop C fig. 113 tijdens
het rijden.
De oprolautomaat kan blokkeren als het voertuig op
een steile helling staat: dit is volkomen normaal.
Bovendien blokkeert de oprolautomaat als de gordelsnel word uitgetrokken of bij hard remmen,
botsingen en bij bochten die op hoge snelheid
worden genomen.
BELANGRIJK
Onthoud dat passagiers op de
achterbank die geen gordel dragen bij
een heftige botsing blootgesteld worden aan
een groot risico en bovendien een gevaar
opleveren voor de inzittenden voorin.
De veiligheidsgordels achter (voor bepaalde
versies/markten) moeten gedragen worden zoals
afgebeeld in het schema in fig. 114 of fig. 115.
fig. 113F0T0147fig. 114F0T0193
115
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 120 of 274
BELANGRIJK De “rode streep” op de hendels A
fig. 116 gebruikt voor het inklappen van de zitting
verschijnt niet wanneer de rugleuning correct is
vergrendeld. Deze rode streep geeft aan dat de
rugleuning niet is vergrendeld.BELANGRIJK Na het terugzetten van de
achterstoelen (voor bepaalde versies/markten) in hun
normale stand, de veiligheidsgordels correct plaatsen
zodat ze onmiddellijk klaar zijn voor gebruik.
BELANGRIJK
Controleer of de rugleuning aan beide
zijden goed is vergrendeld (rode strepen
onzichtbaar) om te voorkomen dat de
rugleuning bij bruusk remmen naar voren kan
klappen en zo de inzittenden kan verwonden.
fig. 115 - N1 versies (4 zitplaatsen)F0T0342
fig. 116F0T0921
116
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER