Page 57 of 274

HANDBEDIENDE KLIMAATREGELING
(indien aanwezig)
BEDIENINGSKNOPPEN
Hierna worden de belangrijkste bedieningselementen
van de verwarming en de ventilatie beschreven
fig. 48:
Adraaiknop voor regeling van de luchttemperatuur
(menging van warme/koude lucht);
Bschuif voor in-/uitschakeling recirculatie
binnenlucht;
Cdraaiknop voor inschakeling van de aanjager en
in-/uitschakeling van de klimaatregeling;
Ddraaiknop voor de luchtverdeling.
KLIMAATREGELING
Met de draaiknop D kan de lucht op 5 manieren over
het hele interieur worden verdeeld:
luchtstroom uit de luchtroosters in het midden
en de uitstroomopeningen aan de zijkant;
voor verwarming van de beenruimten, waarbij
de luchtstroom op het gezicht koel blijft
("bilevel"-stand);
voor een snellere verwarming van het interieur;
voor verwarming van het interieur en
ontwaseming van de voorruit;
voor ontwaseming en ontdooiing van de
voorruit en de zijruiten voor.
VERWARMING
Ga als volgt te werk:
draai de knop A helemaal naar rechts (in stand
);
draai de draaiknop C op de gewenste snelheid;
draai knop D op:
voor het verwarmen van de voeten en
tegelijkertijd ontwasemen van de voorruit;
voor lucht naar de beenruimten en koelere
lucht uit de luchtroosters in het midden en de
uitstroomopeningen op het dashboard;
voor een snelle verwarming.
SNELLE VERWARMING
Ga als volgt te werk:
sluit alle luchtroosters op het dashboard;
draai knop A op
fig. 48F0T0029
53
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 58 of 274

draai knop C op;
draai knop D op
SNELLE ONTWASEMING/ONTDOOIING
VAN DE VOORRUIT EN DE ZIJRUITEN
VOOR (functie MAX-DEF)
Ga als volgt te werk:
draai knop A op
draai knop C op;
draai knop D op
zet de schuif B op.
Nadat de ruiten ontwasemd zijn, kan een stand
gekozen worden waarbij het comfort optimaal blijft.
BELANGRIJK De klimaatregeling kan goed gebruikt
worden om de ruiten sneller te ontwasemen, omdat
de lucht wordt ontvochtigd. Stel de
bedieningsorganen in zoals hiervoor beschreven en
schakel de klimaatregeling in door knop C in te
drukken.
Beslaan van de ruiten voorkomen
Als de luchtvochtigheid buiten heel hoog is en/of bij
regen en/of bij grote temperatuurverschillen tussen
de lucht in en buiten de auto moeten de volgende
handelingen uitgevoerd worden, zodat wordt
voorkomen dat de ruiten beslaan:
zet de schuif B op
draai knop A op
draai de knop C op 2;
draai de knop D opof in standals de ruiten
niet beslagen zijn.
REGELING AANJAGERSNELHEID
Ga voor een goede ventilatie van het interieur als
volgt te werk:
open de luchtroosters in het midden en de
uitstroomopeningen aan de zijkant geheel;
draai de knop A in het blauwe vlak;
zet de schuif B op
draai de draaiknop C op de gewenste snelheid;
draai knop D op
LUCHTRECIRCULATIE INSCHAKELEN
zet de schuif B in stand
.
Het verdient aanbeveling om de recirculatiefunctie in
te schakelen in de file of in tunnels. Hiermee wordt
voorkomen dat vervuilde lucht het interieur bereikt.
Het is niet raadzaam dit systeem langdurig te laten
werken, omdat anders, vooral als u met meerdere
personen in de auto zit, de kans aanzienlijk toeneemt
dat de ruiten beslaan.
54
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 59 of 274

BELANGRIJK WAARSCHUWING Met de
recirculatiefunctie kan, afhankelijk van de gekozen
werking ("verwarmen" of "koelen") sneller het
gewenste resultaat worden bereikt. Het is echter
niet raadzaam deze functie in te schakelen op
regenachtige of koude dagen, omdat dan de ruiten
aan de binnenzijde aanzienlijk sneller kunnen beslaan.
KLIMAATREGELING (koelen)
Ga als volgt te werk:
draai de knop A in het blauwe vlak;
draai knop C op;
zet de schuif B op
draai knop D op
druk op de knop C.
Regeling van de koeling
Ga als volgt te werk:
zet de schuif B op
draai de knop A naar rechts voor verhoging van de
temperatuur;
draai de knop C naar links voor verlaging van de
aanjagersnelheid.ONTWASEMEN/ONTDOOIEN
ACHTERRUITEN EN BUITENSPIEGELS
(indien aanwezig)
Druk op de knop
fig. 49 om de functie in te
schakelen. Het lampje op de knop gaat branden om
aan te geven dat de functie is ingeschakeld.
U kunt de verwarming eerder uitschakelen door
nogmaals op de knop
te drukken.
BELANGRIJK Plak geen stickers of andere plaatjes
op de elektrische weerstandsdraden aan de
binnenzijde van de achterruit, om beschadiging van
de achterruitverwarming te voorkomen.
EXTRA VERWARMING
(indien aanwezig)
Dit systeem zorgt voor een snellere verwarming van
het interieur bij koud weer en bij een lage
temperatuur van de koelvloeistof in de motor.
fig. 49F0T0048
55
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 60 of 274

De extra verwarming wordt automatisch
ingeschakeld als u de motor start, de draaiknop A in
het rode gebied draait en de aanjager ten minste
op de eerste snelheid inschakelt (draaiknop C).
De extra verwarming schakelt automatisch uit als de
ingestelde temperatuur is bereikt.
BELANGRIJK De extra verwarming wordt niet
ingeschakeld als de accu onvoldoende is opgeladen.
ONDERHOUD VAN HET SYSTEEM
Tijdens de winter moet het airconditioningsysteem
ten minste een keer maand gedurende ongeveer
10 minuten worden ingeschakeld. Laat voor het
zomerseizoen de werking van het systeem door het
Fiat Servicenetwerk controleren.BUITENVERLICHTING
Met de linker hendel fig. 50 wordt de
buitenverlichting bediend.
De buitenverlichting werkt uitsluitend als de
contactsleutel in stand MAR staat.
Als u de buitenverlichting inschakelt worden het
instrumentenpaneel en de bedieningsknoppen op het
dashboard verlicht.
VERLICHTING UITGESCHAKELD
Draaiknop in stand
.
BUITENVERLICHTING
Draai de draaiknop in stand
.Ophet
instrumentenpaneel gaat het lampje
branden.
fig. 50F0T0430
56
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 61 of 274

PARKEERVERLICHTING
Draai met de sleutel in stand STOP of met
uitgenomen sleutel, de draaiknop van de linker
hendel eerst in stand
en vervolgens in standof
.
Op het instrumentenpaneel gaat het lampje
branden. Met de richtingaanwijzerhendel kunt u
kiezen aan welke zijde de verlichting moet worden
ingeschakeld.
DIMLICHT
Draai de draaiknop in stand
.Ophet
instrumentenpaneel gaat het lampje
branden.
GROOTLICHT
Trek de hendel, met de draaiknop in stand
,inde
richting van het stuur (2e niet vergrendelde stand).
Op het instrumentenpaneel gaat het lampje
branden.
Als vervolgens de hendel naar het stuurwiel wordt
getrokken, dan dooft het grootlicht en wordt het
dimlicht weer ingeschakeld.
GROOTLICHTSIGNAAL
Trek, onafhankelijk van de stand van de draaiknop, de
hendel naar het stuur (1e niet vergrendelde stand).
Op het instrumentenpaneel gaat het lampje
branden.RICHTINGAANWIJZERS
Zet de hendel in de vergrendelde stand fig. 51:
omhoog (stand 1): inschakeling rechter
richtingaanwijzers;
omlaag (stand 2): inschakeling rechter
richtingaanwijzers;
Op het instrumentenpaneel gaat het lampje
of
knipperen.
De richtingaanwijzers schakelen automatisch uit als
de auto weer rechtuit rijdt.
Als u kort richting aan wilt geven, voor het uitvoeren
van een handeling waarvoor het stuurwiel slechts
weinig hoeft te worden verdraaid, dan drukt u de
hendel iets omhoog of omlaag zonder dat de hendel
vergrendelt. Zodra u de hendel loslaat, gaat deze
automatisch terug.
fig. 51F0T0431
57
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 62 of 274

"Lane change"-functie (rijbaanwisseling)
Als u bij wisseling van rijstrook kort richting wilt
aangeven, moet u de linker hendel korter dan een
halve seconde in de onvergrendelde stand zetten.
De richtingaanwijzer van de gekozen richting zal
3 keer knipperen en vervolgens automatisch worden
uitgeschakeld.
"FOLLOW ME HOME" SYSTEEM
Met dit systeem kan de ruimte voor de auto een
bepaalde tijd worden verlicht.
Inschakelen
U schakelt deze functie in door de contactsleutel in
stand STOP te draaien of uit te nemen en de linker
hendel binnen 2 minuten na het uitzetten van de
motor naar het stuur te trekken.
Telkens als de hendel wordt bediend wordt de
verlichtingsduur met 30 seconden verlengd, tot
maximaal 210 seconden; na afloop van deze periode
wordt de verlichting automatisch uitgeschakeld.
Telkens als de hendel wordt bediend, gaat het
controlelampje
op het instrumentenpaneel
branden en verschijnt er een bericht op het display
(zie het hoofdstuk "Lampjes en berichten")
gedurende de tijd die de functie actief blijft. Het
lampje gaat branden als de hendel voor het eerst
bediend wordt en blijft branden totdat de functie
automatisch uitschakelt. Telkens als de hendel wordt
bediend, wordt alleen de inschakeltijd van de
verlichting verlengd.Uitschakelen
Houd de hendel langer dan 2 seconden naar het
stuur getrokken.
58
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 63 of 274

RUITEN REINIGEN
Met de rechter fig. 52 hendel worden de
ruitenwissers/-sproeiers en achterruitwisser/-
sproeier (indien aanwezig) bediend.
RUITENWISSERS / -SPROEIERS
Deze functie werkt uitsluitend als de contactsleutel
in stand MAR staat.
De rechter hendel kan in vier verschillende standen
worden gezet:
ruitenwissers uitgeschakeld.
wissen met interval.
langzaam continu wissen.
snel continu wissen.
In stand fig. 52A (onvergrendelde stand) werken de
ruitenwissers, zolang u de hendel met de hand in
deze stand houdt.Als u de hendel loslaat, springt deze direct weer
terug en schakelen de ruitenwissers automatisch uit.
Als de draaiknop in stand
staat, wordt de slag
van de ruitenwissers automatisch aangepast aan
de snelheid van de auto.
Als u bij ingeschakelde ruitenwissers de achteruit
inschakelt, gaat automatisch ook de achterruitwisser
werken.
Gebruik de ruitenwissers niet om
opgehoopte sneeuw of ijs van de voorruit
te verwijderen. In die omstandigheden
grijpt , als de ruitenwissers te zwaar worden
belast , de beveiliging in, die ervoor zorgt dat de
ruitenwissers enkele seconden worden
uitgeschakeld. Als hierna de werking niet wordt
hervat , wendt u dan tot het Fiat Servicenetwerk.
"Intelligente wis-/wasregeling"
Als u de hendel naar het stuur trekt (onvergrendelde
stand), schakelen de ruitensproeiers in.
Als u de hendel langer dan een halve seconde
aangetrokken houdt, dan worden in een handeling de
ruitenwissers en de ruitensproeiers ingeschakeld.
Als u de hendel loslaat, maken de ruitenwissers nog
drie slagen.
Na ongeveer 6 seconden volgt nog een extra
reinigingsslag.
fig. 52F0T0432
59
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 64 of 274

ACHTERRUITWISSER/-SPROEIER
(waar voorzien)
Deze functie werkt uitsluitend als de contactsleutel
in stand MAR staat.
Inschakelen
Als u de draaiknop in stand
zet, schakelt de
achterruitwisser als volgt in:
in intervalstand als de ruitenwissers voor niet zijn
ingeschakeld;
synchroon (met de helft van de wisfrequentie van
de ruitenwissers voor) als de ruitenwissers voor
zijn ingeschakeld;
continu als de achteruit is ingeschakeld en de
functie is ingeschakeld.
Als u bij ingeschakelde ruitenwissers voor de
achteruit inschakelt, gaat automatisch ook
de achterruitwisser continu wissen.
Door de hendel in de richting van het dashboard te
duwen (niet vergrendelde stand), wordt de
achterruitensproeier ingeschakeld. Als u de hendel
langer dan een halve seconde naar het dashboard
geduwd houdt, wordt ook de achterruitwisser
ingeschakeld. Als de hendel wordt losgelaten, wordt
het intelligente wis-/wasprogramma ingeschakeld,
zoals bij de ruitenwissers voor.
Uitschakelen
De werking stopt als de hendel wordt losgelaten.
Gebruik de achterruitwisser niet om lagen
sneeuw of ijs van de achterruit te
verwijderen. In die omstandigheden grijpt ,
als de achterruitwisser te zwaar worden belast , de
beveiliging in, die ervoor zorgt dat de
achterruitwissers enkele seconden worden
uitgeschakeld. Als hierna de werking niet wordt
hervat , wendt u dan tot het Fiat Servicenetwerk.
60
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER