KENNISMAKING MET DE AUTO
DASHBOARD
De aanwezigheid en de opstelling van de bedieningsorganen, de instrumenten en de controle-/
waarschuwingslampjes kunnen per uitvoering verschillen.
1. Uitstroomopening naar de zijruiten – 2. Verstelbaar en richtbaar luchtrooster – 3. Linker hendel: bediening buitenverlichting
– 4. Instrumentenpaneel en lampjes – 5. Rechter hendel: bediening ruitenwissers voor/achter en tripcomputer – 6. Autoradio
(voor bepaalde uitvoeringen/markten) – 7. Schakelaar waarschuwingsknipperlichten, achterruitverwarming, schakelaar voor
in-/uitschakeling ASR/Traction Plus (indien aanwezig), ontgrendelknop achterdeuren (indien aanwezig), schakelaar voor
uitschakeling Start&Stop systeem (indien aanwezig) – 8. Airbag passagierszijde (indien aanwezig) – 9. Opbergvak/
dashboardkastje (indien aanwezig) – 10. Verstelbare en richtbare luchtroosters – 11. Bedieningsknoppen voor
verwarming/ventilatie/airconditioning – 12. Opbergvak – 13. Contactslot – 14. Airbag bestuurderszijde – 15. Hendel
motorkapontgrendeling – 16. Schakelaarpaneel: mistlampen voor/mistlicht achter/koplampverstelling/display
fig. 1F0T0070
3
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Klokje instellen (Hour)
Met deze functie kan het klokje worden ingesteld.
Ga voor het instellen als volgt te werk:
- druk kort op de knopSET
: "uren" gaat
knipperen op het display;
- druk op de knop
ofom de instelling uit te
voeren;
- druk kort op de knopSET
: "minuten" gaat
knipperen op het display;
- druk op de knop
ofom de instelling uit te
voeren;
- druk kort op de knopSET
om terug te keren
naar het menuscherm of houd de knop ingedrukt om
terug te keren naar het standaardscherm zonder op
te slaan.
Volumeregeling buzzer (bUZZ)
Deze functie wordt gebruikt om het volume in te
stellen van het geluidssignaal (zoemer) dat klinkt in
het geval van storings-/waarschuwingsmeldingen
en wanneer de knoppenSET
,en
worden ingedrukt.
Ga voor het instellen van het gewenste volume als
volgt te werk:
druk kort op de knopSET
: op het display
verschijnt het opschrift bUZZ;
- druk op de knop
ofom het gewenste
volume in te stellen (instelling mogelijk op 8 niveaus).- druk kort op de knopSET
om terug te keren
naar het menuscherm of houd de knop ingedrukt om
terug te keren naar het standaardscherm zonder op
te slaan.
Meeteenheid (Unit) instellen
Met deze functie kan de meeteenheid worden
ingesteld.
Ga voor het instellen als volgt te werk:
- druk kort op de knopSET
: op het display
verschijnen het opschrift (Unit) en de eerder
ingestelde eenheid (km) of (mi);
- druk op de knop
ofom de gewenste
meeteenheid in te stellen.
- druk kort op de knopSET
om terug te keren
naar het menuscherm of houd de knop ingedrukt om
terug te keren naar het standaardscherm zonder op
te slaan.
In-/uitschakelen van de frontairbag aan
passagierszijde en de zij-airbag (sidebag) (Bag
Passagier) (indien aanwezig)
Met deze functie kan de passagiersairbag worden
in-/uitgeschakeld.
Ga als volgt te werk fig. 18:
- druk kort op de knopSET
en, nadat het
bericht BAG P OFF (voor het uitschakelen) of BAG P
On (voor het inschakelen) op het display is
verschenen door het indrukken van de knoppen
of, nogmaals opSETdrukken;
23
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Servicenetwerk is uitgeschakeld (zie de paragraaf
“SBR-systeem” in het hoofdstuk “Veiligheid”).
Geprogrammeerd onderhoud (service)
Deze functie zorgt voor weergave van informatie
over de intervallen waarmee de servicebeurten
uitgevoerd moeten worden.
Ga voor het raadplegen van deze informatie als volgt
te werk:
- druk kort op de knopSET
: op het display
wordt weergegeven wanneer de onderhoudsbeurt
plaats moet vinden in kilometers of mijlen,
afhankelijk van wat eerder is ingesteld (zie paragraaf
"Meeteenheden");
druk op deSET
om terug te keren naar het
menuscherm of houd de knop ingedrukt om terug te
keren naar het standaardscherm.
OpmerkingIn het “Geprogrammeerd
Onderhoudsschema” zijn de onderhoudsbeurten van
het voertuig op vaste intervallen vermeld, zie het
hoofdstuk "Onderhoud en zorg". De indicatie
"Service" verschijnt automatisch wanneer de sleutel
in de stand MAR wordt gedraaid, vanaf 2.000 km
(of 1.240 mijl) voor de servicebeurt en wordt elke
200 km (of 124 mijl) herhaald.
Bij minder dan 200 km wordt dit bericht vaker
weergegeven. Het bericht verschijnt in kilometers of
mijlen, afhankelijk van de meeteenheid die is
ingesteld. Wanneer de volgende onderhoudsbeurt
bijna plaatsvindt, wanneer de startinrichting AAN is
gezet, verschijnt het woord "Service" op het display,gevolgd door het aantal resterende kilometers of
mijlen. Neem contact op met het Fiat
Servicenetwerk om de werkzaamheden van het
"Geprogrammeerd onderhoudsschema" te laten
verrichten en het bericht te resetten.
Passagiersairbag en zijairbag inschakeling/
uitschakeling (Passagiersairbag)
(voor bepaalde versies/markten)
Met deze functie kan de zijairbag aan passagierszijde
in-/uitgeschakeld worden.
Ga als volgt te werk:
druk op de knop SETen druk na weergave van
het bericht (Passagiersairbag: Uit) (om uit te
schakelen) of het bericht (Passagiersairbag: Aan)
(om in te schakelen) door te drukken op de
enknoppen, druk opnieuw op de SET
knop;
op het display verschijnt een bevestigingsbericht;
druk op de knoppenorom ( Ja) te
selecteren (om het inschakelen/uitschakelen
te bevestigen) of (Nee) (om te annuleren);
druk kort op de toets SETer verschijnt een
bevestigingsbericht van de gekozen instelling
waarna wordt teruggekeerd naar het menuscherm
of, als de toets ingedrukt gehouden wordt, wordt
teruggekeerd naar het standaardscherm zonder op
te slaan.
34
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
VEILIGHEID
BESCHERMINGSSYSTEMEN
INZITTENDEN
Tot de belangrijkste veiligheidsvoorzieningen van de
auto behoren de volgende beschermingssystemen:
veiligheidsgordels;
SBR-systeem (Seat Belt Reminder);
hoofdsteunen;
kinderzitjes;
front, zijairbag (voor bepaalde versies/markten).
Lees de informatie vermeld op de volgende pagina's
uiterst aandachtig door.
Het is van fundamenteel belang dat de
beschermingssystemen op de juiste manier gebruikt
worden om het maximaal mogelijke veiligheidsniveau
voor de bestuurder en de passagiers te garanderen.
Zie voor de verstelling van de hoofdsteunen
paragraaf "Hoofdsteunen" in het hoofdstuk
"Kennismaking met het voertuig".
VEILIGHEIDSGORDELS
GEBRUIK VAN DE VEILIGHEIDSGORDELS
Alle stoelen van het voertuig zijn uitgerust met
veiligheidsgordels met drie verankeringspunten en
een oprolautomaat.
Het mechanisme van de oprolautomaat werkt door
vergrendeling van de gordel wanneer er heftig
geremd wordt of door een sterke deceleratie wegens
een botsing.
Zo kan de gordel vrij schuiven en kan hij zich
aanpassen aan het lichaam van de inzittende.
In het geval van een ongeval, zal de gordel
geblokkeerd worden waardoor het risico van impact
binnenin het interieur en het naar buiten geslingerd
worden van een persoon beperkt worden. De
bestuurder moet zich aan alle plaatselijke wettelijke
voorschriften met betrekking tot de verplichting
en de manier waarop de gordel wordt gebruikt
houden en moet er ook voor zorgen dat andere
inzittenden van het voertuig deze voorschriften
naleven.
Leg de veiligheidsgordel altijd om alvorens weg te
rijden.
De veiligheidsgordel moet omgelegd worden terwijl
men goed rechtop, met de rug tegen de rugleuning
zit.
114
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
geleverd is, om er zeker van te zijn dat dit het juiste
type is voor de kinderen waarvoor het is bedoeld.
In Europa vallen de eigenschappen van kinderzitjes
onder de norm ECE-R44, die ze in vijf
gewichtsgroepen indeelt:
Groep Gewichtsgroep
Groep 0 tot 10 kg
Groep 0+ tot 13 kg
Groep 1 9-18 kg
Groep 2 15-25 kg
Groep 3 22-36 kg
Alle beveiligingssystemen moeten voorzien zijn van
de typegoedkeuringsgegevens en het keurmerk
op een label dat stevig bevestigd moet zijn op het
kinderzitje en dat absoluut niet verwijderd mag
worden.
In het Fiat Lineaccessori-assortiment zijn kinderzitjes
voor elke gewichtsgroep opgenomen. Het gebruik
van deze kinderzitjes is sterk aanbevolen, want
ze zijn speciaal ontworpen voor Fiat voertuigen.
BELANGRIJK
ERNSTIG GEVAAR: Plaats NOOIT een
kinderzitje achterstevoren op de
passagiersstoel van auto's met een
actieve passagiersairbag. Bij een
ongeval, hoe klein ook, kan de airbag ernstig
letsel en zelfs de dood van het kind tot gevolg
hebben. Het is raadzaam kinderen altijd in
kinderzitjes op de achterbank te vervoeren: bij
een ongeval biedt de achterbank de meeste
bescherming.
BELANGRIJK
Mocht het toch nodig zijn om een kind
in een kinderzitje achterstevoren op
de voorste passagiersstoel te vervoeren, dan
moeten de frontairbag en zijairbag aan
passagierszijde (voor bepaalde versies/markten)
worden uitgeschakeld via het Setup menu.
Controleer in dergelijke gevallen steeds of de
airbags effectief zijn uitgeschakeld door na
te gaan of het
waarschuwingslampje op het
middelste dashboard brandt . Bovendien moet
de passagiersstoel zo ver mogelijk naar achteren
zijn geschoven om te voorkomen dat het
kinderzitje eventueel in aanraking komt met het
dashboard.
121
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
BELANGRIJK
Op de zonneklep is een etiket met
symbolen aangebracht dat eraan
herinner t dat de airbag verplicht uitgeschakeld
moet worden als een tegen de rijrichting in
gemonteerd kinderzitje op de voorstoel wordt
gemonteerd. Neem altijd de aanwijzingen op de
zonneklep aan passagierszijde in acht (zie de
paragraaf "Aanvullend veiligheidssysteem (SRS)
- Airbag").
BELANGRIJK
Verplaats de voorste passagiersstoel of
de achterbank niet als er een kind op zit
of als het kind in een geschikt kinderzitje zit
KINDERZITJE MONTEREN MET DE
VEILIGHEIDSGORDELS
BELANGRIJK
Onjuiste montage van het kinderzitje
kan ertoe leiden dat het
beschermingssysteem inefficiënt wordt . Bij een
ongeval kan het kinderzitje loskomen en kan
het kind zelfs dodelijk gewond raken. Houd
u, bij het monteren van kinderzitjes voor
pasgeborenen of kinderen, strikt aan de
aanwijzingen van de Fabrikant .
BELANGRIJK
Wanneer het kinderzitje niet in gebruik
is, zet het dan vast met de
veiligheidsgordel of met de ISOFIX-
bevestigingen, of verwijder het uit het voertuig.
Laat het kinderzitje niet los in het interieur
liggen. Zo kan het in geval van abrupt remmen
of een ongeval geen letsel bij de inzittenden
veroorzaken.
BELANGRIJK
Verplaats de stoel niet als er een
kinderzitje is geplaatst : verwijder altijd
eerst het kinderzitje alvorens de stoel anders in
te stellen.
BELANGRIJK
Zorg er altijd voor dat het diagonale
gedeelte van de veiligheidsgordel niet
onder de armen door of achter de rug van het
kind langs loopt . Bij een ongeval zal de
veiligheidsgordel het kind niet vast kunnen
houden, met het risico van zelfs dodelijk letsel.
Daarom moet het kind de veiligheidsgordel
altijd correct omleggen.
122
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
GESCHIKTHEID VAN DE ZITPLAATSEN VOOR HET GEBRUIK VAN KINDERZITJES
De voertuigen die uitsluitend ontworpen zijn voor personenvervoer (typegoedkeuring M1) voldoen aan de
nieuwe Europese Richtlijn 2000/3/EG inzake de plaatsingsmogelijkheden van kinderzitjes op de stoelen van
het voertuig zoals aangegeven in de volgende tabel:
Groep Gewichtsgroep Passagier voor Inzittende achter
Airbag actief Airbag
gedeactiveerd
Groep 0, 0+ Tot 13 kg
XUU
Groep 1 9-18 kgXUU
Groep 2 15-25 kgUUU
Groep 3 22-36 kgUUU
X Ongeschikte zitplaats voor kinderen in deze gewichtscategorie.
U geschikt voor "Universele" kinderzitjes overeenkomstig de Europese ECE-R44-norm voor de aangegeven "Groepen".
125
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Belangrijkste veiligheidsvoorschriften voor het
vervoeren van kinderen
Belangrijke aanbevelingen voor het veilig vervoeren
van kinderen:
Monteer de kinderzitjes op de achterbank, omdat
die plaats bij een ongeval de meeste bescherming
biedt.
Houd kinderen zo lang mogelijk in kinderzitjes die
tegen de rijrichting in gemonteerd zijn, tot ze 3-4
jaar zijn.
Als de passagiersfrontairbag buiten werking is
gesteld, controleer dan altijd of het
controlelampje
op het middelste dashboard
brandt fig. 127 om er zeker van te zijn dat de
airbag daadwerkelijk is uitgeschakeld.
Neem de aanwijzingen die de producent verplicht
bij het kinderzitje moet leveren zorgvuldig in acht.
Bewaar deze aanwijzingen samen met de overige
documenten en dit instructieboek in het voertuig.Gebruik geen gebruikte kinderzitjes waarvan de
gebruiksaanwijzingen ontbreken.
Elk kinderzitje is bedoeld voor uitsluitend één
kind: vervoer nooit twee kinderen in één zitje.
Controleer altijd of de gordel niet langs de nek
van het kind loopt.
Controleer of de gordel goed is vastgemaakt door
eraan te trekken.
Controleer tijdens het rijden of het kind geen
verkeerde houding aanneemt of de gordels
losmaakt.
Laat een kind nooit het diagonale gordelgedeelte
onder zijn arm of achter zijn rug omleggen.
Vervoer kinderen nooit op schoot, ook geen
pasgeborenen. Niemand is in staat om een kind
vast te houden bij een ongeval.
Als het voertuig betrokken is geweest bij een
middelzwaar ongeluk, vervang het kinderzitje dan
door een nieuwe. Bovendien, en afhankelijk van
het type kinderzitje dat geïnstalleerd is, moeten de
isofix-verankeringen of de veiligheidsgordel
waarmee het kinderzitje vastzat ook worden
vervangen.
fig. 127F0T0505
129
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER