Page 121 of 274

SBR-SYSTEEM
(voor bepaalde versies/markten)
Het voertuig is voorzien van een systeem dat S.B.R.
wordt genoemd. (Seat Belt Reminder), dit
waarschuwt de bestuurder en de passagier op de
voorstoel wanneer hun veiligheidsgordel niet is
omgelegd, als volgt:
het waarschuwingslampjeop het
instrumentenpaneel gaat branden en de zoemer
klinkt gedurende de eerste 6 seconden continu;
het waarschuwingslampjeop het
instrumentenpaneel knippert en de zoemer klinkt
met tussenpozen gedurende de volgende 90
seconden.
Voor het permanent uitschakelen van dit systeem,
contact opnemen met het Fiat Servicenetwerk.
Het SBR-systeem kan ook via het set-up menu van
het display opnieuw worden ingeschakeld.
VOORAANSPANNERS
Voor een nog doeltreffender bescherming zijn de
veiligheidsgordels van de voorstoelen voorzien van
gordelspanners. Bij een heftige frontale of zijdelingse
botsing, trekken de gordelspanners de gordel enige
centimeters aan. Op die manier worden de
inzittenden veel beter op hun plaats gehouden en
wordt de voorwaartse beweging ingeperkt.
De rolautomaat blokkeert als de gordelspanner in
werking is geweest; het oprollen van de gordel is niet
meer mogelijk, ook niet als hij wordt begeleid.
BELANGRIJK Voor een maximale bescherming door
de gordelspanners moet de veiligheidsgordel zo
worden omgelegd dat hij goed op borst en bekken
aansluit.
Tijdens de werking van de gordelspanner kan er wat
rook ontsnappen. Deze rook is niet schadelijk en
duidt niet op brandgevaar.
De gordelspanner vereist geen onderhoud of
smering. Elke verandering van de oorspronkelijke
conditie zal de werking ervan benadelen. Als de
gordelspanner door extreme natuurlijke
gebeurtenissen (bijv. overstromingen, vloedgolven
enz.) met water en modder in contact is geweest,
dan moet hij absoluut worden vervangen.
117
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 122 of 274

BELANGRIJK
De gordelspanner is slechts voor
éénmalig gebruik bestemd. Nadat ze in
werking zijn getreden moeten ze bij het Fiat
Servicenetwerk vervangen worden.
Werkzaamheden waarbij stoten, trillingen
of plaatselijke verhittingen (maximum
100°C gedurende ten hoogste 6 uur)
vrijkomen, kan de gordelspanner beschadigen of
doen activeren. Onder deze omstandigheden
behoren niet trillingen die voor tgebracht worden
door een slecht wegdek of door contact met
kleine obstakels zoals trottoirbanden.Wendt u
zich hiervoor steeds tot het Fiat Servicenetwerk.
KRACHTBEGRENZERS
(voor bepaalde versies/markten)
Voor een nog betere bescherming van de inzittenden
bij een ongeval, zijn de rolautomaten van de gordels
voor en achter (voor bepaalde versies/markten)
voorzien van een krachtbegrenzer die bij een frontale
aanrijding de piekbelasting op de borst en schouders
beperkt.
ALGEMENE WAARSCHUWINGEN VOOR
HET GEBRUIK VAN DE
VEILIGHEIDSGORDELS
De bestuurder moet zich aan alle plaatselijke
wettelijke voorschriften met betrekking tot de
verplichting en de manier waarop de gordel wordtgebruikt houden en moet er ook voor zorgen dat
andere inzittenden van het voertuig deze
voorschriften naleven. Leg de veiligheidsgordel altijd
om alvorens weg te rijden.
Ook zwangere vrouwen moeten de veiligheidsgordel
omleggen: voor zwangere vrouwen en het ongeboren
kind wordt het risico op verwondingen bij een
ongeval fors ingeperkt als de gordel wordt gedragen.
Natuurlijk moeten zwangere vrouwen wel het
onderste deel van de gordel lager omleggen, zodat
de gordel over het bekken en onder de buik komt
(zie fig. 117).
Naar gelang de zwangerschap verder gevorderd is,
moet de bestuurder zowel de stoel als het stuurwiel
zodanig verstellen dat volledige controle over het
voertuig mogelijk is (pedalen en stuurwiel moeten
gemakkelijk bereikbaar zijn). De maximale speling
tussen de buik en het stuurwiel moet aangehouden
worden.
fig. 117F0T0003
118
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 123 of 274

BELANGRIJK Zorg dat de gordelband nooit gedraaid
is. Het bovenste gordelgedeelte moet over de
schouder en schuin over de borst liggen. Het
onderste gordelgedeelte moet op het bekken
aansluiten(zoals aangegeven in fig. 118) en dus niet
over de buik van de passagier liggen. Gebruik nooit
voorwerpen (clips, klemmen enz.) die een goede
aansluiting van de gordel op het lichaam verhinderen.
BELANGRIJK
Voor maximale bescherming moet de
rugleuning rechtop gezet worden, moet
men goed tegen de rugleuning aanzitten en
moet de gordel goed aansluiten op de borst en
het bekken. Draag altijd veiligheidsgordels,
zowel voor- als achterin! Rijden zonder
veiligheidsgordels doet bij een ongeval het risico
op ernstige verwondingen toenemen en kan
zelfs de dood tot gevolg hebben.
BELANGRIJK
Het demonteren of aanpassen van
onderdelen van de veiligheidsgordel of
gordelspanner is ten strengste verboden.
Werkzaamheden aan deze onderdelen moeten
worden uitgevoerd door gekwalificeerd en
bevoegd personeel.Wendt u altijd tot het Fiat
Servicenetwerk.
BELANGRIJK
Nadat een gordel aan een zware
belasting is blootgesteld (bijvoorbeeld bij
een ongeval), moet de gordel compleet met de
verankeringen, bevestigingsbouten en de
gordelspanner worden vervangen. Ook als er
geen zichtbare schade is, kan de gordel toch
verzwakt zijn.
BELANGRIJK Elke gordel mag slechts door één
iemand gebruikt worden. Vervoer nooit kinderen op
de schoot van inzittenden met één veiligheidsgordel
voor beiden fig. 119. Steek geen enkel voorwerp
tussen de gordel en het lichaam van een inzittende.
ONDERHOUD VAN DE
VEILIGHEIDSGORDELS
Volg voor het juiste onderhoud van de
veiligheidsgordels de volgende aanwijzingen
zorgvuldig op:
fig. 118F0T0004
119
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 124 of 274

zorg altijd dat de gordel goed uitgetrokken en niet
gedraaid is; controleer ook of de oprolautomaat
niet haperend werkt;
controleer de werking van de veiligheidsgordel als
volgt: maak de gordel vast en trek hard aan de
gordel;
vervang de gordels na een ongeval, ook al lijken ze
niet beschadigd. Vervang de gordels ook altijd als
de gordelspanners in werking zijn getreden;
zorg dat er geen vocht in de oprolautomaat komt:
de goede werking ervan is uitsluitend
gegarandeerd als ze droog blijven;
vervang de gordels als ze sporen van slijtage of
beschadiging vertonen.
KINDEREN VEILIG VERVOEREN
Om een optimale bescherming bij een ongeval te
kunnen garanderen, moeten alle inzittenden zitten en
gebruik maken van goedgekeurde
beveiligingssystemen, ook pasgeborenen en kinderen!
Dit is een wettelijke verplichting in alle EU-landen,
conform de Europese richtlijn 2003/20/EG.
Kinderen met een lengte van minder dan 1,50 meter
en tot de leeftijd van 12 jaar moeten beschermd
worden door geschikte kinderzitjes en moeten op de
achterbank zitten. Statistieken over ongevallen
tonen aan dat de achterbank een betere bescherming
biedt voor kinderen.
Vergeleken met een volwassene, is het hoofd van
kleine kinderen in verhouding tot de rest van het
lichaam groter en zwaarder, maar de spieren en de
botstructuur van kinderen zijn nog niet volledig
ontwikkeld. Daarom zijn correcte
beveiligingssystemen, naast veiligheidsgordels voor
volwassenen, noodzakelijk om het gevaar van letsel in
geval van een aanrijding, remmen of plotselinge
manoeuvres, zo veel mogelijk te beperken.
Kinderen moeten veilig en comfortabel zitten.
Afhankelijk van de eigenschappen van de gebruikte
kinderzitjes, wordt geadviseerd om kinderzitjes
zo lang mogelijk tegen de rijrichting in te monteren
(tot het kind minstens 3–4 jaar oud is), omdat die
stand bij een ongeval de meeste bescherming biedt.
Het wordt geadviseerd altijd het voor het kind meest
geschikte kinderzitje te kiezen; raadpleeg daarom
altijd de Gebruiksaanwijzing die bij het kinderzitje
fig. 119F0T0005
120
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 125 of 274

geleverd is, om er zeker van te zijn dat dit het juiste
type is voor de kinderen waarvoor het is bedoeld.
In Europa vallen de eigenschappen van kinderzitjes
onder de norm ECE-R44, die ze in vijf
gewichtsgroepen indeelt:
Groep Gewichtsgroep
Groep 0 tot 10 kg
Groep 0+ tot 13 kg
Groep 1 9-18 kg
Groep 2 15-25 kg
Groep 3 22-36 kg
Alle beveiligingssystemen moeten voorzien zijn van
de typegoedkeuringsgegevens en het keurmerk
op een label dat stevig bevestigd moet zijn op het
kinderzitje en dat absoluut niet verwijderd mag
worden.
In het Fiat Lineaccessori-assortiment zijn kinderzitjes
voor elke gewichtsgroep opgenomen. Het gebruik
van deze kinderzitjes is sterk aanbevolen, want
ze zijn speciaal ontworpen voor Fiat voertuigen.
BELANGRIJK
ERNSTIG GEVAAR: Plaats NOOIT een
kinderzitje achterstevoren op de
passagiersstoel van auto's met een
actieve passagiersairbag. Bij een
ongeval, hoe klein ook, kan de airbag ernstig
letsel en zelfs de dood van het kind tot gevolg
hebben. Het is raadzaam kinderen altijd in
kinderzitjes op de achterbank te vervoeren: bij
een ongeval biedt de achterbank de meeste
bescherming.
BELANGRIJK
Mocht het toch nodig zijn om een kind
in een kinderzitje achterstevoren op
de voorste passagiersstoel te vervoeren, dan
moeten de frontairbag en zijairbag aan
passagierszijde (voor bepaalde versies/markten)
worden uitgeschakeld via het Setup menu.
Controleer in dergelijke gevallen steeds of de
airbags effectief zijn uitgeschakeld door na
te gaan of het
waarschuwingslampje op het
middelste dashboard brandt . Bovendien moet
de passagiersstoel zo ver mogelijk naar achteren
zijn geschoven om te voorkomen dat het
kinderzitje eventueel in aanraking komt met het
dashboard.
121
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 126 of 274

BELANGRIJK
Op de zonneklep is een etiket met
symbolen aangebracht dat eraan
herinner t dat de airbag verplicht uitgeschakeld
moet worden als een tegen de rijrichting in
gemonteerd kinderzitje op de voorstoel wordt
gemonteerd. Neem altijd de aanwijzingen op de
zonneklep aan passagierszijde in acht (zie de
paragraaf "Aanvullend veiligheidssysteem (SRS)
- Airbag").
BELANGRIJK
Verplaats de voorste passagiersstoel of
de achterbank niet als er een kind op zit
of als het kind in een geschikt kinderzitje zit
KINDERZITJE MONTEREN MET DE
VEILIGHEIDSGORDELS
BELANGRIJK
Onjuiste montage van het kinderzitje
kan ertoe leiden dat het
beschermingssysteem inefficiënt wordt . Bij een
ongeval kan het kinderzitje loskomen en kan
het kind zelfs dodelijk gewond raken. Houd
u, bij het monteren van kinderzitjes voor
pasgeborenen of kinderen, strikt aan de
aanwijzingen van de Fabrikant .
BELANGRIJK
Wanneer het kinderzitje niet in gebruik
is, zet het dan vast met de
veiligheidsgordel of met de ISOFIX-
bevestigingen, of verwijder het uit het voertuig.
Laat het kinderzitje niet los in het interieur
liggen. Zo kan het in geval van abrupt remmen
of een ongeval geen letsel bij de inzittenden
veroorzaken.
BELANGRIJK
Verplaats de stoel niet als er een
kinderzitje is geplaatst : verwijder altijd
eerst het kinderzitje alvorens de stoel anders in
te stellen.
BELANGRIJK
Zorg er altijd voor dat het diagonale
gedeelte van de veiligheidsgordel niet
onder de armen door of achter de rug van het
kind langs loopt . Bij een ongeval zal de
veiligheidsgordel het kind niet vast kunnen
houden, met het risico van zelfs dodelijk letsel.
Daarom moet het kind de veiligheidsgordel
altijd correct omleggen.
122
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 127 of 274
BELANGRIJK
De afbeeldingen dienen slechts ter
illustratie van de montage. Monteer het
kinderzitje overeenkomstig de aanwijzingen, die
bijgesloten moeten zijn.
GROEP0en0+
Baby's tot 13 kg moeten in kinderzitjes worden
vervoerd die achterstevoren zijn geplaatst, van het
type zoals afgebeeld in fig. 120, waarbij het
achterhoofd wordt gesteund en bij plotseling
remmen de nek niet wordt belast.
Het achterstevoren geplaatste kinderzitje wordt op
zijn plaats gehouden door de veiligheidsgordels
van de auto, zoals afgebeeld in fig. 120 en moet het
kind beschermen met de eigen gordels.GROEP 1
Kinderen met een gewicht van 9 tot 18 kg mogen in
een in de rijrichting gemonteerd kinderzitje vervoerd
worden fig. 121.
fig. 120F0T0006fig. 121F0T0007
123
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 128 of 274
GROEP 2
Kinderen met een gewicht tussen 15 en 25 kg mogen
rechtstreeks de veiligheidsgordels van het voertuig
gebruiken fig. 122.
Het kinderzitje is in dit geval nodig om het kind
correct ten opzichte van de gordels te plaatsen,
zodat het diagonale gordelgedeelte schuin over de
borst en nooit langs de nek ligt; het onderste
gordelgedeelte moet over het bekken en niet over de
buik liggen.GROEP 3
Voor kinderen met een gewicht tussen 22 en 36 kg
bestaan er geschikte beveiligingssystemen om de
veiligheidsgordel correct te kunnen omleggen.
In de fig. 123 afbeelding is de juiste plaatsing van het
kinderzitje op de achterstoel weergegeven.
Kinderen langer dan 1,50 m kunnen de
veiligheidsgordels net zoals volwassenen dragen.
fig. 122F0T0008fig. 123F0T0009
124
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER