Page 129 of 274
GESCHIKTHEID VAN DE ZITPLAATSEN VOOR HET GEBRUIK VAN KINDERZITJES
De voertuigen die uitsluitend ontworpen zijn voor personenvervoer (typegoedkeuring M1) voldoen aan de
nieuwe Europese Richtlijn 2000/3/EG inzake de plaatsingsmogelijkheden van kinderzitjes op de stoelen van
het voertuig zoals aangegeven in de volgende tabel:
Groep Gewichtsgroep Passagier voor Inzittende achter
Airbag actief Airbag
gedeactiveerd
Groep 0, 0+ Tot 13 kg
XUU
Groep 1 9-18 kgXUU
Groep 2 15-25 kgUUU
Groep 3 22-36 kgUUU
X Ongeschikte zitplaats voor kinderen in deze gewichtscategorie.
U geschikt voor "Universele" kinderzitjes overeenkomstig de Europese ECE-R44-norm voor de aangegeven "Groepen".
125
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 130 of 274

EEN ISOFIX KINDERZITJE
INSTALLEREN
(voor bepaalde versies/markten)
Bij sommige versies zijn de buitenste achterstoelen
uitgerust met ISOFIX-bevestigingen, voor het snel,
eenvoudig en veilig bevestigen van kinderzitjes.
Met het ISOFIX-systeem kunt u het ISOFIX-
kinderzitje monteren zonder gebruik van de
veiligheidsgordels van de auto maar door dit
rechtstreeks vast te maken aan de stoel met behulp
van de drie bevestigingspunten in de auto.
Isofix kinderzitjes en conventionele kinderzitjes
kunnen in hetzelfde voertuig op verschillende stoelen
worden gemonteerd.
Ter illustratie toont fig. 124 een voorbeeld van een
universeel Isofix-kinderzitje voor gewichtsgroep: 1.
WAARSCHUWING De fig. 124 is indicatief en dient
uitsluitend ter illustratie van de montage. Monteer
het kinderzitje overeenkomstig de aanwijzingen,
die bijgesloten moeten zijn.
Voor andere gewichtsgroepen zijn specifieke
ISOFIX-kinderzitjes voorzien, deze kunnen
uitsluitend worden gebruikt als ze speciaal voor dit
voertuig zijn getest en goedgekeurd (zie overzicht
voertuigen met bijbehorend kinderzitje).
Om een ISOFIX-kinderzitje te monteren, de twee
metalen verankeringen A fig. 125 vastmaken die
tussen de rugleuning en de zitting van de achterstoel
zitten, daarna de bovenste gordel (geleverd bij het
kinderzitje) vastmaken aan het speciale
bevestigingspunt B fig. 126 dat zich onderaan achter
de rugleuning bevindt.
fig. 124F0T0010
126
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 131 of 274

Bij universele Isofix-kinderzitjes moeten alle zitjes
goedgekeurd zijn volgens de ECE R44-richtlijn
(R44/03 of recentere updates) “Universeel Isofix".
Het universele Isofix “Duo Plus” kinderzitje is
beschikbaar in het MOPAR Lineaccessori-
assortiment.Zie de handleiding van het kinderzitje voor meer
informatie over de montage en het gebruik.
BELANGRIJK
Monteer het kinderzitje uitsluitend bij
stilstaand voertuig. Het kinderzitje is op
de juiste wijze aan de beugels bevestigd als de
vergrendeling hoorbaar vastklikt . De instructies
voor de montage, de demontage en de plaatsing
moeten in elk geval worden nageleefd. De
fabrikant van het kinderzitje is verplicht deze
instructies bij het kinderzitje te leveren. Als een
Universeel/ISOFIX kinderzitje niet aan alle
drie de verankeringspunten is vastgemaakt , zal
het kinderzitje het kind niet goed kunnen
beschermen. In geval van een aanrijding zou het
kind ernstig gewond kunnen raken of zelfs
kunnen overlijden.
BELANGRIJK
Gebruik één onderste verankeringspunt
niet voor de installatie van meer dan
één kinderzitje.
fig. 125F0T0145
fig. 126F0T0284
127
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 132 of 274

GESCHIKTHEID VAN DE ZITPLAATSEN VOOR HET GEBRUIK VAN UNIVERSELE ISOFIX
KINDERZITJES
In onderstaande tabel worden, conform de Europese Richtlijn ECE 16, de verschillende mogelijkheden
weergegeven van de montage van Isofix kinderzitjes op stoelen die voorzien zijn van Isofix-bevestigingen voor
versies die ontworpen zijn voor personenvervoer (typegoedkeuring M1).
Gewichtsgroep Plaats kinderzitje Klasse Isofix-formaat Isofix positie achter
Groep 0 tot 10 kg Tegen de rijrichting in E
IL
Groep 0+ (tot 13 kg)Tegen de rijrichting in E
IL
Tegen de rijrichting in DIL (*)
Tegen de rijrichting in CIL (*)
Groep 1 van 9 tot 18 kgTegen de rijrichting in D
IL (*)
Tegen de rijrichting in CIL (*)
In de rijrichting BIUF
In de rijrichting BIIUF
In de rijrichting AIUF
IL Geschikt voor ISOFIX kinderzitjes van de categorieën "Specifiek voor het voertuig", "Beperkt", of "Semi-universeel", goedgekeurd
voor dit type voertuig.
(*) Het ISOFIX kinderzitje kan gemonteerd worden door de voorstoel naar voren te schuiven.
IUF Geschikt voor in de rijrichting gemonteerde Isofix kinderzitjes, Universele klasse, goedgekeurd voor de specifieke gewichtsgroep.
128
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 133 of 274

Belangrijkste veiligheidsvoorschriften voor het
vervoeren van kinderen
Belangrijke aanbevelingen voor het veilig vervoeren
van kinderen:
Monteer de kinderzitjes op de achterbank, omdat
die plaats bij een ongeval de meeste bescherming
biedt.
Houd kinderen zo lang mogelijk in kinderzitjes die
tegen de rijrichting in gemonteerd zijn, tot ze 3-4
jaar zijn.
Als de passagiersfrontairbag buiten werking is
gesteld, controleer dan altijd of het
controlelampje
op het middelste dashboard
brandt fig. 127 om er zeker van te zijn dat de
airbag daadwerkelijk is uitgeschakeld.
Neem de aanwijzingen die de producent verplicht
bij het kinderzitje moet leveren zorgvuldig in acht.
Bewaar deze aanwijzingen samen met de overige
documenten en dit instructieboek in het voertuig.Gebruik geen gebruikte kinderzitjes waarvan de
gebruiksaanwijzingen ontbreken.
Elk kinderzitje is bedoeld voor uitsluitend één
kind: vervoer nooit twee kinderen in één zitje.
Controleer altijd of de gordel niet langs de nek
van het kind loopt.
Controleer of de gordel goed is vastgemaakt door
eraan te trekken.
Controleer tijdens het rijden of het kind geen
verkeerde houding aanneemt of de gordels
losmaakt.
Laat een kind nooit het diagonale gordelgedeelte
onder zijn arm of achter zijn rug omleggen.
Vervoer kinderen nooit op schoot, ook geen
pasgeborenen. Niemand is in staat om een kind
vast te houden bij een ongeval.
Als het voertuig betrokken is geweest bij een
middelzwaar ongeluk, vervang het kinderzitje dan
door een nieuwe. Bovendien, en afhankelijk van
het type kinderzitje dat geïnstalleerd is, moeten de
isofix-verankeringen of de veiligheidsgordel
waarmee het kinderzitje vastzat ook worden
vervangen.
fig. 127F0T0505
129
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 134 of 274

Elk kinderzitje gemonteerd in de rijrichting van het
voertuig op de buitenste zijden van de achterbank,
onafhankelijk van de gewichtsgroep, moet worden
gemonteerd na het verwijderen van de
overeenkomende hoofdsteun van de achterbank.
Dit is NIET van toepassing op kinderzitjes die
uitsluitend bestaan uit een zitting (zonder
rugleuning). U moet zulke kinderzitjes installareen
wanneer de overeenkomende hoofdsteun
gemonteerd is.AANVULLEND VEILIGHEIDSSYSTEEM
(SRS) - AIRBAGS
Het voertuig kan uitgerust zijn met:
frontairbag bestuurderszijde;
frontairbag passagierszijde;
airbags aan passagiers- en bestuurderszijde ter
bescherming van bekken, borst en schouders
(zijairbags).
De plaats van de airbags in het voertuig is
gemarkeerd met het woord "AIRBAG" in het midden
van het stuurwiel, op het dashboard, op de bekleding
aan de zijkant of met een sticker die in het gebied
waar de airbag wordt opgeblazen zit.
130
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 135 of 274

FRONTAIRBAGS
Het voertuig is uitgerust met frontairbags voor
bestuurder en passagier (voor bepaalde
versies/markten).
De frontairbags voor bestuurder en passagier (voor
bepaalde versies/markten, waar voorzien) zijn
ontworpen om de inzittenden voorin te beschermen
bij middelzware en zware frontale botsingen, door
de airbag tussen de inzittende en het stuurwiel of het
dashboard op te blazen.
Als de airbags niet worden opgeblazen bij andere
soorten botsingen (botsingen opzij, achterop, over
de kop slaan enz.), wijst dit niet op een storing
van het systeem.
In geval van een frontale botsing wordt de airbag
opgeblazen door een elektronische regeleenheid.
Het kussen blaast onmiddellijk op tussen de
inzittende voorin en het stuurwiel of het dashboard,
waardoor het lichaam van de inzittende wordt
opgevangen en de kans op verwondingen wordt
beperkt. Na het opblazen loopt de airbag ook direct
weer leeg.
De frontairbags voor bestuurder en passagier (voor
bepaalde versies/markten, waar voorzien) zijn geen
vervanging voor de veiligheidsgordels, maar een
aanvulling. Draag dus altijd veiligheidsgordels, zoals
trouwens bij de wet voorgeschreven is in alle
Europese landen en de meeste landen daarbuiten.
Bij een botsing kunnen degenen die geen
veiligheidsgordel dragen, in contact komen met een
airbag die nog niet volledig opgeblazen is. Onderdeze omstandigheden wordt de inzittende minder
door de airbag beschermd.
In de volgende omstandigheden kan het voorkomen
dat de frontairbags niet worden opgeblazen:
frontale botsingen tegen makkelijk vervormbare
onderdelen, die niet het front van het voertuig
zijn (bijv. spatbord tegen de vangrail, etc. );
de auto schuift onder andere auto’s of
veiligheidsbarrières (bijvoorbeeld onder
vrachtwagens of vangrails);
Als de airbags onder de hierboven beschreven
omstandigheden niet opgeblazen worden, dan bieden
ze geen aanvullende bescherming ten opzichte van
de veiligheidsgordels, zodat hun activering geen
zin heeft. In deze gevallen wijst de uitgebleven
activering dus niet op een storing van het systeem.
BELANGRIJK
Breng geen stickers of andere
voorwerpen op het stuurwiel, op het
dashboard in de zone van de passagiersairbag
en op de stoelen aan. Plaats nooit voorwerpen
(bijv. mobiele telefoons) op het dashboard
aan passagierszijde, omdat deze het correct
openen van de passagiersairbag kunnen
hinderen en tevens de inzittenden ernstig
kunnen verwonden.
De frontairbags voor bestuurder en passagier zijn
ontworpen en afgesteld om inzittenden voorin met
131
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 136 of 274

omgelegde veiligheidsgordels te beschermen.
Wanneer de airbags volledig opgeblazen zijn, nemen
ze bijna alle ruimte in beslag tussen het stuurwiel
en de bestuurder en tussen het dashboard en de
passagier.
Bij lichte frontale botsingen (waarbij de bescherming
van de omgelegde gordel volstaat) worden de airbags
niet opgeblazen. De veiligheidsgordels moeten dus
altijd gedragen worden. Bij een frontale aanrijding
zorgen de veiligheidsgordels ervoor dat de
inzittenden in de juiste stand worden gehouden.
FRONTAIRBAG BESTUURDERSZIJDE
Deze bestaat uit een onmiddellijk opblaasbaar kussen
dat in een speciale ruimte in het midden van het
stuurwiel is geplaatst fig. 128.FRONTAIRBAG PASSAGIERSZIJDE
(voor bepaalde versies/markten)
Deze bestaat uit een onmiddellijk opblaasbaar kussen
dat in een speciale ruimte in het dashboard is
opgeborgen: fig. 129 deze airbag heeft een groter
volume dan de bestuurdersairbag.
fig. 128F0T0052fig. 129F0T0033
132
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER