4–53
Tijdens het rijden
Instrumentengroep en display
Indicatielampje voor lage
motorkoelvloeistoftemperatuur
(Blauw)
Het lampje brandt continu wanneer de
motorkoelvloeistoftemperatuur laag is en
gaat uit nadat de motor warmgedraaid is.
Als het indicatielampje voor lage
motorkoelvloeistoftemperatuur blijft
branden nadat de motor voldoende is
opgewarmd, bestaat de kans dat de
temperatuursensor defect is. Raadpleeg
een deskundige reparateur, bij voorkeur
een of ¿ ciële Mazda reparateur.
Voorgloei-indicatielampje
(SKYACTIV-D 1.5, SKYACTIV-D
2.2)
Dit indicatielampje kan gaan branden
wanneer het contact op ON gezet wordt.
Het lampje gaat uit wanneer de
gloeibougies warm zijn. Als u nadat de
gloeibougies zijn opgewarmd het contact
gedurende langere tijd in de stand ON
laat staan zonder dat de motor draait,
worden de gloeibougies mogelijk opnieuw
opgewarmd en gaat het voorgloei-
indicatielampje branden.
4–54
Tijdens het rijden
Bediening van de handgeschakelde versnellingsbak
Schakelpatroon van de
handgeschakelde
versnellingsbak
5-versnellingsbak
6-versnellingsbakNeutraalstand
Neutraalstand
De auto is uitgerust met een 5-versnelling
of 6-versnelling versnellingsbak. Het
schakelpatroon van beide wordt hierboven
getoond.
Druk het koppelingspedaal tijdens het
overschakelen volledig in; laat het
vervolgens langzaam opkomen.
(5-versnellingsbak)
Een speciale beveiliging voorkomt dat
u per ongeluk van de 5de versnelling in
de stand R (achteruit) kunt schakelen.
Alvorens in de stand R te kunnen
schakelen, moet de versnellingshendel
eerst in de neutraalstand teruggezet
worden.(6-versnellingsbak)
Modellen met een 6-versnellingsbak
zijn uitgerust met een inrichting welke
voorkomt dat per ongeluk naar R
(achteruit) overgeschakeld wordt. Duw de
versnellingshendel omlaag en schakel over
naar R.
WAARSCHUWING
Op gladde wegen of bij hoge snelheden
niet plotseling afremmen op de motor:
Het terugschakelen tijdens het rijden
op natte of met sneeuw of ijs overdekte
wegen, of tijdens het rijden met hoge
snelheden veroorzaakt plotseling
afremmen op de motor, hetgeen
gevaarlijk is. Door de plotselinge
verandering in de draaisnelheid van
de banden kunnen de banden gaan
slippen. Dit kan er toe leiden dat u de
macht over het stuur verliest en een
ongeluk veroorzaakt.
Zet de keuzehendel altijd in de stand 1
of R en trek de handrem aan alvorens
de auto onbeheerd achter te laten:
De auto zou anders plotseling in
beweging kunnen komen en een
ongeluk veroorzaken.