Page 233 of 819
4–69
Tijdens het rijden
Automatische transmissie
  Kickdown
    Wanneer het gaspedaal tijdens het rijden volledig wordt ingetrapt, schakelt de versnelling 
terug.
  Wanneer het DSC systeem is uitgeschakeld, is de kickdown-functie echter buiten werking.
 OPMERKING
 In de blokkeermodus van de tweede versnelling wordt bij gebruik van de kickdown de 
versnelling ook teruggeschakeld. 
  Automatisch  terugschakelen
    De versnelling schakelt automatisch terug afhankelijk van de rijsnelheid tijdens het 
afremmen op de motor.
 OPMERKING
 Als de auto in de blokkeermodus van de tweede versnelling tot stilstand komt, blijft de 
versnelling in de tweede. 
                      
         
        
        
     
        
        Page 234 of 819

4–70
Tijdens het rijden
Automatische transmissie
*Bepaalde modellen.
 Directe  modus *
            De  directe  modus  kan  worden  gebruikt 
voor het tijdelijk overschakelen van de 
versnellingen door bediening van de 
stuurversnellingschakelaar tijdens het 
rijden met de keuzehendel in het D bereik.
  In de directe modus branden de D en M 
indicaties en wordt de versnellingspositie 
die in gebruik is verlicht aangegeven.
  De directe modus wordt in de volgende 
gevallen geannuleerd (ontgrendeld).
   
 
 
     De UP schakelaar (  )  wordt 
gedurende een bepaalde tijd of langer 
naar achteren getrokken.
   
 
 
     Er wordt gedurende een bepaalde 
tijd of langer met de auto gereden 
(tijd verschilt afhankelijk van de 
rijomstandigheden tijdens het gebruik).
   
 
 
     De auto wordt stopgezet of bij het rijden 
met lage snelheid.
Ty p e  A
Versnellingspositie-indicatie
Directe modus indicatie
Ty p e  B
Versnellingspositie-indicatie
Directe modus indicatie
Ty p e  C
Versnellingspositie-indicatie
Directe modus indicatie
 OPMERKING
 In de directe modus bestaat de kans 
dat afhankelijk van de rijsnelheid 
opschakelen en terugschakelen niet 
mogelijk is. Aangezien de directe 
modus wordt geannuleerd (ontgrendeld) 
afhankelijk van de mate van acceleratie 
of als het gaspedaal volledig wordt 
ingetrapt, wordt gebruik van de modus 
voor handbediende overschakeling 
aanbevolen als u gedurende een langere 
periode in een bepaalde versnelling 
moet rijden. 
                      
         
        
        
     
        
        Page 235 of 819

4–71
Tijdens het rijden
Automatische transmissie
 Rijtips
 WAARSCHUWING
 Laat de auto niet in een richting rijden 
die tegenovergesteld is aan de richting 
die met de keuzehendel is gekozen: 
 Laat de auto niet achteruit rijden met 
de keuzehendel in een vooruitstand, 
of laat de auto niet vooruit rijden met 
de keuzehendel in de achteruitstand. 
Anders zal de motor afslaan 
wat tot verlies van de rem- en 
stuurbekrachtigingsfuncties leidt 
waardoor de auto moeilijk bestuurbaar 
wordt en ongelukken veroorzaakt 
kunnen worden. 
  Passeren
    Druk voor extra vermogen bij het inhalen 
van een ander voertuig of het berijden van 
steile hellingen het gaspedaal volledig in. 
De transmissie zal dan terugschakelen naar 
een lagere versnelling, afhankelijk van de 
rijsnelheid.
 OPMERKING
      (Bepaalde modellen)   Het gaspedaal voelt in het begin 
mogelijk zwaar wanneer dit wordt 
ingetrapt, maar wordt dan lichter 
naarmate het verder wordt ingetrapt. 
Deze verandering in pedaalkracht helpt 
het motorstuursysteem te bepalen in 
welke mate het gaspedaal is ingetrapt 
voor het uitvoeren van kickdown en 
dient om te regelen of kickdown al dan 
niet uitgevoerd moet worden. 
   
      Wanneer de keuzehendel in de 
stand M staat en het DSC systeem 
is uitgeschakeld, zal ook als het 
gaspedaal volledig wordt ingetrapt de 
handbediende overschakelfunctie niet 
overschakelen naar de automatische 
overschakelfunctie. Bedien de 
keuzehendel.
  Vanuit stilstand oprijden van een steile 
helling
    Voor het vanuit stilstand oprijden van een 
steile helling:
   1.   Druk  eerst  het  rempedaal  in.
   2.   Zet de keuzehendel in stand D of M1 
afhankelijk van het laadgewicht en de 
graad van de helling.
   3.   Laat het rempedaal los en druk 
tegelijkertijd het gaspedaal geleidelijk in.
  Afrijden van steile hellingen
    Schakel bij het afrijden van een steile 
helling over naar een lagere versnelling, 
afhankelijk van het laadgewicht en de 
graad van de helling. Rijd langzaam naar 
beneden en maak daarbij slechts af en toe 
gebruik van de remmen om te voorkomen 
dat deze oververhit raken.
                      
         
        
        
     
        
        Page 236 of 819
4–72
Tijdens het rijden
Schakelaars en regelaars
      Verlichtingsregelaar
 Koplampen
            Draai  de  koplampschakelaar  om  de  koplampen  en  andere  buitenverlichting  in  of  uit  te 
schakelen.
  Wanneer de verlichting wordt ingeschakeld, gaat het verlichting-aan indicatielampje in de 
instrumentengroep branden.
 OPMERKING
        Om te voorkomen dat de accu uitgeput raakt, de verlichting niet ingeschakeld laten 
wanneer de motor stopgezet is, tenzij dit in verband met de veiligheid vereist is. 
        Koplampen die weggebruikers die vanuit tegemoetkomende richting naderen niet 
verblinden, ongeacht aan welke kant van de weg u geacht wordt te rijden (links of 
rechts verkeer). Het is dus niet nodig de optische as van de koplampen af te stellen 
wanneer u tijdelijk naar rijden aan de andere kant van de weg moet omschakelen (links 
of rechts verkeer). 
                      
         
        
        
     
        
        Page 237 of 819
4–73
Tijdens het rijden
Schakelaars en regelaars
*Bepaalde modellen.
Zonder automatische verlichtingsregeling
 Schakelaarstand 
 Contactstand    ON   ACC  of 
 OFF    O N    ACC  of 
 OFF    O N    ACC  of 
 OFF  
 Koplampen   Uit   Uit   Uit   Uit   Aan   Uit 
 Dagverlichting 
*    A a n  *1    Uit   Uit   Uit   Uit   Uit 
 Achterlichten
  Positielampen
  Kentekenplaatlampen Uit Uit Aan Aan Aan Aan
*2
     *1   Tijdens  het  rijden  wordt  de  verlichting  ingeschakeld.
   *2   Wanneer de verlichting is ingeschakeld blijft deze branden als het contact vanuit ON in een andere stand 
wordt gezet. De verlichting wordt uitgeschakeld wanneer het bestuurdersportier wordt geopend of als na het 
inschakelen van de verlichting 30 seconden zijn verstreken.
                      
         
        
        
     
        
        Page 238 of 819
4–74
Tijdens het rijden
Schakelaars en regelaars
*Bepaalde modellen.
Met automatische verlichtingsregeling
 Schakelaarstand 
 Contactstand    ON   ACC 
of
 OFF    ON    ACC  of   OFF     ON   ACC 
of
 OFF    O N    ACC 
of
 OFF  
 Koplampen   Uit   Uit   Automatisch 
*2    Uit   Uit   Uit   Aan   Uit 
 Dagverlichting *    A a n  *1    Uit   Aan *3    Uit   Uit   Uit   Uit   Uit 
 Achterlichten
  Positielampen
  Kentekenplaatlampen  Uit   Uit   Automatisch 
*2    Automatisch *4    Aan   Aan   Aan   Aan *4
     *1   Tijdens  het  rijden  wordt  de  verlichting  ingeschakeld.
   *2   De verlichting wordt ingeschakeld door de automatische verlichtingsfunctie. 
   *3   De verlichting wordt ingeschakeld wanneer de auto rijdt en gaat uit wanneer de koplampen door de 
automatische verlichtingsfunctie worden ingeschakeld.
   *4   Wanneer de verlichting is ingeschakeld blijft deze branden als het contact vanuit ON in een andere stand 
wordt gezet. De verlichting wordt uitgeschakeld wanneer het bestuurdersportier wordt geopend of als na het 
inschakelen van de verlichting 30 seconden zijn verstreken.
                      
         
        
        
     
        
        Page 239 of 819

4–75
Tijdens het rijden
Schakelaars en regelaars
*Bepaalde modellen.
  Automatische  verlichtingsregeling   *
    Wanneer de koplampschakelaar in de stand    staat en het contact op ON gezet wordt, 
tast de lichtsensor de helderheid of donkerte van de omgeving af en schakelt deze 
automatisch de koplampen en andere buitenverlichting in of uit.
 OPGELET
        De lichtsensor niet afdekken door een sticker of een label op de voorruit te plakken. 
Anders zal de lichtsensor niet correct functioneren. 
 
        De lichtsensor functioneert ook als een regensensor voor de automatische 
ruitenwisserregeling. Houd handen en ruitenkrabbers uit de buurt van de voorruit 
wanneer de ruitenwisserhendel in de stand
  staat en het contact op ON gezet is, 
aangezien vingers beklemd kunnen raken of de ruitenwissers en wisserbladen 
beschadigd kunnen worden wanneer de ruitenwissers automatisch in werking gesteld 
worden. Als u de voorruit gaat reinigen, er op letten dat de ruitenwissers volledig zijn 
uitgeschakeld — dit is vooral belangrijk bij het verwijderen van ijs en sneeuw — 
wanneer het bijzonder verleidelijk is om de motor te laten draaien. 
                      
         
        
        
     
        
        Page 240 of 819