Page 289 of 819

4–125
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
 OPMERKING
 Onder de volgende omstandigheden bestaat de kans dat de adaptieve LED koplampen 
(ALH) niet normaal functioneren. Schakel handmatig over tussen grootlicht en dimlicht al 
naargelang het zicht en de weg- en verkeerssituatie. 
   
      Wanneer er andere lichtbronnen in het gebied zijn, zoals straatlantaarns, verlichte 
aanwijsborden en verkeerslichten. 
        Wanneer er lichtweerkaatsende voorwerpen in de omgeving zijn, zoals 
lichtweerkaatsende platen en borden. 
        Wanneer het zicht verminderd is tijdens regen, sneeuw of mist.  
      Bij het rijden op wegen met scherpe bochten of golvingen.  
      Wanneer de koplampen/achterlichten van voorliggende voertuigen of van voertuigen 
op de tegenovergestelde rijbaan niet duidelijk zichtbaar of onverlicht zijn. 
        Wanneer het onvoldoende donker is, zoals bij zonsopgang of schemering.  
      Wanneer de bagageruimte beladen is met zware voorwerpen of de 
achterpassagierszittingen bezet zijn. 
        Wanneer het zicht verminderd is doordat spatwater van de banden van een voorliggend 
voertuig op uw voorruit terechtkomt. 
                      
         
        
        
     
        
        Page 290 of 819

4–126
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
 Gebruik van het systeem
    Het systeem schakelt de koplampen over 
naar grootlicht nadat het contact op ON is 
gezet en de koplampschakelaar in de stand 
  staat. Het adaptieve LED 
koplampen (ALH) indicatielampje (groen) 
in de instrumentengroep gaat gelijktijdig 
branden.
  De adaptieve LED koplampen (ALH) 
bepalen dat het buiten donker is op basis 
van de helderheid van de omgeving.
  Het systeem wordt uitgeschakeld wanneer 
de koplampschakelaar in een andere stand 
dan
  gezet wordt, de koplampen 
handmatig op dimlicht worden 
overgeschakeld of met de koplampen een 
knipperlichtsignaal gegeven wordt.
 OPMERKING
 Het systeem kan zodanig worden 
gewijzigd dat de adaptieve LED 
koplampen (ALH) niet werken. 
 Zie Gebruikersinstellingen op pagina 
 9-17 . 
 Handmatig  overschakelen
    Overschakelen  naar  dimlicht
    Zet de hendel in de stand voor dimlicht.
  Het adaptieve LED koplampen (ALH) 
indicatielampje (groen) gaat uit.
  Overschakelen  naar  grootlicht
    Draai de koplampschakelaar naar de stand 
 .
  Het adaptieve LED koplampen (ALH) 
indicatielampje (groen) gaat uit en het
gaat branden.
                      
         
        
        
     
        
        Page 291 of 819

4–127
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
*Bepaalde modellen.
 Rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem  (LDWS) *
              Het  LDWS  waarschuwt  de  bestuurder  dat  de  auto  van  zijn  rijstrook  afwijkt.  Als  de 
witte (gele) strepen op de rijstrook met behulp van de vooruitrijcamera (FSC) worden 
gedetecteerd en het systeem bepaalt dat de auto van zijn rijstrook gaat afwijken, waarschuwt 
het de bestuurder door middel van het knipperen van het LDWS waarschuwingslampje 
en het activeren van de LDWS waarschuwingszoemer en door middel van de multi-
informatiedisplay (voertuigen met multi-informatiedisplay) en de Active Driving Display 
(voertuigen met Active Driving Display).
  Zie  Vooruitrijcamera  op  pagina   4-219 .
  Gebruik het LDWS bij het rijden op wegen met witte (gele) strepen.
  Als uw auto is uitgerust met de rijstrookassistent (LAS), zie Rijstrookassistent (LAS) en 
Rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem (LDWS) op pagina 4-174 .
Vooruitrijcamera (FSC)
LDWS waarschuwingslampje
  Het waarschuwingslampje gaat knipperen als het systeem defect is.
  Zie  Waarschuwingslampjes  op  pagina   4-47 .
                      
         
        
        
     
        
        Page 292 of 819

4–128
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
 WAARSCHUWING
 Gebruik het LDWS niet onder de volgende omstandigheden: 
 De kans bestaat dat het systeem niet adequaat reageert op de werkelijke 
rijomstandigheden, waardoor ongelukken veroorzaakt kunnen worden. 
   
      Bij het rijden op wegen met scherpe bochten.  
      Bij het rijden onder slechte weersomstandigheden (regen, mist en sneeuw). 
 De functies van het LDWS hebben beperkingen: 
 Blijf altijd uw baan aanhouden met behulp van het stuurwiel en rijd voorzichtig. Het 
systeem is niet bestemd is om compensatie te geven voor onvoldoende voorzichtigheid 
van de bestuurder en als u teveel op het LDWS vertrouwt kan dit tot ongelukken leiden. 
De bestuurder is verantwoordelijk voor het veilig uitvoeren van rijbaanveranderingen 
en overige manoeuvres. Let altijd nauwkeurig op de richting waarin de auto rijdt en de 
directe omgeving ervan. 
 OPGELET
 Geen wijzigingen aan de vering aanbrengen. Als de hoogte van de auto of de 
dempingskracht van de vering wordt gewijzigd, kan het LDWS niet juist functioneren. 
 OPMERKING
        Als uw auto van zijn rijstrook afwijkt, wordt het LDWS in werking gesteld 
(waarschuwingsgeluid en indicatielampje). Stuur de auto adequaat bij om de auto weer 
naar het midden van de rijstrook te brengen. 
        Wanneer de richtingaanwijzerhendel wordt bediend om van rijstrook te veranderen, 
wordt de LDWS waarschuwing automatisch uitgeschakeld. De LDWS waarschuwing 
wordt werkzaam wanneer de richtingaanwijzerhendel teruggezet wordt en het systeem 
de witte of gele strepen bespeurt. 
        Als het stuurwiel, het gaspedaal of het rempedaal abrupt worden bediend en de 
auto dicht in de buurt van een witte of gele streep komt, bepaalt het systeen dat de 
bestuurder van rijbaan verandert en wordt de LDWS waarschuwing automatisch 
uitgeschakeld.
        Het is mogelijk dat het LDWS niet functioneert tijdens de periode onmiddellijk 
nadat de auto van zijn rijstrook is afgeweken en het LDWS in werking is getreden, of 
wanneer de auto binnen een korte periode van tijd herhaalde malen van de rijstrook is 
afgeweken.
                      
         
        
        
     
        
        Page 293 of 819