Page 737 of 819

7–45
Als er zich een probleem voordoet
Waarschuwings-/indicatielampjes en waarschuwingszoemers
*Bepaalde modellen.
 Signaal   Waarschuwing 
 Waarschuwingslampje  van 
rijstrookassistent (LAS) en 
rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem
(LDWS)
*
 Het bericht wordt getoond wanneer er een defect is in het systeem. Laat uw auto bij 
een deskundige reparateur, bij voorkeur een of ¿ ciële Mazda reparateur controleren.
  Het systeem werkt niet wanneer het waarschuwingsbericht wordt getoond.
 OPGELET
     Gebruik altijd banden van het voorgeschreven formaat voor alle wielen en van 
hetzelfde merk, soort en pro ¿ elpatroon. Bovendien geen banden met duidelijk 
zichtbaar verschillende slijtagepatronen op dezelfde auto gebruiken. Als 
dergelijke ongeschikte banden gebruikt worden, bestaat de kans dat het systeem 
niet normaal functioneert. 
     Wanneer een noodreservewiel wordt gebruikt, bestaat de kans dat het systeem niet 
normaal functioneert. 
 LED 
koplampwaarschuwingslampje*
 Dit lampje gaat branden als er een defect is in de LED koplamp. Laat uw auto door een 
deskundige reparateur, bij voorkeur een of ¿ ciële Mazda reparateur controleren. 
                      
         
        
        
     
        
        Page 738 of 819

7–46
Als er zich een probleem voordoet
Waarschuwings-/indicatielampjes en waarschuwingszoemers
*Bepaalde modellen.
 Maatregelen  nemen
    Neem de juiste maatregel en controleer dat het waarschuwingslampje uit gaat.
 Signaal   Waarschuwing   Te  nemen  maatregel 
 (Brandt)
  Waarschuwingslampje  van 
bandenspanningcontrolesysteem
*
 Wanneer het waarschuwingslampje brandt en 
de waarschuwingszoemer klinkt (ongeveer 
3 seconden), is de bandenspanning in één of 
meerdere van de banden te laag.
 WAARSCHUWING
 Als het waarschuwingslampje van 
het bandenspanningcontrolesysteem 
gaat branden of knipperen of 
als de waarschuwingszoemtoon 
voor lage bandenspanning wordt 
gegeven, onmiddellijk de rijsnelheid 
verminderen en plotseling 
manoeuvreren en remmen vermijden: 
 Als het waarschuwingslampje van 
het bandenspanningcontrolesysteem 
gaat branden of knipperen of als de 
waarschuwingszoemtoon voor lage 
bandenspanning wordt gegeven, is het 
gevaarlijk met hoge snelheden te rijden of 
plotseling te manoeuvreren of te remmen. 
De kans bestaat dat u de macht over het 
stuur verliest en een ongeluk veroorzaakt. 
 Om te bepalen of u een langzaam 
leeglopende band of een lekke band 
heeft, de auto op een veilige plaats 
parkeren waar u visueel de toestand van 
de band kunt controleren en bepalen of 
de band voldoende lucht heeft om verder 
te gaan naar een plaats waar lucht 
bijgevuld kan worden en het systeem 
opnieuw gecontroleerd kan worden door 
een deskundige reparateur, bij voorkeur 
een of ¿ ciële Mazda reparateur of een 
bandenreparatiewerkplaats.
 Het TPMS waarschuwingslampje mag 
nooit genegeerd worden: 
 Negeren van het TPMS 
waarschuwingslampje is gevaarlijk, ook 
als u de reden weet waarom het brandt. 
Laat het probleem zo spoedig mogelijk 
verhelpen alvorens dit tot een ernstigere 
situatie leidt, zoals het plotseling lek 
raken van een band met een gevaarlijk 
ongeluk als mogelijk gevolg. 
 Inspecteer de banden en stel deze af op de 
voorgeschreven bandenspanning (pagina  6-50 ).
 OPMERKING
     Stel de bandenspanning af wanneer de 
banden koud zijn. De bandenspanning 
varieert naargelang de bandentemperatuur, 
laat daarom de auto gedurende ongeveer 1 
uur staan of rijd er enkel 1,6 km of minder 
mee alvorens de bandenspanning af te 
stellen. Wanneer de bandenspanning bij 
warme banden wordt afgesteld op de koude 
bandendruk, bestaat de kans dat het TPMS 
waarschuwingslampje/zoemer aan gaat 
nadat de banden zijn afgekoeld en dat de 
druk tot beneden de speci ¿ catie terugvalt. 
 Ook is het mogelijk dat een TPMS 
waarschuwingslampje dat brandt 
doordat de bandenspanning bij een lage 
omgevingstemperatuur is teruggevallen 
blijft branden als de omgevingstemperatuur 
omhoog gaat. In dit geval zal het eveneens 
noodzakelijk zijn de bandenspanning af te 
stellen. Als  het TPMS  waarschuwingslampje 
gaat branden als gevolg van een terugval 
in de bandenspanning, de bandenspanning 
controleren en afstellen. 
     Banden verliezen na verloop van tijd 
vanzelf lucht en het TPMS systeem kan 
niet het verschil aantonen of de banden na 
verloop van tijd vanzelf zacht geworden 
zijn of dat er sprake is van een lekke 
band. Wanneer u echter één zachte band 
in een set van vier aantreft, wijst dit op 
een probleem; iemand anders dient dan 
langzaam met de auto vooruit te rijden 
zodat u de zachte band kunt inspecteren 
op inkervingen en metalen voorwerpen 
die vanuit het pro ¿ el of de zijwand naar 
buiten steken. Breng enkele druppels 
water aan op het ventiel om te zien of 
er luchtbelletjes verschijnen die wijzen 
op een defect ventiel. Lekkages moeten 
grondiger aangepakt worden dan het enkel 
opnieuw oppompen van de defecte band 
aangezien lekkages gevaarlijk zijn - breng 
de auto naar een deskundige reparateur, bij 
voorkeur een of ¿ ciële Mazda reparateur. 
                      
         
        
        
     
        
        Page 739 of 819

7–47
Als er zich een probleem voordoet
Waarschuwings-/indicatielampjes en waarschuwingszoemers
*Bepaalde modellen.
 Signaal   Waarschuwing   Te  nemen  maatregel 
 Waarschuwingslampje van Smart 
Brake Support remhulpsysteem/
stadsverkeer-remassistent 
(SBS/SCBS)
*
 Het lampje gaat branden als de voorruit of 
de radarsensor vuil zijn of als er een defect 
is in het systeem.  Controleer de reden waarom het 
waarschuwingslampje brandt op de 
middendisplay.
  Als de reden waarom het 
waarschuwingslampje brandt het gevolg 
is van een verontreinigde voorruit, de 
voorruit reinigen.
  Als het waarschuwingslampje brandt 
vanwege een vuile radarsensor, het 
voorembleem reinigen.
  Laat de auto door een deskundige 
reparateur, bij voorkeur een of ¿ ciële 
Mazda reparateur controleren als er andere 
redenen zijn. 
 Waarschuwingslampje 
voor laag brandstofpeil  Het lampje gaat branden wanneer de 
resterende brandstof ongeveer 9,0 liter 
bedraagt.
 OPMERKING
 De momenten waarop het lampje gaat 
branden kunnen variëren, aangezien de 
brandstof in de tank overeenkomstig de 
rijomstandigheden en de stand van de 
auto in beweging is.  Brandstof  bijtanken. 
 120km/h 
waarschuwingslampje*
 Het 120 km/h waarschuwingslampje gaat 
branden wanneer de rijsnelheid hoger 
wordt dan 120 km/h.  Verminder de rijsnelheid. 
                      
         
        
        
     
        
        Page 740 of 819

7–48
Als er zich een probleem voordoet
Waarschuwings-/indicatielampjes en waarschuwingszoemers
 Signaal   Waarschuwing   Te  nemen  maatregel 
  Veiligheidsgordelwaarschuwingslampje 
(Voorzitting) 
 Met waarschuwingslampje voor voorpassagierszitting
    Het  veiligheidsgordelwaarschuwingslampje 
gaat branden als de bestuurdersstoel of 
voorpassagierszitting bezet is en de veiligheidsgordel 
niet vastgemaakt is terwijl het contact op ON staat.
  Zonder waarschuwingslampje voor voorpassagierszitting
    Het  veiligheidsgordelwaarschuwingslampje  gaat  branden 
als de bestuurdersstoel bezet is en de veiligheidsgordel 
niet vastgemaakt is terwijl het contact op ON staat.
  Veiligheidsgordelwaarschuwing
    Als er met de auto wordt gereden terwijl de veiligheidsgordel 
van de bestuurder of voorpassagier niet is vastgemaakt, gaat 
het veiligheidsgordelwaarschuwingslampje branden en klinkt 
er een waarschuwingszoemer.
  Als de veiligheidsgordel van de bestuurder of de 
voorpassagier niet aangegespt is (alleen wanneer 
de voorpassagierszitting bezet is) en de snelheid 
van de auto hoger is dan ongeveer 20 km/h, gaat 
het waarschuwingslampje knipperen en wordt er 
een zoemtoon gegeven. Na een korte tijd stopt 
het waarschuwingslampje met knipperen. Dit 
blijft echter branden en de zoemtoon stopt. Als 
een veiligheidsgordel niet aangegespt blijft, gaat 
het waarschuwingslampje knipperen en wordt de 
zoemtoon weer voor een bepaalde tijd geactiveerd.
  De zoemtoon stopt niet totdat de veiligheidsgordel 
wordt aangegespt of een bepaalde tijd is verstreken, ook 
niet als de rijsnelheid afneemt tot minder dan 20 km/h.
 OPMERKING
     Als de veiligheidsgordel van de bestuurder of 
de voorpassagier niet aangegespt wordt nadat 
de zoemtoon gestopt is (waarschuwingslampje 
blijft branden) en de rijsnelheid hoger is dan 20 
km/h, gaat het waarschuwingslampje knipperen 
en wordt de zoemtoon opnieuw geactiveerd. 
     Door het plaatsen van zware voorwerpen 
op de voorpassagierszitting kan de 
veiligheidsgordelwaarschuwingsfunctie van 
de voorpassagierszitting geactiveerd worden, 
afhankelijk van het gewicht van het voorwerp. 
     Geen extra zitkussen op de 
voorpassagierszitting plaatsen en 
gebruiken om er voor te zorgen dat de 
voorpassagiergewichtsensor juist kan 
functioneren. De kans bestaat dat de sensor niet 
goed functioneert omdat het extra zitkussen de 
werking van de sensor zou kunnen hinderen. 
     Wanneer een klein kind op de 
voorpassagierszitting zit, is het mogelijk 
dat het waarschuwingslampje niet werkt. 
 Maak de veiligheidsgordels vast. 
                      
         
        
        
     
        
        Page 741 of 819

7–49
Als er zich een probleem voordoet
Waarschuwings-/indicatielampjes en waarschuwingszoemers
*Bepaalde modellen.
 Signaal   Waarschuwing   Te  nemen  maatregel 
 (Rood)
  Veiligheidsgordelwaarschuwingslampje 
(Achterzitting)
 Als de veiligheidsgordels van de 
achterzitting niet zijn vastgemaakt en het 
contact op ON staat, worden de bestuurder 
en de passagier gewaarschuwd door het 
waarschuwingslampje.
  Het waarschuwingslampje werkt ook als 
er zich geen passagier op de achterzitting 
bevindt.
 OPMERKING
 Als een veiligheidsgordel van de 
achterzitting niet vastgemaakt 
wordt binnen een bepaalde tijd 
nadat de motor is gestart, gaat het 
waarschuwingslampje uit.  Maak de veiligheidsgordels vast. 
  Waarschuwingslampje 
voor laag 
sproeiervloeistofniveau
*
 Dit waarschuwingslampje geeft aan dat er 
weinig sproeiervloeistof over is.  Vul sproeiervloeistof bij (pagina  6-38 ). 
 Open-portier 
waarschuwingslampje Het lampje gaat branden als een portier/
het kofferdeksel/de achterklep niet goed 
gesloten is.  Het portier/het kofferdeksel/de achterklep 
goed sluiten. 
  KEY  waarschuwingslampje *
    Neem de juiste maatregel en controleer dat het waarschuwingslampje uit gaat.
 Signaal   Oorzaak   Te  nemen  maatregel 
 (Rood)
  (Knippert)  De sleutelbatterij is uitgeput.  Vernieuw de sleutelbatterij (pagina 
 6-47 ). 
 De sleutel bevindt zich buiten het 
werkingsbereik.
 Breng de sleutel in het werkingsbereik 
(pagina  3-9 ).   De sleutel is geplaatst in delen van het 
interieur waar de sleutel moeilijk bespeurd 
kan worden. 
 Er bevindt zich een soortgelijke sleutel van 
een andere fabrikant in het werkingsbereik.  Neem de soortgelijke sleutel van de andere 
fabrikant uit het werkingsbereik. 
 De sleutel is uit het interieur genomen 
zonder het contact uit te zetten en 
vervolgens zijn alle portieren gesloten.  Breng de sleutel terug in het interieur. 
                      
         
        
        
     
        
        Page 742 of 819

7–50
Als er zich een probleem voordoet
Waarschuwings-/indicatielampjes en waarschuwingszoemers
*Bepaalde modellen.
 Berichten die verschijnen op de multi-informatiedisplay *
            Als er een melding is van het voertuig, verschijnt een bericht op de multi-informatiedisplay. 
Controleer de informatie en neem de noodzakelijke maatregel.
(Displayvoorbeeld)
  Als het waarschuwingslampje gelijktijdig gaat branden/knipperen of een symbool op de 
display wordt aangegeven, de informatie betreffende het waarschuwingslampje of symbool 
controleren. (pagina  4-46 )
 Display   Inhoud   Te  nemen  maatregel 
 Wordt aangegeven wanneer de 
startdrukknop wordt ingedrukt terwijl 
de keuzehendel niet in stand P staat.  Zet de keuzehendel in de stand P. 
 Wordt aangegeven wanneer een 
veiligheidsgordel niet is aangegespt en 
het bestuurdersportier wordt geopend 
terwijl de i-stop functie in werking is.  Druk nogmaals op de startdrukknop 
om de motor te starten. Zet bij 
voertuigen met automatische 
transmissie de keuzehendel in stand 
P alvorens de motor te starten.) 
 Wordt aangegeven wanneer de 
startdrukknop wordt ingedrukt zonder 
intrappen van het rempedaal.  Trap het rempedaal in en druk 
vervolgens de startdrukknop in. 
 Wordt aangegeven wanneer de 
startdrukknop wordt ingedrukt zonder 
intrappen van het koppelingspedaal.  Trap het koppelingspedaal in en druk 
vervolgens de startdrukknop in. 
                      
         
        
        
     
        
        Page 743 of 819
7–51
Als er zich een probleem voordoet
Waarschuwings-/indicatielampjes en waarschuwingszoemers
 Display   Inhoud   Te  nemen  maatregel 
 Wordt aangegeven wanneer het 
stuurwiel is geblokkeerd.  Zet de stuurvergrendeling vrij. 
                      
         
        
        
     
        
        Page 744 of 819
7–52
Als er zich een probleem voordoet
Waarschuwings-/indicatielampjes en waarschuwingszoemers
*Bepaalde modellen.
 Berichten die verschijnen op de display *
            Als  een  bericht  wordt  getoond  op  de  middendisplay  (Type  C/type  D  audio),  overeenkomstig 
het getoonde bericht de juiste maatregel nemen (op kalme wijze).
(Displayvoorbeeld)
 Breng de auto onmiddellijk op een veilige plaats tot stilstand
    Als de volgende berichten in de middendisplay worden getoond (Type C/type D audio), is er 
mogelijk een defect in een voertuigsysteem. Breng de auto op een veilige plaats tot stilstand 
en neem contact op met een of ¿ ciële Mazda reparateur.
 Display   Aangegeven  toestand 
 Wordt getoond als de motorkoelvloeistoftemperatuur 
buitengewoon is toegenomen. 
 Wordt getoond als er een defect is in het laadsysteem.