Page 129 of 554

Waarschijnlijke oorzaak Correctieprocedure
Als “Charging Stopped Due to Pulled Charging Connector” (laden gestopt vanwege losge-
trokken laadstekker) wordt weergegeven
De laadstekker is verwijderd tij-
dens het laden
Als de laadstekker verwijderd wordt tijdens het laden,
wordt het laden gestopt. Sluit de laadstekker weer aan als
u het batterijpakket (tractiebatterij) volledig wilt laden. Nadat het batterijpakket (tractie-
batterij) volledig is geladen,
wordt de laadstekker verwijderd
terwijl het batterijpakket (tractie-
batterij) opnieuw wordt geladen
doordat functies die stroom ver-
bruiken
*gebruikt zijn en de reste-
rende lading afgenomen is.
*: Er wordt stroom verbruikt als de
“Traction Battery Heater” (ver-
warming tractiebatterij)
(→blz. 96), de aircogekoppelde
functie (→blz. 112) of de op af-
stand bedienbare airconditioning
(→blz. 359) wordt bediend.
Als “Charging Stopped Due to Pulled Charging Connector” (laden gestopt vanwege losge-
trokken laadstekker) wordt weergegeven
De laadstekker is niet goed aan-
geslotenControleer de aansluitstatus van de laadstekker.
■Plaats de laadstekker bij het aansluiten goed.
■Controleer na het aansluiten van de laadstekker of de
laadindicator gaat branden.
Laat de auto nakijken door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige als er niet
geladen kan worden hoewel de juiste procedures gevolgd
zijn.
De laadstekker is ontgrendeld
tijdens het ladenAls de laadstekker ontgrendeld wordt tijdens het laden,
wordt het laden gestopt. Sluit de laadstekker weer aan om
verder te gaan met laden.
Als “Charging Complete Limited Due to Battery Temp” (laden voltooid, beperkt door tem-
peratuur batterijpakket) wordt weergegeven
Het laden is gestopt om het bat-
terijpakket (tractiebatterij) te
beschermen omdat de tempera-
tuur gedurende een bepaalde
periode hoog was.Laat het batterijpakket (tractiebatterij) afkoelen en laad
het nogmaals als de lading nog niet het gewenste niveau
heeft bereikt.
2.2 Laden
127
2
Plug-in hybridesysteem
Page 130 of 554

Waarschijnlijke oorzaak Correctieprocedure
Als “Charging Stopped Check Charging Source” (Opladen is gestopt. Controleer oplaad-
bron) wordt weergegeven (1)
Probleem in voeding externe voe-
dingsbronControleer het volgende.
■Of de stekker niet is losgekoppeld
■Of de op afstand bedienbare schakelaar niet is
uitgeschakeld
■Of het controlelampje Power van het CCID (Charging
Circuit Interrupting Device, onderbrekingsapparaat
laadsysteem) brandt
■De stroomonderbreker is niet geactiveerd.
Als er geen probleem is met een van bovenstaande items,
kan er een probleem zijn met de contactdoos van het
gebouw. Neem contact op met een elektricien en vraag
om een controle. (Neem contact op met de beheerder van
het laadstation als er een probleem is met het
laadstation.)
Als er niet geladen kan worden hoewel er geen probleem
is met de stroomtoevoer, kan er een storing in het
systeem aanwezig zijn. Laat de auto nakijken door een
erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Verder kan er, als het waarschuwingslampje storing van
het CCID (Charging Circuit Interrupting Device,
onderbrekingsapparaat laadsysteem) knippert, sprake
zijn van een lekstroom. Neem contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Lader is gestopt met laden■Het laden kan geannuleerd zijn door een onderbreking
in de stroomvoorziening, afhankelijk van de
specificaties van de lader. Raadpleeg de instructies
van de lader.
■Als het laden gestopt is bij gebruik van de lader
■Uitrusting met laadschemafunctie
■Uitrusting die niet compatibel is met de
laadschemafunctie van de auto
■Controleer of laden mogelijk is met de laadkabel die
meegeleverd is met de auto. Neem contact op met een
erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige als er niet geladen kan worden, zelfs niet
met de originele laadkabel.
Als “Charging Stopped Check Charging Source” (Opladen is gestopt. Controleer oplaad-
bron) wordt weergegeven (2)
Lader is niet compatibel met de
autoControleer of laden mogelijk is met de laadkabel die mee-
geleverd is met de auto.
Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwa-
lificeerde en uitgeruste deskundige als er niet geladen
kan worden, zelfs niet met de originele laadkabel. Lader is gestopt met laden
2.2 Laden
128
Page 131 of 554

Waarschijnlijke oorzaak Correctieprocedure
Als “Charging Stopped Check Charging Source” (Opladen is gestopt. Controleer oplaad-
bron) wordt weergegeven (3)
Probleem in voeding externe voe-
dingsbronControleer het volgende.
■Stekker is goed aangesloten
■Er wordt geen verlengkabel gebruikt en de
contactdoos is niet overbelast
■Aangesloten op een speciaal voedingscircuit
■Er is geen lekstroom
Als er geen probleem is met een van bovenstaande items,
kan er een probleem zijn met de contactdoos van het
gebouw. Neem contact op met een elektricien en vraag
om een controle.
Als er niet geladen kan worden hoewel er geen probleem
is met de stroomtoevoer, kan er een storing in het
systeem aanwezig zijn. Laat de auto nakijken door een
erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Lader is gestopt met ladenControleer of laden mogelijk is met de laadkabel die mee-
geleverd is met de auto.
Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwa-
lificeerde en uitgeruste deskundige als er niet geladen
kan worden, zelfs niet met de originele laadkabel.
Als “Charging Stopped High Energy Use See Owner’s Manual” (Opladen is gestopt. Hoog
energieverbruik. Zie handleiding) wordt weergegeven
Er wordt vermogen verbruikt
door elektrische componenten
van de autoControleer de volgende items en voer de laadprocedure
nogmaals uit.
■Als de koplampen en het audiosysteem ingeschakeld
zijn, schakel ze dan uit.
■Zet het contact UIT.
Als het laden niet kan worden uitgevoerd, zelfs niet na het
uitvoeren van bovenstaande stappen, is de accu mogelijk
onvoldoende geladen. Laat het hybridesysteem ongeveer
15 minuten of langer werken om de accu op te laden.
Als “Charging System Malfunction See Owner’s Manual” (Storing oplaadsysteem. Zie
handleiding) wordt weergegeven
Storing opgetreden in laadsys-
teemLaat de auto nakijken door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwa-
lificeerde en uitgeruste deskundige.
2.2 Laden
129
2
Plug-in hybridesysteem
Page 132 of 554
Page 133 of 554
3.1 Instrumentenpaneel...........132
3.1.1 Instrumentenpaneel........132
3.1.2 Waarschuwingslampjes en
controlelampjes..........139
3.1.3 Hoofdscherm...........146
3.1.4 Multi-informatiedisplay......150
3.1.5 Head-up display
*.........174
3.1.6 Energiemonitor/verbruiksscherm .178
Instrumentenpaneel3
131
Page 134 of 554

3.1 Instrumentenpaneel
3.1.1 Instrumentenpaneel
Het grote instrumentenpaneel is voorzien van 2 LCD-schermen waarop informatie,
zoals de voertuigconditie, de rijstatus, het elektriciteitsverbruik en het
brandstofverbruik, wordt weergegeven.
Lay-out instrumentenpaneel
1Hoofdscherm (→blz. 146)
Op het hoofdscherm wordt
basisinformatie met betrekking tot
het rijden weergegeven, zoals de
rijsnelheid en de resterende
hoeveelheid brandstof.
2Multi-informatiedisplay (→blz. 150)
Op het multi-informatiedisplay wordt
informatie weergegeven die het
gebruiksgemak van de auto vergroot,
zoals de bedrijfsconditie van het
hybridesysteem en de geschiedenis
van het elektriciteitsverbruik en het
brandstofverbruik. Tevens kunnen de
informatie met betrekking tot dewerking van de ondersteunende
systemen en de instellingen van de
weergave op het instrumentenpaneel
worden gewijzigd door over te
schakelen naar het instelscherm.
3Waarschuwingslampjes en
controlelampjes (→blz. 139)
De waarschuwingslampjes en
controlelampjes gaan branden of
knipperen om problemen met de auto
aan te geven of de bedrijfsstatus van
systemen in de auto weer te geven.
4Klok (→blz. 136)
De eenheden die op het display worden aangegeven, kunnen per model/type verschillend
zijn.
3.1 Instrumentenpaneel
132
Page 135 of 554

Handelingen met betrekking tot het
instrumentenpaneel
De bedieningstoetsen voor het
instrumentenpaneel op het stuurwiel
kunnen worden gebruikt om tussen de
verschillende schermen te schakelen en
om de instellingen van functies die
worden weergegeven op het scherm te
wijzigen.
1Elke keer dat op de toets wordt
gedrukt, wijzigt de weergave van de
kilometerstand tussen kilometerteller,
dagtellers, enz. en wijzigt tevens de
informatie over het brandstofverbruik
voor elke afstand. (→Blz. 147)
2Door op,,ofte drukken
kunnen diverse handelingen worden
uitgevoerd, zoals door het scherm
scrollen
*, wijzigen van de inhoud van het
scherm*en bewegen van de cursor.
3Deze toets wordt gebruikt om
handelingen uit te voeren zoals selecteren
van het actuele item of schakelen tussen
aan en uit.
4Door deze toets in te drukken wordt
het vorige scherm weer weergegeven.
*: Op schermen waar doorheen kan
worden gescrold en waarvan de weergave
kan worden veranderd, worden
merktekens weergegeven die de
bedieningsrichting (zoals
en)
aangeven.Regeling verlichting
instrumentenpaneel
Auto's met linkse besturing
Als op de toetsen wordt gedrukt,
verandert de verlichting van het
instrumentenpaneel als volgt.
De te selecteren helderheid van het
instrumentenpaneel hangt af van het al
dan niet branden van de achterlichten en
de helderheid van het omgevingslicht.
(→Blz. 137)
1Donkerder
2Helderder
Als op de toetsen wordt gedrukt,
wordt het controlescherm voor het
aanpassen van het niveau
(pop-updisplay
*) weergegeven op
het hoofdscherm.
*: Korte tijd na het voltooien van de
handeling wordt het pop-updisplay
uitgeschakeld. Daarnaast kan het
pop-updisplay worden in- en
uitgeschakeld in de “Meter
Customize”-instellingen (persoonlijke
voorkeursinstellingen
instrumentenpaneel). (→Blz. 171)
Auto's met rechtse besturing
Via het schermvan het multi-
informatiedisplay kan de helderheid van de
verlichting van het instrumentenpaneel
worden aangepast. (→
Blz. 169)
De te selecteren helderheid van het instru-
mentenpaneel hangt af van het al dan niet
branden van de achterlichten en de helder-
heid van het omgevingslicht. (→
Blz. 137)
3.1 Instrumentenpaneel
133
3
Instrumentenpaneel
Page 136 of 554

1. Druk opofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel op het scherm
en selecteer.
2. Druk op
om de cursor weer te
geven.
3. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om de
helderheid van de verlichting van het
instrumentenpaneel aan te passen.
1Donkerder
2Helderder
Druk als het aanpassen is voltooid opom terug te keren naar het vorige
scherm.
Informatie automatisch weergegeven
Bepaalde informatie wordt automatisch
weergegeven overeenkomstig de
bediening van de startknop, de
voertuigconditie, enz.
Starten van het hybridesysteemAls het hybridesysteem start, wordt op de
2 schermen een startanimatie
weergegeven.
Als de animatie is afgelopen, wordt
overgeschakeld naar het normale scherm.
De startanimatie wordt onder een van de
volgende omstandigheden gestopt.
• Als een andere schakelstand dan P
wordt geselecteerd
• Als het Simple Intelligent Parking
Assist-systeem (indien aanwezig)
wordt ingeschakeld
Als de ondersteunende systemen in
werking zijn
Bij het gebruik van ondersteunende
systemen, zoals het Dynamic Radar
Cruise Control-systeem met volledig
snelheidsbereik (→blz. 271) en de LTA
(Lane Tracing Assist) (→blz. 257), wordt
informatie met betrekking tot elk
systeem, afhankelijk van de situatie,
automatisch weergegeven op het
multi-informatiedisplay.
Raadpleeg de bladzijde met uitleg over
alle systemen voor details over de
weergegeven informatie en de inhoud
van het display.
Als u geïnformeerd moet worden over
de auto
Als een verkeerde schakelstand wordt
geselecteerd of er een probleem
optreedt in een voertuigsysteem, wordt
een waarschuwingsmelding (of
afbeelding) weergegeven op het
multi-informatiedisplay.
Volg de instructies die worden
weergegeven op het display als er een
waarschuwingsmelding wordt
weergegeven. (→Blz. 442)
3.1 Instrumentenpaneel
134