Page 465 of 554

1Sluit de positieve startkabel aan
op de positieve accupool (+) van uw
auto.
2Sluit de andere zijde van de
positieve startkabel aan op de
positieve accupool (+) van de tweede
auto.
3Sluit de negatieve startkabel aan
op de negatieve accupool (-) van de
tweede auto.
4Sluit de klem aan de andere zijde
van de negatieve kabel aan op een
stevig, stilstaand, niet gelakt metalen
deel van uw auto, uit de buurt van de
12V-accu, zoals aangegeven in de
afbeelding.
5. Start de motor van de tweede auto.
Verhoog het motortoerental iets en
laat de motor gedurende ongeveer
5 minuten met het verhoogde
toerental draaien om de 12V-accu van
uw auto op te laden.
6. Laat de motor van de tweede auto
met een iets verhoogd toerental
draaien en start het hybridesysteem
van uw auto door het contact AAN te
zetten.
7. Controleer of het controlelampje
READY gaat branden. Neem als het
controlelampje niet gaat branden
contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
8. Verwijder de startkabels in exact de
omgekeerde volgorde van aansluiten
als het hybridesysteem gestart is.9. Breng de motorafdekplaat in
omgekeerde volgorde aan. Controleer
na het aanbrengen of de borgpennen
correct zijn gemonteerd.
Laat, nadat het hybridesysteem is
gestart, de auto zo snel mogelijk nakijken
door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Bij het openen van het kapje van de
pluspool (+) van de accu
→Blz. 396
Starten van het hybridesysteem
wanneer de 12V-accu ontladen is
Het hybridesysteem kan niet worden
gestart door de auto aan te duwen.
8.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
463
8
Bij problemen
Page 466 of 554

Voorkomen van ontlading van de
12V-accu
• Zet de koplampen en het
audiosysteem uit als het
hybridesysteem is uitgeschakeld.
• Schakel niet-noodzakelijke
elektrische verbruikers uit als er
gedurende langere tijd met lage
snelheden gereden wordt,
bijvoorbeeld in een file.
Als de 12V-accu verwijderd of
ontladen is
• De in de ECU opgeslagen informatie
wordt gewist. Laat wanneer de
12V-accu volledig is ontladen de auto
nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
• Sommige systemen moeten mogelijk
worden geïnitialiseerd. (→Blz. 485)
Bij het losnemen van de
12V-accuklemmen
Wanneer de 12V-accuklemmen worden
losgenomen, wordt de in de ECU
opgeslagen informatie gewist. Neem
voordat u de 12V-accuklemmen
losneemt contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Opladen van de 12V-accu
De 12V-accu zal geleidelijk aan
ontladen, zelfs wanneer de auto niet in
gebruik is. Dit wordt veroorzaakt door
natuurlijke ontlading en het effect van
bepaalde elektrische apparatuur. Als de
auto langere tijd niet gebruikt wordt,
kan de 12V-accu ontladen en kan het
hybridesysteem mogelijk niet meer
worden gestart. (De 12V-accu laadt
automatisch op wanneer het
hybridesysteem in werking is.)Bij het opladen of vervangen van de
12V-accu
• Wanneer de 12V-accu is ontladen, is
het in sommige gevallen niet mogelijk
om de portieren te ontgrendelen met
het Smart entry-systeem met
startknop. Gebruik de
afstandsbediening of de mechanische
sleutel om de portieren te
vergrendelen of te ontgrendelen.
• Mogelijk start het hybridesysteem
niet bij de eerste poging nadat de
12V-accu weer is opgeladen, maar
start hij wel normaal na de tweede
poging. Dit duidt niet op een storing.
• Direct nadat de 12V-accu weer is
aangesloten, kan de klep van de
laadaansluiting mogelijk niet
ontgrendeld worden of de laadstekker
niet vergrendeld en ontgrendeld
worden. Bedien in dit geval de klep
van de laadaansluiting of de
vergrendeltoets van de laadstekker
nogmaals terwijl u de elektronische
sleutel bij u draagt.
• De stand van het contact wordt door
de auto geregistreerd. Wanneer de
12V-accu weer wordt aangesloten,
keert het systeem terug naar de stand
die was geselecteerd voordat de
12V-accu ontladen was. Zorg dat het
contact UIT staat voordat de
12V-accu wordt losgenomen. Wees
extra voorzichtig bij het aansluiten
van de 12V-accu wanneer u niet zeker
weet in welke stand het contact stond
voordat de 12V-accu werd opgeladen.
• Als de 12V-accu ontladen raakt terwijl
de selectiehendel in stand P staat, is
het wellicht niet mogelijk om de
selectiehendel in een andere stand te
zetten. In dat geval kan de auto alleen
worden gesleept met beide
voorwielen van de grond, aangezien
de voorwielen geblokkeerd zijn.
(→Blz. 432)
8.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
464
Page 467 of 554

Vervangen van de 12V-accu
• Gebruik een 12V-accu die voldoet aan
de Europese wetgeving.
• Gebruik een 12V-accu van hetzelfde
formaat als de vorige (LN1), met een
gelijkwaardige capaciteit van 20 uur
(20HR) (45 Ah) of meer, en een
gelijkwaardige startkracht (CCA) van
295 A of meer.
– Als het formaat verschilt, kan de
12V-accu niet goed worden
bevestigd.
– Als de capaciteit laag is, zelfs als de
auto korte tijd niet gebruikt is, kan
de 12V-accu ontladen en kan het
hybridesysteem mogelijk niet meer
worden gestart.
• Neem voor meer informatie contact
op met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
WAARSCHUWING!
Bij het losnemen van de
12V-accuklemmen
Verwijder altijd eerst de minkabel (-).
Als de pluspool (+) wordt verwijderd en
daarbij contact maakt met metaal in de
omgeving, kan er een vonk ontstaan die
tot brand, een elektrische schok en
dodelijk of ernstig letsel kan leiden.
Voorkomen van brand en explosie van
de 12V-accu
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht om te
voorkomen dat het licht ontvlambare
gas dat uit de 12V-accu kan komen, per
ongeluk tot ontbranding komt:
• Zorg ervoor dat de startkabel
aangesloten wordt op de juiste
accupool en niet per ongeluk in
aanraking komt met een ander
onderdeel dan de bedoelde accupool.
• Zorg ervoor dat de op de “+”-pool
aangesloten startkabel niet in
WAARSCHUWING!(Vervolg)
contact komt met andere onderdelen
of metalen oppervlakken, zoals
metalen steunen en ongelakt metaal.
• Laat de “+” en “-” klemmen van de
startkabels niet in contact komen
met elkaar.
• Rook niet en gebruik geen lucifers,
aanstekers en open vuur in de buurt
van de 12V-accu.
Voorzorgsmaatregelen 12V-accu
De 12V-accu bevat giftige en
corrosieve elektrolyt en de onderdelen
van de accu bevatten lood en
loodhoudende samenstellingen. Neem
bij het omgaan met de 12V-accu de
volgende voorzorgsmaatregelen in
acht:
• Draag bij het werken met de
12V-accu altijd een veiligheidsbril en
zorg ervoor dat de accuvloeistof niet
in contact komt met de huid, kleding
of de carrosserie van de auto.
• Leun niet over de 12V-accu heen.
• Was accuvloeistof, die op de huid of
in de ogen terecht is gekomen, direct
weg met water en raadpleeg een arts.
Bedek de plaats waar de
accuvloeistof op terechtgekomen is
met een natte spons of doek totdat
er medische hulp kan worden
verkregen.
• Was altijd uw handen nadat u de
accudrager, de accupolen en andere
accu-gerelateerde onderdelen hebt
aangeraakt.
• Houd kinderen uit de buurt van de
12V-accu.
OPMERKING
Omgaan met startkabels
Zorg er bij het aansluiten van de
startkabels voor dat deze niet verstrikt
raken in de koelventilatoren, enz.
8.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
465
8
Bij problemen
Page 468 of 554

8.2.9 Als uw auto oververhit
raakt
Het volgende kan erop duiden dat de
auto oververhit raakt.
• Het waarschuwingslampje voor een
hoge koelvloeistoftemperatuur
(→blz. 438) gaat branden of
knipperen of het hybridesysteem
levert merkbaar minder vermogen.
(De auto accelereert bijvoorbeeld niet
als het gaspedaal wordt ingetrapt.)
• “Hybrid System Overheated”
(hybridesysteem oververhit) wordt
weergegeven op het
multi-informatiedisplay.
• Er komt stoom onder de motorkap uit.
Correctieprocedures
Als het waarschuwingslampje hoge
koelvloeistoftemperatuur gaat branden
of knipperen
1. Breng de auto op een veilige plaats tot
stilstand en schakel de
airconditioning en vervolgens het
hybridesysteem uit.
2. Als er stoom te zien is:
Open, nadat de stoom is verdwenen,
voorzichtig de motorkap.
Als er geen stoom te zien is:
Open voorzichtig de motorkap.
3. Controleer nadat het hybridesysteem
voldoende is afgekoeld de slangen en
het radiateurblok (radiateur) op
sporen van lekkage.
1Radiateur
2Koelventilatoren
Neem bij lekkage van een grote
hoeveelheid koelvloeistof
onmiddellijk contact op met een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
4. Het koelvloeistofniveau is correct als
het zich tussen de streepjes MAX en
MIN bevindt.
1Reservoir
2Bovenste streepje (MAX)
3Onderste streepje (MIN)
5. Vul indien nodig koelvloeistof bij.
In noodgevallen mag ook water
gebruikt worden als u geen
koelvloeistof bij de hand hebt.
6. Schakel het hybridesysteem en de
airconditioning in en controleer of de
koelventilatoren van de radiateur
draaien en of er geen koelvloeistof
lekt uit de radiateur of de slangen.
De koelventilatoren gaan draaien
wanneer de temperatuur wordt
8.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
466
Page 469 of 554

ingesteld op “LO” (laag) en de
aircoschakelaar () direct na een
koude start wordt ingeschakeld.
Controleer of de ventilatoren draaien
door ernaar te luisteren en te voelen
of er luchtstroom is. Schakel als u hier
niet zeker van bent de aircoschakelaar
(
) een aantal keer in en uit. (De
ventilatoren werken mogelijk niet bij
temperaturen beneden het
vriespunt.)
7. Als de ventilatoren niet draaien: Zet
het hybridesysteem onmiddellijk uit
en neem contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
Als de ventilatoren draaien: Laat de
auto nakijken door de dichtstbijzijnde
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
Als “Hybrid System Overheated”
(hybridesysteem oververhit) op het
multi-informatiedisplay wordt
weergegeven
1. Breng de auto op een veilige plaats tot
stilstand.
2. Schakel het hybridesysteem uit en
open de motorkap voorzichtig.
3. Controleer nadat het hybridesysteem
is afgekoeld de slangen en het
radiateurblok (radiateur) op sporen
van lekkage.
1Radiateur
2Koelventilatoren
Neem bij lekkage van een grote
hoeveelheid koelvloeistof
onmiddellijk contact op met een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
4. Het koelvloeistofniveau is correct als
het zich tussen de streepjes FULL en
LOW van het reservoir bevindt.
1Reservoir
2FULL-streepje
3LOW-streepje
5. Vul indien nodig koelvloeistof bij.
In noodgevallen mag ook water
gebruikt worden als u geen
koelvloeistof bij de hand hebt.
Laat, als in een noodgeval water is
toegevoegd, zo snel mogelijk de auto
nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
8.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
467
8
Bij problemen
Page 470 of 554

6. Schakel het hybridesysteem uit,
wacht minimaal 5 minuten, start het
hybridesysteem weer en controleer of
“Hybrid System Overheated”
(hybridesysteem oververhit) op het
multi-informatiedisplay wordt
weergegeven.
Als de melding niet verdwijnt: Zet het
hybridesysteem uit en neem contact
op met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
Als de melding niet wordt
weergegeven: De temperatuur van
het hybridesysteem is gedaald en er
kan normaal met de auto gereden
worden.
Neem echter contact op met een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige als de melding
weer herhaaldelijk wordt
weergegeven.
WAARSCHUWING!
Een ongeval of letsel voorkomen bij
controles in de motorruimte van uw
auto
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Het niet in
acht nemen van de
voorzorgsmaatregelen kan ernstig letsel,
zoals brandwonden, tot gevolg hebben.
•Als er stoom onder de motorkap
vandaan komt, open de motorkap dan
niet voordat de stoom is verdwenen.
De motorruimte kan zeer heet zijn.
•Controleer nadat het hybridesysteem
is uitgeschakeld of “Accessory” (stand
ACC), “Ignition ON” (contact AAN) of
de weergave van de kilometerstand
(→
blz. 146) niet op het hoofdscherm
wordt weergegeven en het
controlelampje READY uit is. Als het
hybridesysteem in werking is, kan de
benzinemotor automatisch worden
gestart of kunnen de
WAARSCHUWING!(Vervolg)
koelventilatoren automatisch
aanslaan, ook nadat de benzinemotor
is uitgeschakeld. Kom niet in de buurt
van bewegende delen zoals de
ventilator en raak ze niet aan. Als uw
vingers of kledingstukken (stropdas,
sjaal) ertussen komen, kan ernstig
letsel het gevolg zijn.
•
Draai de dop van het
koelvloeistofreservoir niet los als het
hybridesysteem en de radiateur heet
zijn. Er kan hete stoom of koelvloeistof
uit spuiten.
OPMERKING
Bijvullen van koelvloeistof
motor/vermogensregeleenheid
Vul langzaam koelvloeistof bij nadat het
hybridesysteem voldoende is afgekoeld.
Het te snel bijvullen van koude
koelvloeistof bij een heet
hybridesysteem kan schade aan het
hybridesysteem veroorzaken.
Voorkomen van beschadigingen aan
het koelsysteem
Houd u aan de volgende
voorzorgsmaatregelen:
• Zorg dat de koelvloeistof niet
verontreinigd raakt (bijvoorbeeld met
zand of stof )
• Gebruik geen koelvloeistofadditief.
8.2.10 Als de auto vast komt te
zitten
Voer de volgende procedures uit als de
banden doorslippen of als de auto
vastzit in modder, sneeuw, enz.:
1. Activeer de parkeerrem, zet de
selectiehendel in stand P en schakel
het hybridesysteem uit.
2. Verwijder modder, sneeuw of zand
rond de voorwielen.
3. Leg een stuk hout, stenen of ander
materiaal onder de voorwielen om de
wielen grip te geven.
8.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
468
Page 471 of 554

4. Schakel het hybridesysteem weer in.
5.
Zet de selectiehendel in stand D of R en
deactiveer de parkeerrem. Trap vervol-
gens voorzichtig het gaspedaal in.
Wanneer u de auto moeilijk los kunt
krijgen
Druk op
om de TRC uit te schakelen.
(→Blz. 345)
Auto's zonder Panoramic View Monitor
Auto's met Panoramic View Monitor
WAARSCHUWING!
Bij het vrij proberen te krijgen van
een auto die vastzit
Als u de auto in beweging wilt krijgen
door te “schommelen”, controleer dan
eerst of er in de omgeving van de auto
geen andere auto's, objecten of
personen aanwezig zijn die geraakt
zouden kunnen worden als de auto
plotseling in beweging komt. De auto
kan ook een plotselinge beweging
maken als de wielen weer grip krijgen.
Neem de grootst mogelijke
voorzichtigheid in acht.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
Wijzigen van de schakelstand
Zet de selectiehendel niet in een
andere stand wanneer het gaspedaal
ingetrapt is. Als u dat wel doet, kan de
auto onverwacht snel accelereren. Dit
kan leiden tot een ongeval met dodelijk
of ernstig letsel tot gevolg.
OPMERKING
Beschadiging van de
hybridetransmissie en andere
componenten voorkomen
• Vermijd dat de voorwielen doorslippen en dat u het gaspedaal
verder dan noodzakelijk intrapt.
• Als de auto na deze pogingen nog steeds vastzit, moet deze door een
ander voertuig worden losgetrokken.
8.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
469
8
Bij problemen
Page 472 of 554
8.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
470