5Multi-informatiedisplay blz. 150
Display blz. 150
Energiemonitor blz. 152
Als een waarschuwingsmelding wordt
weergegeven blz. 442
6Parkeerrem blz. 229
Activeren/deactiveren blz. 229
Voorzorgsmaatregelen bij rijden in de
winter blz. 349
Waarschuwingszoemer blz. 436
7Richtingaanwijzerschakelaar blz. 228
Lichtschakelaar blz. 229
Koplampen/parkeerlichten
voor/achterlichten/dagrijverlichting
blz. 229
Mistlampen voor/mistachterlichten
blz. 235
8Schakelaar ruitenwissers en -sproeiers
blz. 235
Gebruik blz. 235
Bijvullen van ruitensproeiervloeistof
blz. 398
9Schakelaar alarmknipperlichten
blz. 430
10Tankdopklepontgrendeling blz. 238
11Ontgrendelingshendel motorkap
blz. 389
12Ontgrendelingshendel
stuurverstelling blz. 203
13Airconditioning blz. 352
Gebruik blz. 352
Achterruitverwarming blz. 354
14Audiosysteem*
*: Raadpleeg de handleiding voor het navigatiesysteem.
Overzicht
11
Overzicht
1Toets TRIP blz. 147
2Afstandsbediening audiosysteem*2
3Bedieningstoetsen
instrumentenpaneel blz. 133
4Afstandsschakelaar blz. 276
5Toets LTA (Lane Tracing Assist)
blz. 262
6Cruise control-schakelaar
Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik blz. 271
7Schakelaar snelheidsbegrenzer
blz. 283
8Spraaktoets*2
9Telefoontoetsen*2
Overzicht
13
Overzicht
4Tellers blz. 132
Aflezen van de tellers/instellen van
de helderheid van de
dashboardverlichting blz. 132,
blz. 133
Waarschuwingslampjes/
controlelampjes blz. 139
Als de waarschuwingslampjes gaan
branden blz. 436
5Multi-informatiedisplay blz. 150
Display blz. 150
Energiemonitor blz. 152
Als een waarschuwingsmelding wordt
weergegeven blz. 442
6Parkeerrem blz. 229
Activeren/deactiveren blz. 229
Voorzorgsmaatregelen bij rijden in de
winter blz. 349
Waarschuwingszoemer blz. 436
7Richtingaanwijzerschakelaar blz. 228
Lichtschakelaar blz. 229
Koplampen/parkeerlichten
voor/achterlichten/dagrijverlichting
blz. 229
Mistlampen voor/mistachterlichten
blz. 235
8Schakelaar ruitenwissers en -sproeiers
blz. 235
Gebruik blz. 235
Bijvullen van ruitensproeiervloeistof
blz. 398
9Schakelaar alarmknipperlichten
blz. 430
10Tankdopklepontgrendeling blz. 238
11Ontgrendelingshendel motorkap
blz. 389
12Ontgrendelingshendel
stuurverstelling blz. 203
13Airconditioning blz. 352
Gebruik blz. 352
Achterruitverwarming blz. 354
14Audiosysteem*
*: Raadpleeg de handleiding voor het navigatiesysteem.
Overzicht
16
1Toets TRIP blz. 147
2Afstandsbediening audiosysteem*2
3Bedieningstoetsen
instrumentenpaneel blz. 133
4Afstandsschakelaar blz. 276
5Toets LTA (Lane Tracing Assist)
blz. 262
6Cruise control-schakelaar
Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik blz. 271
7Schakelaar snelheidsbegrenzer
blz. 283
8Spraaktoets*2
9Telefoontoetsen*2
*1: Indien aanwezig
*2: Raadpleeg de handleiding voor het navigatiesysteem.
Overzicht
18
Ventilatieopeningen batterijpakket
(tractiebatterij)
Er zijn ventilatieopeningen aanwezig aan
beide zijden van de rugleuning achter
voor de koeling van het batterijpakket
(tractiebatterij). Als deze
ventilatieopening wordt afgedekt, kan
het batterijpakket (tractiebatterij)
oververhit raken, waardoor het
laden/ontladen van het batterijpakket
(tractiebatterij) beperkt kan worden.
Uitschakelsysteem voor noodgevallen
Het uitschakelsysteem voor noodgevallen
zorgt ervoor dat het hoogspanningssy-
steem en de brandstofpomp worden uitge-
schakeld als de botsingssensor een aan-
rijding met een kracht boven een bepaalde
drempelwaarde heeft gesignaleerd, om de
kans op kortsluiting en brandstoflekkage
tot een minimum te beperken. Als het
uitschakelsysteem voor noodgevallen in
werking is getreden, kunt u uw auto niet
meer starten. Neem voor het herstarten
van het hybridesysteem contact op met een
erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Waarschuwingsmelding
hybridesysteem
Als er een storing in het hybridesysteem
optreedt, of als het systeem onjuist wordt
bediend, wordt automatisch een melding
weergegeven. Lees de op het multi-infor-
matiedisplay weergegeven waarschu-
wingsmelding en volg de aanwijzingen op.
Als er een waarschuwingslampje gaat
branden of een waarschuwingsmelding
wordt weergegeven of als de 12V-accu
wordt losgekoppeld
Mogelijk start het hybridesysteem niet.
Probeer in dat geval het systeem opnieuw
te starten. Neem als het controlelampje
READY niet gaat branden contact op met
een erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Als de brandstof opraakt
Als de brandstof op is en het hybridesy-
steem niet kan worden gestart, vult u de
tank met ten minste de hoeveelheid bran-
dstof die nodig is om het waarschuwings-
lampje laag brandstofniveau (→
blz. 438)
uit te laten gaan. Als er slechts een kleine
hoeveelheid brandstof in de tank zit, kan
het hybridesysteem mogelijk niet worden
gestart. (De standaardhoeveelheid
brandstof is ongeveer 7,5 liter, als de auto
op een vlakke ondergrond staat. Deze
waarde kan afwijken als de auto op een
helling staat. Vul extra brandstof bij
wanneer de auto schuin staat.)
Elektromagnetische golven
•
De hoogspanningsonderdelen en
-kabels van hybrideauto's zijn voorzien
van een afscherming voor elektroma-
gnetische golven, en zenden ongeveer
net zo veel elektromagnetische golven
uit als conventionele auto's met een
benzinemotor, of elektronische
huishoudapparatuur.
• Uw auto kan storingen veroorzaken in
niet-originele audio-onderdelen.
2.1 Plug-in hybridesysteem
66
Waarschijnlijke oorzaak Correctieprocedure
Als “Charging Stopped Check Charging Source” (Opladen is gestopt. Controleer oplaad-
bron) wordt weergegeven (3)
Probleem in voeding externe voe-
dingsbronControleer het volgende.
■Stekker is goed aangesloten
■Er wordt geen verlengkabel gebruikt en de
contactdoos is niet overbelast
■Aangesloten op een speciaal voedingscircuit
■Er is geen lekstroom
Als er geen probleem is met een van bovenstaande items,
kan er een probleem zijn met de contactdoos van het
gebouw. Neem contact op met een elektricien en vraag
om een controle.
Als er niet geladen kan worden hoewel er geen probleem
is met de stroomtoevoer, kan er een storing in het
systeem aanwezig zijn. Laat de auto nakijken door een
erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Lader is gestopt met ladenControleer of laden mogelijk is met de laadkabel die mee-
geleverd is met de auto.
Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwa-
lificeerde en uitgeruste deskundige als er niet geladen
kan worden, zelfs niet met de originele laadkabel.
Als “Charging Stopped High Energy Use See Owner’s Manual” (Opladen is gestopt. Hoog
energieverbruik. Zie handleiding) wordt weergegeven
Er wordt vermogen verbruikt
door elektrische componenten
van de autoControleer de volgende items en voer de laadprocedure
nogmaals uit.
■Als de koplampen en het audiosysteem ingeschakeld
zijn, schakel ze dan uit.
■Zet het contact UIT.
Als het laden niet kan worden uitgevoerd, zelfs niet na het
uitvoeren van bovenstaande stappen, is de accu mogelijk
onvoldoende geladen. Laat het hybridesysteem ongeveer
15 minuten of langer werken om de accu op te laden.
Als “Charging System Malfunction See Owner’s Manual” (Storing oplaadsysteem. Zie
handleiding) wordt weergegeven
Storing opgetreden in laadsys-
teemLaat de auto nakijken door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwa-
lificeerde en uitgeruste deskundige.
2.2 Laden
129
2
Plug-in hybridesysteem
Informatie met betrekking tot alle iconen
aan de bovenzijde van het multi-informatie-
display kan worden weergegeven door met
de bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel het icoon te selecteren.De iconen worden weergegeven als opofvan de bedieningstoetsen van
het instrumentenpaneel wordt gedrukt
en ze verdwijnen kort na het indrukken
van de toets.
Schermen die zijn gekoppeld aan voertuigfuncties worden mogelijk automatisch
weergegeven overeenkomstig de bedrijfsstatus van de desbetreffende functies.
Menu-iconen Inhoud Bladzijde
Rij-informatie
De energiemonitor die de bedrijfsstatus van het hybride-
systeem of andere informatie toont, zoals het elektrici-
teitsverbruik en het brandstofverbruik, wordt weergege-
ven.Blz. 152
Display klokinstellingen
De klokinstellingen kunnen worden gewijzigd.Blz. 165
Aan navigatiesysteem gekoppelde weergave
De informatie die betrekking heeft op het navigatiesys-
teem wordt weergegeven.Blz. 165
Aan audiosysteem gekoppelde weergave
De instellingen van het audiosysteem kunnen worden ge-
wijzigd.Blz. 166
Instelscherm airconditioning
De instellingen van de airconditioning kunnen worden ge-
wijzigd.Blz. 166
Informatie ondersteunende systemen
De informatie met betrekking tot ondersteunende syste-
men, zoals de LTA (Lane Tracing Assist) en het Dynamic
Radar Cruise Control-systeem met volledig snelheidsbe-
reik, wordt weergegeven.Blz. 168
Weergave waarschuwingsmelding*
De waarschuwingsmeldingen worden weergegeven.Blz. 169
Weergave instellingen
De instellingen van voertuigfuncties, de weergave op het
instrumentenpaneel, enz. kunnen worden gewijzigd.Blz. 169
*: Als er een waarschuwingsmelding is die kan worden weergegeven, verandert de kleur
vanin oranje.
3.1 Instrumentenpaneel
151
3
Instrumentenpaneel
Aan audiosysteem gekoppelde
weergave De afbeelding dient slechts als voorbeeld
en wijkt mogelijk af van het werkelijke
scherm.
Druk om de audiobron te wijzigen op
om het keuzescherm voor de
audiobron weer te geven, druk opofvan de bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel en selecteer de
gewenste audiobron en druk vervolgens
op
.
Druk op
op het keuzescherm voor de
audiobron om het selecteren van de
audiobron te annuleren. De informatie over
de op dat moment
geselecteerde audiobron wordt
weergegeven.
Instelscherm airconditioning
De instellingen van de airconditioning kunnen worden gecontroleerd op het scherm en
worden gewijzigd met de bedieningstoetsen van het instrumentenpaneel.
Druk op het instelscherm van de airconditioning op
ofvan de bedieningstoetsen
van het instrumentenpaneel om de informatie op het display te wijzigen.
Raadpleeg blz. 352 voor meer informatie over de airconditioning.
Schermweergaven en instellingen die kunnen worden gewijzigd
Item Instellingen
1Eco Score (score
airco) →Blz. 167
2Ingestelde tem-
peratuur Verandert overeenkomstig de bediening van de bedieningstoet-
sen van het instrumentenpaneel*1
3.1 Instrumentenpaneel
166