Page 425 of 554
Lampen vervangen
Achteruitrijlichten
1. Verwijder de 2 clips waarmee het
onderste gedeelte van de kap aan de
achterkant van het achterwiel
bevestigd is.Trek met een
sleufkopschroevendraaier het midden
van de clip naar buiten om hem te
ontgrendelen en trek er vervolgens
aan om de clip te verwijderen.
2. Verwijder de 3 clips waarmee het
bovenste gedeelte van de kap
bevestigd is.
1Draai de clip linksom om hem te
verwijderen.
2Trek met een
sleufkopschroevendraaier het
midden van de clip naar buiten om
hem te ontgrendelen en trek er
vervolgens aan om de clip te
verwijderen.
3Trek met een
sleufkopschroevendraaier het
midden van de clip naar buiten om
hem te ontgrendelen en trek er
vervolgens aan om de clip te
verwijderen.
7.3 Zelf uit te voeren onderhoud
423
7
Onderhoud en verzorging
Page 426 of 554
3. Verwijder het uiteinde van de kap en
trek de kap naar de voorzijde van de
auto om een opening te creëren
tussen de kap en de achterbumper.
4. Verwijder de clip in de kap en
verwijder de kap.
Trek met een
sleufkopschroevendraaier het midden
van de clip naar buiten om hem te
ontgrendelen en trek er vervolgens
aan om de clip te verwijderen.5. Draai de lamphouder linksom en
verwijder vervolgens de lamp.
Steek een hand door de opening tussen
het achterwiel en de achterbumper om
de lamp te verwijderen.
6. Plaats een nieuwe lamp en vervolgens
de lamphouder in de lichtunit door de
lamphouder erin te steken en deze
rechtsom te draaien.
7. Plaats de kap op zijn oorspronkelijke
positie en bevestig de clip in de kap.
7.3 Zelf uit te voeren onderhoud
424
Page 427 of 554
Bevestig de clip op de kap en druk het
midden van de clip in om hem te
vergrendelen.8. Plaats het uiteinde van de kap op de
achterbumper.
Zet de 2 lippen op het uiteinde van de
kap vast.
9. Plaats de 3 clips in het bovenste
gedeelte van de kap.
1Draai de clip rechtsom om hem te
vergrendelen.
2Bevestig de clip op de kap en druk
het midden van de clip in om hem te
vergrendelen.
3Bevestig de clip op de kap en druk
het midden van de clip in om hem te
vergrendelen.
7.3 Zelf uit te voeren onderhoud
425
7
Onderhoud en verzorging
Page 428 of 554

10. Plaats de 2 clips in het onderste
gedeelte van de kap.
Bevestig de clip op de kap en druk het
midden van de clip in om hem te
vergrendelen.
Vervangen van de volgende lampen
Laat de onderstaande lampen vervangen
door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
• Koplampen
• Dagrijverlichting
• Parkeerlichten voor
• Mistlampen voor
• Richtingaanwijzers voor
• Richtingaanwijzers opzij
• Richtingaanwijzers achter
• Mistachterlichten
• Achterlichten
• Remlichten
• Derde remlicht
• KentekenplaatverlichtingLedlampen
Behalve de achteruitrijlichten zijn alle
lampen voorzien van een aantal leds.
Laat een defecte led vervangen door een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Condensvorming aan de binnenzijde
van het lampglas
Het tijdelijk beslaan van de binnenzijde
van het koplampglas is normaal. Neem
in de volgende gevallen contact op met
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige voor meer informatie:
• Als er erg veel condens aan de
binnenzijde van het koplampglas zit.
• Als de binnenzijde van de koplamp nat
is en blijft.
Bij het vervangen van lampen
→Blz. 421
WAARSCHUWING!
Lampen vervangen
• Schakel het hybridesysteem uit en
schakel de verlichting uit. Wacht na
het uitschakelen van de verlichting
tot de lampen zijn afgekoeld. De
lampen kunnen erg heet worden en
brandwonden veroorzaken.
• Raak het glas van de lamp niet aan
met blote handen. Als u het glas van
de lamp toch moet vastpakken,
gebruik daarvoor dan een schone
droge doek om te voorkomen dat er
vocht of olie op de lamp komt. Als de
lamp een kras heeft of is gevallen,
kan deze defect raken of breken.
• Zorg ervoor dat de lamp en de
borgclips goed vastzitten. Anders
kan de lamp door oververhitting
beschadigd raken, kan brand
ontstaan of kan water binnendringen
in de lichtunit. Hierdoor kunnen de
7.3 Zelf uit te voeren onderhoud
426
Page 429 of 554
WAARSCHUWING!(Vervolg)
achteruitrijlichten beschadigd raken
of kan condensvorming in de
koplamp optreden.
• Probeer lampen, stekkers, elektrische
circuits of andere onderdelen van de
verlichting niet te repareren of uit
elkaar te halen. Anders kunt u
dodelijk of ernstig letsel oplopen
door een elektrische schok.
• Vervang het achteruitrijlicht rechts
niet direct nadat met de auto
gereden is. Nadat met de auto is
gereden, is de uitlaatpijp zeer heet en
het aanraken van de uitlaatpijp kan
brandwonden veroorzaken.
• Draag handschoenen en andere
beschermingsmiddelen om letsel
door het aanraken van onderdelen
van de auto te voorkomen. De randen
van onderdelen kunnen letsel
veroorzaken.
Voorkomen van schade en brand
• Controleer of de lampen en borgclips
goed vastzitten.
• Controleer het vermogen van de
lamp voordat deze wordt geplaatst
om beschadiging door hitte te
voorkomen.
7.3 Zelf uit te voeren onderhoud
427
7
Onderhoud en verzorging
Page 430 of 554
7.3 Zelf uit te voeren onderhoud
428
Page 431 of 554
8.1 Belangrijke informatie.........430
8.1.1 Alarmknipperlichten........430
8.1.2 Als uw auto in geval van nood tot
stilstand moet worden gebracht . .430
8.1.3 Als de auto onder water staat
of het water op de weg stijgt....431
8.2 Stappen die genomen moeten worden
in noodgevallen.............432
8.2.1 Als uw auto moet worden gesleept .432
8.2.2 Als u denkt dat er iets mis is....435
8.2.3 Als een waarschuwingslampje gaat
branden of een
waarschuwingszoemer klinkt . . .436
8.2.4 Als er een waarschuwingsmelding
wordt weergegeven........442
8.2.5 Als uw auto een lekke band heeft. .449
8.2.6 Als het hybridesysteem niet kan
worden gestart..........459
8.2.7 Als de elektronische sleutel
niet goed werkt..........460
8.2.8 Als de 12V-accu is ontladen....462
8.2.9 Als uw auto oververhit raakt....466
8.2.10 Als de auto vast komt te zitten . .468
Bij problemen8
429
Page 432 of 554

8.1 Belangrijke informatie
8.1.1 Alarmknipperlichten
De alarmknipperlichten worden
gebruikt om andere bestuurders te
waarschuwen wanneer de auto tot
stilstand moet worden gebracht,
bijvoorbeeld bij pech.
Druk op de schakelaar.
Alle richtingaanwijzers gaan knipperen.
Druk nogmaals op de schakelaar om ze
weer uit te schakelen.
Alarmknipperlichten
• Als de alarmknipperlichten gedurende
langere tijd worden gebruikt terwijl
het hybridesysteem niet in werking is
(terwijl het controlelampje READY
niet brandt) kan de 12V-accu
ontladen raken.
• Als een van de airbags wordt
geactiveerd of bij een harde aanrijding
van achteren worden de
alarmknipperlichten automatisch
ingeschakeld. De alarmknipperlichten
worden na ongeveer 20 minuten
automatisch uitgeschakeld. Druk
tweemaal op de schakelaar om de
alarmknipperlichten handmatig uit te
schakelen. (De alarmknipperlichten
worden mogelijk niet automatisch
ingeschakeld, afhankelijk van de
kracht en de omstandigheden van de
aanrijding.)
8.1.2 Als uw auto in geval van
nood tot stilstand moet worden
gebracht
Breng de auto alleen in noodgevallen,
bijvoorbeeld wanneer de auto niet op
de normale manier stilgezet kan
worden, als volgt tot stilstand:
1. Trap het rempedaal met beide voeten
stevig in.
Rem niet “pompend”; hierdoor is meer
kracht nodig om de auto tot stilstand te
brengen.
2. Zet de transmissie in stand N.
Als de transmissie in stand N is gezet
3. Zet na het afremmen de auto stil op
een veilige plaats langs de weg.
4. Schakel het hybridesysteem uit.
Als de transmissie niet in stand N gezet kan
worden
3. Blijf het rempedaal met beide voeten
intrappen om de rijsnelheid van de auto
zo veel mogelijk af te remmen.
4. Om het hybridesysteem uit te
schakelen, houdt u de startknop langer
dan 2 seconden ingedrukt of drukt u deze
driemaal of vaker kort na elkaar in.
5. Breng de auto op een veilige plaats
langs de weg tot stilstand.
8.1 Belangrijke informatie
430