Item Instellingen Resultaat van instelling
“On” (aan)Schakelt het Dynamic Radar Cruise Control-
systeem met Road Sign Assist in en uit.
(→Blz. 278) “Off” (uit)
*1
“km/h”
Wijzigt de eenheid voor de snelheid die wordt
weergegeven op het scherm.
“MPH”
*2
“Meter brightness” (hel-
derheid instrumentenpa-
neel)Wijzigt de helderheid van de verlichting van het
instrumentenpaneel. (→Blz. 133)
“Meter Customize”-instellingen (persoonlijke voorkeursinstellingen instru-
mentenpaneel):→blz. 170
“Vehicle Settings”-instellingen (voertuiginstellingen):→blz. 478
*1: Indien aanwezig
*2: Alleen auto's met rechtse besturing
“Meter Customize”-instellingen (persoonlijke voorkeursinstellingen
instrumentenpaneel) (
)
Item Instellingen Resultaat van instelling
“Screen OFF”
(scherm UIT)
*1“Yes” ( ja)
Uitschakelen van het multi-
informatiedisplay.
“No” (nee)
“HV System Indica-
tor” (controlelampje
hybridesysteem)
(→blz. 154)“ECO Accelera-
tor Guidance”
(begeleiding
milieubewust
bedienen gas-
pedaal)“On” (aan)
Schakelt de “ECO Accelerator
Guidance” (begeleiding milieu-
bewust bedienen gaspedaal) in
en uit.
“Off” (uit)
“EV Indicator
Light On/Off”
(EV-
controlelampje
aan/uit)“On” (aan)
Schakelt het EV-controlelampje
in en uit.
“Off” (uit)
“EV Drive Moni-
tor” (EV-
aandrijflijnmo-
nitor)“EV Energy”
(EV-energie)
Wisselt de informatie in de linker
bovenhoek van de hybridesys-
teemindicator. (→Blz. 158) “EV Distance”
(actieradius
elektrisch rij-
den)
“Blank” (geen
weergave)
3.1 Instrumentenpaneel
171
3
Instrumentenpaneel
Item Instellingen Resultaat van instelling
“Pop-up Display On/
Off” (pop-updisplay
aan/uit)“Instrument
Panel Light”
(verlichting in-
strumentenpa-
neel)
*2
“On” (aan)
Schakelt het pop-updisplay van
het geselecteerde item op het
multi-informatiedisplay in en uit. “Off” (uit)
“Climate set-
tings” (instellin-
gen klimaatre-
geling)“On” (aan)
“Off” (uit)
“Cruise Control
Operation Dis-
play” (weergave
werking cruise
control)“On” (aan)
“Off” (uit)
“HUD Settings”
(instellingen
HUD)
*3
“On” (aan)
“Off” (uit)
“Driving Mode
Select” (rijmo-
dusselectie)“On” (aan)
“Off” (uit)
“Traction Bat-
tery Cooler”
(koeler tractie-
batterij)
*3
“On” (aan)
“Off” (uit)
“Language” (taal)
*4
“English” (Engels)
Wijzigt de taal die op het scherm
wordt weergegeven. “Français” (Frans)
“Español” (Spaans)
“Deutsch” (Duits)
“Italiano” (Italiaans)
“
” (Russisch)
“Calendar” (kalender) Dag/maand/jaarWijzigt de datum die wordt ge-
bruikt voor het registreren van
de elektriciteits- en brandstof-
verbruiksgegevens en de laad-
schemafunctie.
“History Reset” (re-
setten geschiedenis)“Eco-Diary
(Daily)” (eco-
logboek (dage-
lijks))“Yes” ( ja)
Wist gegevens van “Eco-Diary
(Daily)” (eco-logboek (dage-
lijks)). (→Blz. 164)
“No” (nee)
“Eco-Diary
(Monthly)”
(eco-logboek
(maandelijks))“Yes” ( ja)
Wist gegevens van “Eco-Diary
(Monthly)” (eco-logboek (maan-
delijks)). (→Blz. 164)
“No” (nee)
“Electricity Con-
sumption Reset” (re-
setten van elektrici-
teitsverbruik)“Yes” ( ja)
Wist de gegevens van het totale
gemiddelde elektriciteitsver-
bruik. (→Blz. 149, blz. 163)
“No” (nee)
3.1 Instrumentenpaneel
172
Inschakelen van het grootlicht
1Druk bij ingeschakelde koplampen de
hendel van u af om het grootlicht in te
schakelen.
Door de hendel weer in de
middenstand te zetten, wordt het
grootlicht weer uitgeschakeld.
2Trek de hendel naar u toe en laat deze
meteen weer los om één keer met het
grootlicht te knipperen.
U kunt lichtsignalen geven met de
koplampen in- of uitgeschakeld.
Extended Headlight Lighting-systeem
Dankzij dit systeem kunnen de
koplampen en de parkeerlichten voor
gedurende 30 seconden worden
ingeschakeld wanneer het contact UIT
staat.
Trek, nadat u het contact UIT hebt gezet,
de hendel naar u toe en laat hem los
terwijl de lichtschakelaar in de stand
staat.
Trek de hendel naar u toe en laat hem
weer los om de verlichting uit te
schakelen.Dagrijverlichting
Om uw auto overdag beter zichtbaar te
maken voor andere weggebruikers wordt
de dagrijverlichting automatisch
ingeschakeld als het hybridesysteem
wordt gestart en de parkeerrem wordt
gedeactiveerd met de lichtschakelaar in
de stand
. Dagrijverlichting is niet
ontworpen voor gebruik in het donker.
Sensor koplampregeling
De werking van de sensor kan in
negatieve zin beïnvloed worden als er iets
over de sensor heen geplaatst wordt of
als er iets op de ruit wordt aangebracht
waardoor de sensor wordt afgeschermd.
Hierdoor kan de sensor niet op de juiste
manier de hoeveelheid omgevingslicht
signaleren, waardoor het automatische
koplampsysteem mogelijk onjuist
functioneert.
De werking van de airconditioning wordt
mogelijk onderbroken.
Automatisch uitschakelsysteem
verlichting
• Wanneer de lichtschakelaar in de
stand
ofstaat: De koplampen
worden automatisch uitgeschakeld als
het contact in stand ACC of UIT wordt
gezet.
•
Wanneer de lichtschakelaar in standstaat: De koplampen en alle
verlichting worden automatisch
uitgeschakeld als het contact in stand
ACC of UIT wordt gezet.
IO53PH030
IO53PH031
5.3 Bedienen van verlichting en ruitenwissers
230
Zet, om de verlichting weer in te
schakelen, het contact AAN of zet de
lichtschakelaar een keer in de stand
en vervolgens weer in de standof.
Automatische verticale
koplampverstelling
De koplamphoogte wordt automatisch
geregeld op basis van het aantal
passagiers in de auto en de mate van
belading om verblinding van andere
weggebruikers door de koplampen te
voorkomen.
Zoemer verlichting
Er klinkt een zoemer als het contact UIT
wordt gezet en het bestuurdersportier
wordt geopend terwijl de verlichting is
ingeschakeld.
Energiebesparende functie 12V-accu
Om te voorkomen dat de 12V-accu van
de auto ontladen raakt wanneer de
lichtschakelaar in de stand
staat
terwijl het contact UIT wordt gezet,
schakelt de energiebesparende functie
van de 12V-accu alle verlichting na
ongeveer 20 minuten automatisch uit.
Onder de volgende omstandigheden
wordt de energiebesparende functie van
de 12V-accu eenmaal uitgeschakeld en
vervolgens weer geactiveerd. Alle
verlichting gaat 20 minuten nadat de
energiebesparende functie van de
12V-accu weer is geactiveerd
automatisch uit:
• Wanneer de lichtschakelaar wordt
bediend
• Wanneer een portier wordt geopend
of gesloten
Als “Headlight System Malfunction
Visit Your Dealer” (Storing in
koplampsysteem. Ga naar uw dealer)
op het multi-informatiedisplay wordt
weergegeven
Er is mogelijk een storing in het systeem
aanwezig. Laat de auto nakijken door
een erkende Toyota-dealer ofhersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Persoonlijke voorkeursinstellingen
De instellingen (bijv. gevoeligheid
lichtsensor) kunnen worden gewijzigd.
(Systemen met mogelijkheden voor
persoonlijke voorkeursinstellingen:
→blz. 478)
OPMERKING
Voorkomen van ontlading van de
12V-accu
Laat de verlichting niet langer
ingeschakeld dan noodzakelijk is als het
hybridesysteem niet is ingeschakeld.
5.3.2 AHS (Adaptive High
Beam-systeem)
Het Adaptive High Beam-systeem
gebruikt een camera aan de bovenzijde
van de voorruit om de helderheid van
de verlichting van tegenliggers en
voorliggers, straatverlichting, enz. te
beoordelen en, indien nodig,
automatisch de verspreiding van het
licht van de koplampen te regelen.
• Past de helderheid en het verlichte
gebied van het grootlicht aan op basis
van de rijsnelheid.
• Regelt het variabele grootlicht zo, dat
het gebied rond tegenliggers en
voorliggers gedeeltelijk niet wordt
verlicht terwijl andere gebieden wel
verlicht worden door het grootlicht.
5.3 Bedienen van verlichting en ruitenwissers
231
5
Rijden
– Als de verlichting van een
tegenligger of voorligger slechts
aan één kant werkt
– Als een tegenligger of voorligger
een voertuig op twee wielen betreft
– De toestand van de weg
(stijgingspercentage, bochten,
toestand van het wegdek, enz.)
– Het aantal inzittenden en de
hoeveelheid bagage
• De regeling van de lichtverspreiding
van de koplampen kan onverwacht
veranderen.
• Fietsen of vergelijkbare objecten
worden mogelijk niet gesignaleerd.
• In de onderstaande situaties kan het
systeem de helderheid van het
omgevingslicht mogelijk niet juist
signaleren. Hierdoor blijven de
dimlichten mogelijk branden of zorgt
het grootlicht mogelijk voor
problemen bij voetgangers,
tegenliggers of voorliggers of
anderen. In dergelijke gevallen moet
handmatig worden geschakeld tussen
grootlicht en dimlicht.
– Bij slecht weer (regen, mist, sneeuw,
zandstormen, enz.)
– Het zicht door de voorruit wordt
belemmerd door damp, wasem, ijs,
vuil, enz.
– De voorruit is gebarsten of
beschadigd.
– De camera voor is vervormd of vuil.
– De temperatuur van de camera voor
is extreem hoog.
– De helderheid van het
omgevingslicht komt overeen met
die van koplampen, achterlichten of
mistlampen.
– Tegenliggers hebben de koplampen
niet ingeschakeld of de koplampen
zijn vuil, hebben een andere kleur of
zijn niet correct afgesteld.
– De auto wordt geraakt door water,
sneeuw, stof, enz. van een
voorligger.
– In gebieden waar lichte en donkere
stukken elkaar afwisselen.– Als geregeld en herhaaldelijk over
stijgende en dalende wegen wordt
gereden, of over wegen met een
slecht of oneffen wegdek (zoals
klinkerwegen, zandwegen, enz.).
– Als geregeld en herhaaldelijk over
bochtige wegen wordt gereden.
– Er bevindt zich een sterk spiegelend
voorwerp, zoals een spiegel, voor de
auto.
– De achterzijde van een voorligger is
sterk spiegelend, zoals een
container op een truck.
– De koplampen van de auto zijn
beschadigd of vuil.
– De auto helt naar één kant over
door bijvoorbeeld een lekke band of
ligt aan de achterzijde wat lager
doordat een aanhangwagen is
aangekoppeld.
– Er wordt herhaaldelijk en op een
abnormale manier geschakeld
tussen dimlicht en grootlicht.
– De bestuurder meent dat andere
bestuurders of voetgangers last
hebben van het grootlicht.
Als “Headlight System Malfunction
Visit Your Dealer” (Storing in
koplampsysteem. Ga naar uw dealer)
op het multi-informatiedisplay wordt
weergegeven
Er is mogelijk een storing in het systeem
aanwezig. Laat de auto nakijken door een
erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Persoonlijke voorkeursinstellingen
Bepaalde functies kunnen worden
aangepast aan de persoonlijke voorkeur.
(Systemen met mogelijkheden voor
persoonlijke voorkeursinstellingen:
→blz. 478)
5.3 Bedienen van verlichting en ruitenwissers
234
Richtingaanwijzerschakelaar (→blz. 228)
FunctieStandaardin-
stellingPersoonlijke
voorkeursinstel-
ling123
Aantal keren knipperen bij
het veranderen van rijstrook3Uit
––O 5
7
Automatische verlichting (→blz. 229)
FunctieStandaardin-
stellingPersoonlijke
voorkeursinstel-
ling123
Gevoeligheid lichtsensor Niveau 0 Niveau -2 - 2 – O O
Tijd die verstrijkt voordat de
koplampen uitgaan (Exten-
ded Headlight Lighting)30 seconden60 seconden
––O 90 seconden
120 seconden
AHS (Adaptive High Beam-systeem) (→blz. 231)
FunctieStandaardinstel-
lingPersoonlijke voor-
keursinstelling123
Adaptive High Beam-systeem Aan Uit*––O
Afstand tussen een voorligger of
tegenligger en het variabel afge-
schermde grootlichtStandaardSmal
––O
Breed
Adaptieve aanpassing van helder-
heid en verlicht gebied van groot-
licht op basis van rijsnelheidOngeveer
120 km/h of hogerOngeveer
100 km/h of hoger
––O
Ongeveer 80 km/h
of hoger
Aanpassen van de intensiteit van
het grootlicht tijdens het rijden in
bochten (het gebied in de richting
waarin de auto draait wordt hel-
derder verlicht)Aan Uit – – O
Aanpassing van het stralingsbe-
reik van het dimlicht in overeen-
stemming met de afstand tot een
voorligger of tegenliggerAan Uit – – O
*: Alleen het grootlicht wordt in- en uitgeschakeld.
9.2 Persoonlijke voorkeursinstellingen
481
9
SPECIFICATIES
Antidiefstalsysteem
Alarm*..................51
Deactiveren of uitschakelen van het
alarm...................51
Het alarm................51
Inbraaksensor (indien aanwezig) . .52
Inschakelen van de
supervergrendeling..........50
Inschakelen van het alarmsysteem .51
Startblokkering.............50
Supervergrendeling*.........50
Uitschakelen van de
supervergrendeling..........51
Bedienen van verlichting en
ruitenwissers
AHS
(Adaptive High Beam-systeem) . .231
Bedienen van de
ruitenwisserhendel..........235
Bedieningsinstructies.....229 , 235
Extended Headlight Lighting-
systeem................230
Handmatig in- en uitschakelen van
het grootlicht.............232
Het Adaptive High Beam-systeem
activeren................232
Inschakelen van het grootlicht . . .230
Lichtschakelaar............229
Ruitenwissers en -sproeiers. . . .235
Schakelaar mistlampen.......235
Belangrijke informatie
Alarmknipperlichten.........430
Als de auto onder water staat of het
water op de weg stijgt........431
Als uw auto in geval van nood tot
stilstand moet worden gebracht . .430
Gebruik van de airconditioning en de
achterruitverwarming
Activeren van de op afstand
bedienbare airconditioning.....359
Automatische airconditioning . . .352
Bedieningsinstructies........362
Bedieningspaneel airconditioning.352
Gebruik van de automatische
modus.................353
Geconcentreerde
luchtcirculatiemodus voorstoel
(S-FLOW-modus)..........353Op afstand bedienbare
airconditioning............359
Overige functies...........354
Stoelverwarming...........361
Uitstroomopeningen........355
Voor het verlaten van de auto . . .359
Gebruik van de interieurverlichting
Interieurverlichting achter.....363
Interieurverlichting voor......363
Leeslampjes voor...........363
Overzicht interieurverlichting . . .362
Gebruik van de ondersteunende
systemen
Als het TRC/VSC/ABS-systeem in
werking is...............345
Annuleren of stoppen van de
ondersteuningsmodus........323
Begeleidingsscherm.........322
BSM (Blind Spot Monitor)*.....285
De Blind Spot Monitor-functie . . .298
De detectiegebieden van de Blind
Spot Monitor-functie........298
De detectiegebieden van de Rear
Crossing Traffic Alert-functie. . . .301
De Rear Crossing Traffic
Alert-functie.............300
Detectiebereik van de sensoren . .307
Display.................305
Dynamic Radar Cruise Control met
Road Sign Assist...........278
Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik.......271
Fileparkeren (modus automatisch
fileparkeren)..............324
Functies die zijn opgenomen in het
LTA-systeem..............261
GPF-systeem (benzineroetfilter) .344
Hervatten van het rijden met de
volgregeling als de auto is stilgezet
door het systeem
(afstandsregelmodus)........277
Inschakelen/uitschakelen
Dynamic Radar Cruise Control
met Road Sign Assist.........279
Inschakelen van het LTA-systeem .262
Instellen van de rijsnelheid.....283
Instellen van de rijsnelheid
(afstandsregelmodus)........275
Trefwoordenlijst
545
Trefwoordenlijst