Page 33 of 554

WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Oefen geen overmatige kracht uit op
delen waarin onderdelen van het
airbagsysteem aanwezig zijn of op
de voorportieren. Als dat wel
gebeurt, kunnen er storingen aan de
airbags ontstaan.
• Raak onderdelen van het
airbagsysteem niet aan direct nadat
de airbags geactiveerd zijn, omdat
deze heet kunnen zijn.
WAARSCHUWING!
Voorzorgsmaatregelen airbags
• Als u na het activeren van de airbags
moeilijkheden met de ademhaling
ondervindt, open dan een portier of
zijruit om frisse lucht binnen te laten
of verlaat de auto als u dat op een
veilige manier kunt doen. Als er
poederdeeltjes op uw huid zijn
terechtgekomen, was deze er dan zo
snel mogelijk af om huidirritatie te
voorkomen.
• Als de delen van de auto waarin
airbags ondergebracht zijn, zoals het
stuurwielkussen en de bekleding van
de voor- en achterstijlen,
beschadigd of gescheurd zijn, laat
deze dan vervangen door een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
Wijzigingen aan en afvoeren van
onderdelen van het airbagsysteem
Voer uw auto niet af en voer geen van
onderstaande veranderingen uit
zonder eerst een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige te raadplegen. De airbags
kunnen defect raken of per ongeluk
worden geactiveerd, wat dodelijk of
ernstig letsel tot gevolg kan hebben.
• Plaatsen, verwijderen, demonteren
en repareren van de airbags
WAARSCHUWING!(Vervolg)
•Reparatie, aanpassing, verwijdering of
vervanging van stuurwiel, instrumen-
tenpaneel, dashboard, stoelen of
stoelbekleding, voor-, midden- en
achterstijlen, dakzijrails, voorpor-
tierpanelen, voorportierbekleding of
luidsprekers in de voorportieren
•Aanpassing van het voorportierpaneel
(bijvoorbeeld een gat erin maken)
• Reparaties of wijzigingen aan het
voorspatbord, de voorbumper of de
zijkant van het
passagierscompartiment
• Plaatsen van een bullbar,
sneeuwploeg of lier
• Wijzigingen aan de wielophanging
van de auto
• Plaatsen van elektronische
apparatuur als een mobiele
tweewegradio (zend-/
ontvanginstallatie) of CD-speler
Als de SRS-airbags worden geactiveerd
• U kunt lichte schaafplekken,
brandwonden, kneuzingen, e.d.
oplopen als gevolg van de zeer hoge
snelheid waarmee de airbags worden
geactiveerd door hete gassen.
• Er is een luide knal hoorbaar en er
komt wit poeder vrij.
• Gedurende enkele minuten na het
activeren van de airbags kunnen de
onderdelen van de airbagmodule
(stuurwielnaaf, afdekkap airbag en
ontstekingsmechanisme) evenals de
voorstoelen, delen van de voor- en
achterstijlen en de daklijstbekleding
nog heet zijn. De airbag zelf kan ook
heet zijn.
• De voorruit kan barsten.
• Het hybridesysteem wordt uitgezet en
de brandstoftoevoer naar de motor
wordt gestopt. (→Blz. 66)
• De alarmknipperlichten worden
automatisch ingeschakeld.
(→Blz. 430)
1 .1 Voor een veilig gebruik
31
1
Veiligheid en beveiliging
Page 34 of 554

Voorwaarden voor activering van de
airbags (airbags voor)
• De airbags voor worden geactiveerd
als een bepaalde drempelwaarde
wordt overschreden (vergelijkbaar
met een frontale aanrijding met een
snelheid van ongeveer 20 - 30 km/h
tegen een muur die niet kan bewegen
of vervormen).
Deze drempelsnelheid kan in de
volgende situaties echter veel hoger
liggen:
– Wanneer de auto iets raakt dat kan
bewegen en/of vervormen, zoals
een geparkeerde auto of
lantaarnpaal
– Wanneer de auto betrokken raakt bij
een ongeval waarbij de neus van de
auto onder een vrachtwagen
terechtkomt
• Afhankelijk van het type aanrijding
worden mogelijk alleen de
gordelspanners geactiveerd.
Voorwaarden voor activering van de
SRS-airbags (SRS side airbags en
curtain airbags)
• De side airbags en curtain airbags
worden geactiveerd als een bepaalde
drempelwaarde wordt overschreden
(vergelijkbaar met ter plaatse van het
passagierscompartiment aangereden
worden met een snelheid van
ongeveer 20 - 30 km/h door een
ongeveer 1.500 kg wegend voertuig,
komend vanuit een richting die haaks
staat op de positie van de auto).
• Beide curtain airbags worden mogelijk
ook geactiveerd bij een zware frontale
aanrijding.
Omstandigheden waarbij de airbags
geactiveerd kunnen worden, anders
dan bij een aanrijding
De airbags voor en de curtain airbags
kunnen ook geactiveerd worden bij
zware stoten tegen de onderkant van de
auto. Zie de afbeelding voor een aantal
voorbeelden.• Raken van een stoeprand of een ander
hard voorwerp
• In of over een diepe kuil rijden
• Hard neerkomen
Soorten aanrijdingen waarbij de airbags
soms niet geactiveerd worden (airbags
voor)
De airbags voor worden over het
algemeen niet geactiveerd bij aanrijdingen
van opzij of van achteren, als de auto over
de kop slaat of bij een frontale aanrijding
op lage snelheid. Maar wanneer een
aanrijding voldoende voorwaartse
deceleratie veroorzaakt, worden de
airbags voor mogelijk geactiveerd.
• Aanrijding van opzij
• Aanrijding van achteren
• Over de kop slaan
1 .1 Voor een veilig gebruik
32
Page 35 of 554

Soorten aanrijdingen waarbij de side
airbags en de curtain airbags mogelijk
niet worden geactiveerd
De side airbags en curtain airbags treden
mogelijk niet in werking bij aanrijdingen
van opzij onder een bepaalde hoek of bij
aanrijdingen van opzij waarbij het
passagierscompartiment niet wordt
geraakt.
• Aanrijding van opzij waarbij het
passagierscompartiment niet wordt
geraakt
• Aanrijding van opzij onder een hoek
De side airbags treden over het
algemeen niet in werking bij
aanrijdingen van voren of van achteren,
als de auto over de kop slaat of bij een
aanrijding van opzij op lage snelheid.
• Aanrijding van voren
• Aanrijding van achteren
• Over de kop slaan
De curtain airbags treden over het
algemeen niet in werking bij
aanrijdingen van achteren, als de auto
over de kop slaat of bij een aanrijdingvan opzij of bij een frontale aanrijding op
lage snelheid.
• Aanrijding van achteren
• Over de kop slaan
Wanneer moet u contact opnemen met
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige
In de volgende gevallen zal controle
en/of reparatie van de auto nodig zijn.
Neem zo snel mogelijk contact op met
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
• Nadat een of meer airbags zijn
geactiveerd.
• De voorzijde van de auto is
beschadigd of vervormd of de auto
was betrokken bij een ongeval dat niet
van zodanige aard was dat de airbags
vóór werden geactiveerd.
1 .1 Voor een veilig gebruik
33
1
Veiligheid en beveiliging
Page 36 of 554

• Bij beschadiging of vervorming van
een gedeelte van een portier of het
omliggende gebied, wanneer er een
gat in is gemaakt of bij een ongeval
dat niet van zodanige aard was dat de
side airbags en curtain airbags werden
geactiveerd.
Bij krassen, scheuren of andere bescha-
digingen aan het stuurwielkussen of het
dashboard bij de voorpassagiersairbag
of het onderste gedeelte van het instru-
mentenpaneel aan bestuurderszijde.
• Bij krassen, scheuren of andere
beschadigingen aan de zijkant van de
leuning van een voorstoel met een
side airbag.• Bij krassen, scheuren of andere
beschadigingen in het deel van de
voor- en achterstijl en de
daklijstbekleding met de curtain
airbags.
1.1.5 Belangrijke
voorzorgsmaatregelen in verband
met uitlaatgassen
Uitlaatgassen bevatten stoffen die
schadelijk zijn bij inademing.
WAARSCHUWING!
Uitlaatgassen bevatten het schadelijke
koolmonoxide (CO). Dit is een kleurloos
en reukloos gas. Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Als u
deze voorzorgsmaatregelen niet in acht
neemt, kunnen er uitlaatgassen in de
auto terechtkomen waardoor de
bestuurder duizelig kan worden en een
ongeval kan veroorzaken, of wat kan
leiden tot de dood of zeer schadelijk kan
zijn voor de gezondheid.
Belangrijke punten tijdens het rijden
• Zorg ervoor dat de achterklep
gesloten is.
• Als u uitlaatgassen ruikt in de auto,
zelfs als de achterklep gesloten is,
moet u de ruiten openzetten en de
auto zo snel mogelijk laten nakijken
door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
1 .1 Voor een veilig gebruik
34
Page 37 of 554

WAARSCHUWING!(Vervolg)
Tijdens het parkeren
• Als de auto zich in een slecht
geventileerde omgeving of een
afgesloten ruimte bevindt, zoals een
garage, moet u het hybridesysteem
uitschakelen.
•
Laat bij stilstaande auto het
hybridesysteem niet langdurig
ingeschakeld. Als dat niet anders kan,
parkeer de auto dan op een open plek
en zorg ervoor dat er geen
uitlaatgassen in het interieur terecht
kunnen komen.
• Laat het hybridesysteem niet draaien
op een plaats waar sneeuw de afvoer
van de uitlaatgassen zou kunnen
hinderen. Als sneeuw de afvoer van
uitlaatgassen hindert wanneer het
hybridesysteem in werking is,
kunnen er uitlaatgassen in de auto
terechtkomen.
Uitlaatpijp
Het uitlaatsysteem dient regelmatig te
worden gecontroleerd. Laat uw auto
nakijken en repareren door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige bij gaten of
scheuren als gevolg van corrosie of
beschadigingen aan verbindingsstukken,
of bij een abnormaal geluid aan het
uitlaatsysteem.
1.2
Veiligheidsvoorzieningen
voor kinderen
1.2.1 Handmatig in-/
uitschakelsysteem airbag
Met dit systeem kan de
voorpassagiersairbag worden
uitgeschakeld. Schakel deze airbag
alleen uit als er een baby- of kinderzitje
op de voorpassagiersstoel gebruikt
wordt.
1Controlelampje PASSENGER AIR BAG
Het controlelampje ON gaat branden
als het airbagsysteem is ingeschakeld
en gaat na ongeveer 60 seconden uit
(alleen als het contact AAN staat).
2Aan/uit-schakelaar airbag
Airbags voor voorpassagier
uitschakelen
Steek de mechanische sleutel in de
slotcilinder en zet de slotcilinder in stand
OFF.
Het controlelampje OFF gaat branden
(alleen als het contact AAN staat).
1 .1 Voor een veilig gebruik
35
1
Veiligheid en beveiliging
Page 38 of 554

Informatie over controlelampje
PASSENGER AIR BAG
Als een van de onderstaande problemen
optreedt, is er mogelijk een storing in het
systeem aanwezig. Laat de auto nakijken
door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
• Het controlelampje OFF gaat niet
branden als de aan/uit-schakelaar van
de airbag in stand OFF wordt gezet.
• Het controlelampje reageert niet
wanneer de aan/uit-schakelaar van de
airbag van ON naar OFF wordt gezet.
WAARSCHUWING!
Als er een baby- of kinderzitje wordt
geplaatst
Plaats vanwege veiligheidsredenen het
baby- of kinderzitje altijd achterin. Als
de achterstoel niet kan worden
gebruikt, mag de voorstoel worden
gebruikt zo lang de aan/uit-schakelaar
van de airbag in stand OFF wordt gezet.
Als de airbag niet handmatig is
uitgeschakeld, kan de kracht die met
het activeren (opblazen) van de airbag
gepaard gaat, dodelijk of ernstig letsel
veroorzaken.
Als er geen baby- of kinderzitje op de
voorpassagiersstoel is geplaatst
Controleer of de aan/uit-schakelaar
van de airbag in stand ON staat. Als de
schakelaar in stand OFF staat, zal de
airbag bij een ongeval niet worden
geactiveerd, waardoor dodelijk of
ernstig letsel kan ontstaan.
1.2.2 Rijden met kinderen in de
auto
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht als er
kinderen in de auto aanwezig zijn.
Gebruik een passend baby- of
kinderzitje tot het kind groot genoeg is
om de veiligheidsgordel van de auto op
de juiste wijze te dragen.
• Het wordt aangeraden om kinderen
op de achterstoelen te vervoeren om
te voorkomen dat ze per ongeluk
tegen onderdelen zoals de
selectiehendel en de
ruitenwisserschakelaar aan komen.
• Gebruik het kinderslot van het
achterportier of de
blokkeerschakelaar van de
ruitbediening om te voorkomen dat
kinderen het portier openen tijdens
het rijden of per ongeluk de elektrisch
bedienbare ruit bedienen. (→Blz. 189,
blz. 207)
• Laat kleine kinderen geen onderdelen
bedienen waarbij lichaamsdelen vast
kunnen komen te zitten of bekneld
kunnen raken, zoals de elektrisch
bedienbare ruiten, de motorkap, de
achterklep en de stoelen.
WAARSCHUWING!
Laat kinderen nooit alleen in de auto
achter en laat ze nooit met de sleutel
spelen.
Kinderen zouden de auto kunnen
starten of de neutraalstand kunnen
inschakelen. Daarnaast kunnen
kinderen letsel oplopen als ze met de
zijruiten of andere systemen in de auto
spelen. Verder kan de temperatuur in
de auto zo hoog oplopen of zo ver dalen
dat dat kinderen fataal kan worden.
1 .2 Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
36
Page 39 of 554

1.2.3 Baby- en kinderzitjes
Voordat u een baby- of kinderzitje in de
auto plaatst, zijn er
voorzorgsmaatregelen die u in acht
moet nemen, verschillende soorten
baby- en kinderzitjes en verschillende
plaatsingsmethoden, enz. Deze staan
beschreven in deze handleiding.
• Gebruik een baby- of kinderzitje
wanneer er een klein kind in de auto
meerijdt dat nog niet op de juiste
wijze gebruik kan maken van een
veiligheidsgordel. Plaats voor de
veiligheid van het kind het baby- of
kinderzitje op een achterstoel. Zorg
ervoor dat u de plaatsingsmethode
opvolgt die in de handleiding van het
baby- of kinderzitje staat.
• Wij raden het gebruik van een
origineel baby- of kinderzitje van
Toyota aan, aangezien deze in het
gebruik veiliger is in deze auto. De
originele baby- of kinderzitjes van
Toyota zijn speciaal gemaakt voor
auto's van Toyota. U kunt ze kopen bij
een Toyota-dealer.
Inhoudsopgave
Punten om rekening mee te houden
blz. 37
Bij gebruik van een baby- of kinderzitje
blz. 38
Geschiktheid baby- en kinderzitjes voor
elke zitpositie blz. 40
Plaatsingsmethode baby- of kinderzitje
blz. 45
• Vastgezet met een veiligheidsgordel
blz. 46
• Vastgezet met een onderste
ISOfix-bevestigingspunt blz. 47
• Met een bevestigingspunt voor de
bovenste gordel blz. 48Punten om rekening mee te houden
• Geef prioriteit aan de
waarschuwingen en neem deze in
acht. Houd u daarnaast ook aan de
wetgeving en voorschriften met
betrekking tot baby- en kinderzitjes.
• Gebruik een baby- of kinderzitje tot
het kind groot genoeg is om de
standaard gemonteerde veiligheid-
sgordel op de juiste wijze te
gebruiken.
• Kies een baby- of kinderzitje dat past
bij de leeftijd en de lengte van het
kind.
• Let erop dat niet alle baby- of
kinderzitjes in alle auto's kunnen
worden gemonteerd. Controleer,
voordat u een baby- of kinderzitje
koopt of gebruikt, of het zitje geschikt
is voor de stoelposities. (→Blz. 40)
WAARSCHUWING!
Wanneer er een kind in de auto
meerijdt
Neem de volgende voorzorgsmaatrege-
len in acht. Het niet in acht nemen van de
voorzorgsmaatregelen kan dodelijk of
ernstig letsel tot gevolg hebben.
• Voor de meest effectieve
bescherming van een kind tijdens
een ongeval of bij hard remmen moet
een kind goed vastzitten, met een
veiligheidsgordel of een baby- of
kinderzitje dat op de juiste wijze is
geplaatst. Raadpleeg voor informatie
over het plaatsen de bij het baby- of
kinderzitje bijgesloten handleiding.
In deze handleiding vindt u algemene
aanwijzingen met betrekking tot het
plaatsen.
• Toyota adviseert met klem gebruik te
maken van een geschikt zitje dat past
bij het gewicht en de lengte van het
kind en dat op de achterstoel is
geplaatst. In ongevallenstatistieken
is aangetoond dat kinderen minder
verwondingen oplopen als zij op de
1 .2 Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
37
1
Veiligheid en beveiliging
Page 40 of 554

WAARSCHUWING!(Vervolg)
achterstoelen op de juiste wijze
vastzitten dan als zij op de voorstoel
zitten.
• Het vasthouden van een kind in de
armen is geen vervanging voor een
baby- of kinderzitje. Bij een ongeval
kan een kind dan de voorruit raken of
klem komen te zitten tussen degene
die het kind vasthoudt en delen van
het interieur.
Behandelen van baby- en kinderzitjes
Als het baby- of kinderzitje niet goed
wordt vastgezet, kan het kind of een
andere passagier bij plotseling
remmen, een uitwijkmanoeuvre of een
aanrijding ernstig of zelfs dodelijk
letsel oplopen.
• Als de auto een hevige impact te
verduren krijgt, bijvoorbeeld als
gevolg van een ongeval, kan er
schade ontstaan aan het baby- of
kinderzitje die niet direct zichtbaar
is. Gebruik het baby- of kinderzitje in
dergelijke gevallen niet meer.
• Afhankelijk van het baby- of
kinderzitje kan het zijn dat dit
moeilijk of onmogelijk kan worden
geplaatst. Controleer in dergelijke
gevallen of het baby- of kinderzitje
geschikt is voor plaatsing in de auto
(→blz. 40). Houdt u zich bij het
plaatsen en gebruik aan de
voorschriften voor het vastzetten
van het zitje in deze handleiding en
de handleiding van het baby- of
kinderzitje. Lees deze voorschriften
zorgvuldig.
• Laat het zitje goed vastzitten op de
stoel, zelfs als het niet wordt
gebruikt. Plaats het baby- of
kinderzitje niet los in het
passagierscompartiment.
• Als het zitje moet worden
losgemaakt, verwijder het dan uit de
auto of berg het veilig op in de
bagageruimte.Bij gebruik van een baby- of kinderzitje
Als er een baby- of kinderzitje wordt
geplaatst op de voorpassagiersstoel
Plaats voor de veiligheid van het kind een
baby- of kinderzitje op een achterstoel.
Als het plaatsen van een zitje op de
voorpassagiersstoel onvermijdelijk is, stel
dan de stoel als volgt af en plaats het
baby- of kinderzitje:
• Zet de rugleuning zo veel mogelijk
rechtop.
Indien er bij het plaatsen van een in de
rijrichting geplaatst kinderzitje een
opening aanwezig is tussen het
kinderzitje en de rugleuning, stel de
rugleuning dan af totdat het zitje en de
rugleuning goed contact maken.
• Schuif de voorstoel helemaal naar
achteren.
• Verwijder indien mogelijk de
hoofdsteun indien deze de plaatsing
van het baby- of kinderzitje hindert.
Zet anders de hoofdsteun in de
hoogste stand.
WAARSCHUWING!
Bij gebruik van een baby- of
kinderzitje
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Het niet
in acht nemen van de
voorzorgsmaatregelen kan dodelijk of
ernstig letsel tot gevolg hebben.
1 .2 Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
38