Page 105 of 554

OPMERKING
Voorzorgsmaatregelen bij het omgaan
met de laadkabel
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Het niet
in acht nemen van deze
voorzorgsmaatregelen kan schade aan
de laadkabel en het laadcontact tot
gevolg hebben.
• Steek de laadstekker recht in hetlaadcontact.
• Oefen na het aansluiten van de laadstekker geen overmatige kracht
uit op de stekker en verdraai hem ook
niet. Leun niet op de stekker en hang
er ook geen voorwerpen aan.
• Trap niet op en struikel niet over de laadkabel.
• Controleer voor het verwijderen van de laadstekker of hij ontgrendeld is.
(→Blz. 108)
• Berg de laadkabel na het verwijderen direct op zijn oorspronkelijke positie
op.
• Plaats na het verwijderen van de laadstekker de dop van het
laadcontact.
OPMERKING
Ventilatieopeningen ingebouwde
tractiebatterijlader
De roosters onder de achterstoelen zijn
de ventilatieopeningen voor de
koellucht voor de ingebouwde
tractiebatterijlader die zich onder de
achterstoelen bevindt.
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen met betrekking
tot de ventilatieopeningen in acht. Het
niet in acht nemen van deze
voorzorgsmaatregelen kan een storing
in de laaduitrusting tot gevolg hebben.
OPMERKING(Vervolg)
• Blokkeer de ventilatieopeningen niet met stoelhoezen of bagage
• Reinig de ventilatieopeningen met een stofzuiger als ze verstopt zijn
• Zorg dat er geen water of vuil in de ventilatieopeningen terechtkomt
• Mors geen grote hoeveelheden water in de buurt van de
ventilatieopeningen. Laat de auto
nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige als er water
gemorst is en laad voor de controle
het batterijpakket (tractiebatterij)
niet op.
2.2.8 Procedure voor het laden
In dit hoofdstuk wordt de procedure
behandeld voor het laden van het
batterijpakket (tractiebatterij) met de
meegeleverde laadkabel. Volg de
gebruiksinstructies bij het laden via
een laadstation.
Controleer voor het laden of “Charge
Now” (nu laden) aangezet is als er een
laadschema is opgeslagen. (→Blz. 117)
Controleer voorafgaand aan het laden
het volgende →
Blz. 101
Tijdens het laden 1. Leg de laadkabel klaar.
2.2 Laden
103
2
Plug-in hybridesysteem
Page 106 of 554

Houd de stekker
goed vast en steek
hem stevig in de contactdoos.
Als u een op afstand bedienbare
schakelaar hebt, schakel die dan in.
Controleer of het controlelampje
Power van het CCID (Charging Circuit
Interrupting Device,
onderbrekingsapparaat laadsysteem)
brandt. (Raadpleeg blz. 254 als het
niet brandt.)
Hang het CCID (Charging Circuit
Interrupting Device,
onderbrekingsapparaat laadsysteem)
met bijvoorbeeld een snoer aan een
haak of iets dergelijks wanneer de
fitting en stekker wordt belast als
gevolg van de installatiehoogte van
de fitting.
Het CCID (Charging Circuit
Interrupting Device,
onderbrekingsapparaat laadsysteem)
kan worden opgehangen met behulp
van de opening aan de achterkant.
Bevestig het CCID (Charging Circuit
Interrupting Device,
onderbrekingsapparaat laadsysteem)
niet aan de wand met schroeven.Verwijder de kap van de laadstekker
en sluit vervolgens de laadstekker aan
op de lader.
Zorg er bij het aansluiten van de
laadstekker op de lader voor dat de
identificatiesymbolen hetzelfde zijn.
Houd de laadstekker goed vast en
steek hem stevig in de lader.
Volg de instructies van de lader voor
details over het aansluiten van de
laadkabel en het starten van het
laden.
Afhankelijk van de lader kan het nodig
zijn toestemming te krijgen voor het
gebruik ervan. Zie de informatie voor
de lader voor meer informatie.
3. Open de klep van de laadaansluiting. (→Blz. 74)
2.2 Laden
104 Bij gebruik
van de laadkabel Mode 3
(indien aanwezig) 2. Bij gebruik
van de laadkabel Mode 2
Page 107 of 554

De verlichting van het laadcontact
gaat branden.
4. Verwijder de kap van het laadcontact en zet hem vast zoals aangegeven in
de afbeelding.
5. Verwijder de beschermkap van de laadstekker en zet hem vast op de
kabel.
In de afbeelding wordt een laadkabel
Mode 2 als voorbeeld getoond. 6. Houd de laadstekker goed vast en steek
hem stevig en volledig in het
laadcontact.
Zorg er bij het aansluiten van de
laadstekker op het laadcontact voor dat
de identificatiesymbolen hetzelfde zijn.
Als de laadstekker rechtstandig zo ver
mogelijk in de aansluiting wordt
gestoken, wordt hij automatisch
vergrendeld.
Controleer of de laadindicator gaat
branden. Als de laadindicator niet gaat
branden, is de laadstekker niet
vergrendeld.
*
Verwijder de laadstekker
en plaats hem opnieuw als hij niet
vergrendeld is.
Nadat de laadstekker is
ontgrendeld,
kan de laadstekker niet worden
ontgrendeld door het indrukken van de
vergrendeltoets van de laadstekker
wanneer de elektronische sleutel zich
niet in het detectiegebied van de klep
van de laadaansluiting bevindt.
(→Blz. 194)
*: Als de laadstekker niet goed naar
binnen gestoken is, zal de
vergrendelingsprocedure een paar keer
2.2 Laden
105
2
Plug-in hybridesysteem
worden uitgevoerd.
Page 108 of 554

Als de laadindicator knippert nadat de
laadstekker aangesloten is:
Er is een laadschema opgeslagen
(→blz. 111). Draag een elektronische
sleutel bij u en druk op de vergrendeltoets
voor de laadstekker om de laadstekker te
ontgrendelen.
Verwijder de laadstekker tijdelijk en sluit
hem na ongeveer 5 seconden weer aan.
(→Blz. 106)
Als het waarschuwingslampje storing van
het CCID (Charging Circuit Interrupting
Device, onderbrekingsapparaat
laadsysteem) tijdens het laden knippert,
raadpleeg dan blz. 80 en volg de juiste
procedure.
De laadindicator dooft zodra het laden is
voltooid.
Tijdens het laden
• Het oppervlak van het CCID (ChargingCircuit Interrupting Device,
onderbrekingsapparaat laadsysteem)
kan heet worden. Dit is normaal en
duidt niet op een storing. (Bij gebruik
van de laadkabel Mode 2.)
• Afhankelijk van de radiogolven kan er ruis hoorbaar zijn op de radio.
• De huidige ladingstoestand en de geschatte tijd tot het laden voltooid is,
kunnen worden bekeken op het
multi-informatiedisplay. (→Blz. 100)
• De lampjes van de statusindicator van het batterijpakket (tractiebatterij)branden en knipperen, en veranderen
van status al naargelang de mate van
lading. (→Blz. 75) Als de laadindicator knippert na het
aansluiten van de laadkabel
Er is een laadschema (→blz. 111)
geregistreerd en het laden kan niet
worden uitgevoerd. Om het laden
middels het laadschema uit te schakelen
en te beginnen met laden moet een van
de onderstaande procedures worden
uitgevoerd.
• Zet “Charge Now” (nu opladen) aan
(→blz. 117)
• Verwijder de laadstekker en sluit hem binnen 5 seconden weer aan terwijl de
laadindicator knippert
Als de laadstekker niet in het
laadcontact kan worden gestoken
→Blz. 90
Na het laden
Volg bij het verwijderen altijd
onderstaande procedures om een
elektrische schok te voorkomen.
1. Draag een elektronische sleutel bij u en druk op de vergrendeltoets voor de
laadstekker om de laadstekker te
ontgrendelen.
De laadstekker wordt ontgrendeld
door het Smart Lid-systeem en het
vergrendelsysteem van de
laadstekker.
2.2 Laden
106
Page 109 of 554

Als de laadstekker tijdens het laden
(terwijl de laadindicator brandt) wordt
ontgrendeld, wordt het laden
onderbroken.
Als u een elektronische sleutel bij u
draagt en in de buurt komt van het
laadcontact, zal de verlichting van het
laadcontact gaan branden.
2. Houd de laadstekker goed vast en trek
hem naar u toe.
3. Plaats de afdekkap op de laadstekker.
4. Plaats de kap op het laadcontact en
sluit de klep van de laadaansluiting.5.Bij gebruik van de laadkabel Mode 2
Verwijder de stekker uit de
contactdoos wanneer de
laaduitrusting gedurende langere tijd
niet wordt gebruikt.
Houd de stekker vast wanneer u hem
verwijdert.
Berg de kabel meteen op nadat u hem
hebt losgenomen. (→Blz. 111)
Als u de stekker in de contactdoos laat
zitten, controleer de stekker en de
laadstekker dan eens per maand op
vuil en stof.
Bij gebruik van de laadkabel Mode 3
(indien aanwezig)
Plaats na het verwijderen van de
laadstekker uit het laadapparaat de
kap op de laadstekker.
Houd de laadstekker vast wanneer u
hem verwijdert.
Berg de kabel meteen op nadat u hem
hebt losgenomen. (→Blz. 111)
Laadtijd
→Blz. 95
2.2 Laden
107
2
Plug-in hybridesysteem
Page 110 of 554

Veiligheidsfunctie
Het laden wordt niet gestart als de
laadstekker niet vergrendeld is. Als de
laadindicator niet gaat branden nadat de
laadstekker aangesloten is, verwijder dan
de stekker en sluit hem opnieuw aan.
Controleer of de laadindicator nu wel
brandt.
Als de buitentemperatuur laag of hoog
is
Het niveau dat wordt weergegeven op
het display met de resterende lading
(→blz. 159) kan iets dalen als het contact
AAN wordt gezet, zelfs als het laden
voltooid is en het batterijpakket
(tractiebatterij) volledig geladen is. Dit
duidt echter niet op een storing.
De laadtijd kan toenemen
→Blz. 96
Tijdens het laden
Als het contact AAN gezet wordt en de
energiemonitor weergegeven wordt,
wordt de laadstekker weergegeven op de
energiemonitor en wordt de stroom van
de elektriciteit tijdens het laden
weergegeven (→blz. 152). Verder wordt,
als de laadstekker vergrendeld is,
weergegeven.
Als de laadkabel niet kan worden
ontgrendeld
→Blz. 91
Bij het verwijderen van de laadstekker
Draag een elektronische sleutel bij u en
druk op de vergrendeltoets voor de
laadstekker. Controleer of de
vergrendeling gedeactiveerd is en trek de
laadstekker naar u toe. Drukstift
Raak, als de klep van de laadaansluiting
open is, de drukstift niet aan. Als hij per
ongeluk wordt aangeraakt, kan de klep
van de laadaansluiting of de vergrende-
ling van de stekker worden geactiveerd.
Als deze per ongeluk worden geactiveerd,
druk dan, terwijl u een elektronische
sleutel bij u draagt of nadat u de portieren
hebt ontgrendeld, op de vergrendeltoets
van de laadstekker om ze te
ontgrendelen.
WAARSCHUWING!
Tijdens laden
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Als u
dat niet doet, kunt u een ongeval
veroorzaken, waardoor dodelijk of
ernstig letsel kan ontstaan.
• Sluit de laadkabel aan op een
voedingsbron die geschikt is voor
het laden. (→Blz. 93)
•
Controleer vóór het laden of het
laadcontact niet vervormd, beschadigd
of gecorrodeerd is en of er geen stof of
andere verontreinigingen zoals
2.2 Laden
108
Page 111 of 554

WAARSCHUWING!(Vervolg)
sneeuw of ijs op zitten. Als er materiaal
op het contact zit, verwijder dit dan
volledig alvorens de laadstekker aan te
sluiten.
• Laadkabel Mode 3: Zorg ervoor dat
het gedeelte rond de aansluitingen
vrij is van vuil en stof voordat u de
laadstekker in de lader steekt. Als er
vuil of stof op zit, verwijder dit dan
volledig voordat u de laadstekker
erin steekt.
• Zorg ervoor dat de aansluitingen van
het laadcontact niet nat worden.
• Zorg ervoor dat de laadkabel, de
stekker en de contactdoos vrij zijn
van verontreinigingen en niet
vervormd of beschadigd zijn.
• Gebruik alleen contactdozen waarin
de stekker goed aangesloten kan
worden.
• Vermijd laden wanneer de laadkabel
is opgerold of gebundeld.
• Het wordt aanbevolen om de
laadkabel tijdens het laden helemaal
af te rollen, omdat de laadkabel
anders oververhit kan raken. Als u de
laadkabel na het laden niet oprolt,
kunt u in de laadkabel verstrikt raken
of erover struikelen.
• Raak de aansluitingen van de
laadstekker en het laadcontact niet
aan met scherpe metalen
voorwerpen (naalden enz.) of de
hand en veroorzaak geen
kortsluiting met vreemde
voorwerpen.
• Als het laden buiten plaatsvindt,
controleer dan of de contactdoos
waterdicht is en voor gebruik
buitenshuis geschikt is. Zorg ervoor
dat de waterdichte kap helemaal
gesloten kan worden. Als de
waterdichte kap niet gesloten kan
worden, plaats dan een waterdichte
kap die wel gesloten kan worden.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Als u tijdens het laden hitte, rook,
geuren, geluiden of andere
afwijkingen constateert, stop dan
onmiddellijk met laden.
• Steek de stekker niet in de
contactdoos als die is
ondergedompeld in water of sneeuw.
• Als er geladen wordt tijdens regen of
sneeuw, verwijder en plaats de
stekker dan niet met natte handen.
Zorg er ook voor dat de contactdoos
en de stekker niet nat worden.
• Laad de auto niet tijdens onweer.
• Zorg ervoor dat de laadkabel, de
stekker, de laadstekker en het CCID
(Charging Circuit Interrupting
Device, onderbrekingsapparaat
laadsysteem) niet onder een wiel
zitten.
• Steek de stekker goed in de
contactdoos.
• Gebruik geen verlengkabel of
verloopstekker.
WAARSCHUWING!
• Controleer, nadat u de laadkabel hebt
aangesloten, of deze niet ergens
omheen gewikkeld is.
• Als het controlelampje Power niet
gaat branden nadat de laadkabel in
het laadcontact is gestoken, haal
hem er dan onmiddellijk uit.
Als het waarschuwingslampje storing van
het CCID (Charging Circuit Interrupting
Device, onderbrekingsapparaat
laadsysteem) tijdens het laden gaat
branden of knipperen
Er kan een lekspanning zijn in het
voedingscircuit of er kan een storing
aanwezig zijn in het CCID (Charging
Circuit Interrupting Device, onderbre-
kingsapparaat laadsysteem). Zie
blz. 80
en volg de correctieprocedure. Als het
waarschuwingslampje storing niet
uitgaat na het uitvoeren van de
2.2 Laden
109
2
Plug-in hybridesysteem
Page 112 of 554

WAARSCHUWING!(Vervolg)
correctieprocedure, stop dan onmid-
dellijk met laden, verwijder de laadka-
bel en neem contact op met een
erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige. Doorgaan met het laden
van de auto kan leiden tot onvoorziene
ongevallen of ernstig letsel.
Na het laden
Verwijder de stekker wanneer u die
gedurende langere tijd niet gebruikt. Er
kan zich vuil en stof ophopen rond de
stekker of de contactdoos, wat kan
leiden tot een storing of brand, met
dodelijk of ernstig letsel tot gevolg.
Ingebouwde tractiebatterijlader
De ingebouwde tractiebatterijlader
bevindt zich onder de achterstoelen.
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen met betrekking
tot de ingebouwde tractiebatterijlader
in acht. Het niet in acht nemen van
deze voorzorgsmaatregelen kan
dodelijk of ernstig letsel, zoals
verbrandingen en elektrische
schokken, tot gevolg hebben.
• De ingebouwde tractiebatterijlader is
heet tijdens het laden. Raak de
ingebouwde tractiebatterijlader niet
aan omdat u hierdoor brandwonden
kunt oplopen.
• Haal de ingebouwde
tractiebatterijlader niet uit elkaar en
repareer of modificeer hem niet.
Neem contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige als de
ingebouwde tractiebatterijlader
gerepareerd moet worden.
Laadcontact
Haal het laadcontact niet uit elkaar en
repareer of modificeer het niet. Als u
dat wel doet, kan dat leiden tot
ongevallen of ernstig letsel. Neem
contact op met een erkende
WAARSCHUWING!(Vervolg)
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige als het laadcontact
gerepareerd moet worden.
OPMERKING
Bij gebruik van de laadkabel en
bijbehorende onderdelen
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht om
schade aan de laadkabel en
bijbehorende onderdelen te voorkomen.
• Als het laden wordt onderbroken of
afgebroken, verwijder dan de
laadstekker voordat u de stekker
verwijdert.
• Controleer bij het verwijderen van de
laadkabel of de laadstekker
ontgrendeld is.
• Trek niet met kracht aan de
stekkerkap en de kap van het
laadcontact.
• Stel de laadstekker tijdens het laden
niet bloot aan trillingen. Hierdoor zou
het laden onderbroken kunnen
worden.
• Steek niets anders naar binnen dan de
laadstekker.
• Houd de stekker goed vast bij het huis
tijdens het in de contactdoos steken
en uit de contactdoos verwijderen van
de stekker.
• Beschadig de kap van het laadcontact
niet met een scherp voorwerp.
• Trek niet met kracht aan de laadkabel
als deze ergens klem of in de knoop
zit. Als de kabel in de knoop zit, haal
hem dan uit de knoop alvorens hem te
gebruiken.
• Gebruik voor het laden via een extern
apparaat de bij de auto geleverde
laadkabel.
2.2 Laden
110