Page 209 of 554

Door de schakelaar te bedienen bewegen
de zijruiten als volgt:
1Sluiten
2One-touch sluiten*
3Openen
4One-touch openen*
*:De zijruit stopt in een tussenstand door
de schakelaar in de andere richting te
bewegen.
Blokkeerschakelaar ruitbediening
Druk de schakelaar in om de ruit van het
passagiersportier te blokkeren.
Het controlelampje gaat branden.
Gebruik deze schakelaar om te
voorkomen dat kinderen per ongeluk een
passagiersruit openen of sluiten.
De elektrisch bedienbare ruiten kunnen
bediend worden als
Het contact staat AAN.Bedienen van de elektrisch bedienbare
ruiten nadat het hybridesysteem is
uitgeschakeld
Zelfs nadat het contact in stand ACC of
UIT is gezet, kunnen de elektrisch
bedienbare ruiten nog gedurende
ongeveer 45 seconden worden bediend.
Ze kunnen echter niet meer worden
bediend zodra een van de voorportieren
is geopend.
Klembeveiliging
Als tijdens het sluiten van de zijruit een
object bekneld raakt tussen de zijruit en
het ruitframe, stopt de beweging van de
zijruit en wordt hij weer iets geopend.
Knelbeveiligingsfunctie
Als tijdens het openen van de zijruit een
object bekneld raakt tussen het portier en
de zijruit, stopt de beweging van de zijruit.
Als de ruit niet kan worden geopend of
gesloten
Wanneer de klembeveiliging of de
knelbeveiliging niet goed werkt en de
zijruit niet kan worden geopend of
gesloten, voer dan de onderstaande
handelingen uit met de schakelaar van de
ruitbediening van dat portier.
• Breng de auto tot stilstand. Zorg
ervoor dat het contact AAN staat en
bedien de schakelaar van de
ruitbediening continu in de one-touch
sluitpositie of de one-touch
openpositie binnen 4 seconden nadat
de klembeveiliging of knelbeveiliging
werd geactiveerd, zodat de zijruit kan
worden geopend en gesloten.
• Als de zijruit ook na het uitvoeren van
bovenstaande handelingen niet kan
worden geopend of gesloten, voer dan
de onderstaande procedure uit voor
initialisatie van de functie.
1. Zet het contact AAN.
2. Houd de schakelaar voor de
ruitbediening omhoog getrokken in
de one-touch sluitpositie en sluit de
zijruit volledig.
4.5 Openen en sluiten van de ruiten
207
4
Bediening van elk onderdeel
Page 210 of 554

3. Laat de schakelaar voor de
ruitbediening even los en houd
vervolgens de schakelaar gedurende
ten minste ongeveer 6 seconden in de
one-touch sluitpositie.
4. Houd de schakelaar van de
ruitbediening ingedrukt in de
one-touch openpositie. Blijf de
schakelaar, nadat de zijruit volledig is
geopend, nog eens ten minste
1 seconde in die positie vasthouden.
5. Laat de schakelaar voor de
ruitbediening even los en houd
vervolgens de schakelaar gedurende
ten minste ongeveer 4 seconden in de
one-touch openpositie.
6. Houd de schakelaar voor de
ruitbediening nogmaals omhoog
getrokken in de one-touch
sluitpositie. Blijf de schakelaar, nadat
de zijruit volledig is gesloten, nog
eens ten minste 1 seconde in die
positie vasthouden.
Herhaal de procedure vanaf het begin als
u de schakelaar hebt losgelaten terwijl de
zijruit nog in beweging was. Als de zijruit
in de tegengestelde richting beweegt en
niet volledig kan worden gesloten of
geopend, laat dan de auto nakijken door
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Aan portierslot gekoppelde werking
ruiten
• De elektrisch bedienbare ruiten
kunnen worden geopend en gesloten
met behulp van de mechanische
sleutel.
*(→Blz. 460)
• De elektrisch bedienbare ruiten
kunnen worden geopend en gesloten
met behulp van de
afstandsbediening.
*(→Blz. 187)
*: Deze instellingen moeten aan de
persoonlijke voorkeur worden
aangepast door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateurof een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Als de 12V-accu wordt losgekoppeld
De blokkeerschakelaar voor de
ruitbediening wordt uitgeschakeld. Druk
indien nodig na het aansluiten van de
12V-accu op de blokkeerschakelaar voor
de ruitbediening.
Waarschuwingsfunctie elektrisch
bedienbare ruit open
De zoemer klinkt en er verschijnt een
melding op het multi-informatiedisplay
op het dashboard wanneer het contact
UIT staat en u het bestuurdersportier
opent terwijl de elektrisch bedienbare
ruiten geopend zijn.
Persoonlijke voorkeursinstellingen
Bepaalde instellingen (bijvoorbeeld de
koppeling aan de portiervergrendeling)
kunnen worden gewijzigd. (Systemen
met mogelijkheden voor persoonlijke
voorkeursinstellingen:→blz. 478)
WAARSCHUWING!
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Het niet
in acht nemen van de
voorzorgsmaatregelen kan dodelijk of
ernstig letsel tot gevolg hebben.
Sluiten van de ruiten
• De bestuurder is verantwoordelijk
voor de bediening van de elektrisch
bedienbare ruiten, ook voor die van
de passagiers. Laat, om onbedoelde
bediening, met name door kinderen,
te voorkomen, de elektrisch
bedienbare ruiten niet door kinderen
bedienen. Het kan gebeuren dat een
lichaamsdeel van een kind of een
andere passagier klem komt te zitten
tussen de elektrisch bedienbare ruit.
Wanneer er een kind in de auto zit,
verdient het aanbeveling om de
blokkeerschakelaar voor de
ruitbediening te gebruiken.
(→Blz. 207)
4.5 Openen en sluiten van de ruiten
208
Page 211 of 554

WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Controleer of geen van de
inzittenden een lichaamsdeel naar
buiten steekt dat bekneld zou
kunnen raken als de zijruit bediend
wordt.
• Wanneer de elektrisch bedienbare
ruiten worden bediend met de
afstandsbediening of mechanische
sleutel, bedien dan de elektrisch
bedienbare ruit nadat u hebt
gecontroleerd of er geen risico is dat
een passagier met een lichaamsdeel
bekneld kan raken tussen de zijruit.
Laat kinderen de zijruit niet
bedienen via de afstandsbediening
of mechanische sleutel. Het kan
gebeuren dat een lichaamsdeel van
een kind of een andere passagier
klem komt te zitten door het
bedienen van de elektrisch
bedienbare ruit.
• Wanneer u uit de auto stapt, zet dan
het contact UIT en neem de sleutel
en het kind met u mee. Anders kan
het kind de auto mogelijk onbedoeld,
uit kattenkwaad, enz. bedienen, wat
tot een ongeval kan leiden.
Klembeveiliging
• Gebruik geen lichaamsdelen om de
klembeveiliging opzettelijk te
activeren.
• De klembeveiliging werkt mogelijk
niet als iets klem komt te zitten als
de zijruit bijna volledig gesloten is.
Zorg ervoor dat er geen
lichaamsdelen klem komen te zitten
tussen de zijruit en de sponning.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
Knelbeveiligingsfunctie
• Steek geen lichaamsdelen of
kledingstukken in de opening om te
proberen of de knelbeveiliging
werkt.
• De knelbeveiliging werkt mogelijk
niet als iets bekneld raakt op het
moment dat de zijruit bijna volledig
geopend is. Zorg ervoor dat er geen
lichaamsdelen of kledingstukken
klem komen te zitten tussen de
zijruit en de sponning.
4.5 Openen en sluiten van de ruiten
209
4
Bediening van elk onderdeel
Page 212 of 554
4.5 Openen en sluiten van de ruiten
210
Page 213 of 554

5.1 Voordat u gaat rijden..........212
5.1.1Rijdenmetdeauto.........212
5.1.2 Lading en bagage.........219
5.1.3 Rijden met een aanhangwagen . .220
5.2Rijprocedures..............220
5.2.1 Startknop.............220
5.2.2 Hybridetransmissie........224
5.2.3 Richtingaanwijzerschakelaar....228
5.2.4 Parkeerrem............229
5.3 Bedienen van verlichting en
ruitenwissers..............229
5.3.1 Lichtschakelaar..........229
5.3.2 AHS
(Adaptive High Beam-systeem) . .231
5.3.3 Schakelaar mistlampen......235
5.3.4 Ruitenwissers en -sproeiers....235
5.4Tanken..................237
5.4.1 Openen van de tankdop......237
5.5 Gebruik van de ondersteunende
systemen................239
5.5.1 Toyota Safety Sense........239
5.5.2 PCS (Pre-Crash Safety-systeem) . .250
5.5.3 LTA (Lane Tracing Assist).....257
5.5.4 RSA (Road Sign Assist).......267
5.5.5 Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik......271
5.5.6 Rijmodusselectieschakelaar....282
5.5.7 Snelheidsbegrenzer........283
5.5.8 BSM (Blind Spot Monitor)
*.....285
5.5.9 Toyota Parking Assist-sensor*...304
5.5.10 Parking Support Brake-functie*.313
5.5.11 S-IPA (Simple Intelligent Parking
Assist-systeem)
*.........320
5.5.12 GPF-systeem (benzineroetfilter) .344
5.5.13 Ondersteunende systemen....344
5.6Rijtips..................348
5.6.1Rijdenindewinter.........348
Rijden5
211
Page 214 of 554

5.1 Voordat u gaat rijden
5.1.1 Rijden met de auto
Volg om veilig te kunnen rijden de
onderstaande procedures:
Voor het starten van het
hybridesysteem
Controleer of de laadkabel is losgenomen.
(→Blz. 460)
Starten van het hybridesysteem
→Blz. 460
Rijden
1. Selecteer met ingetrapt rempedaal
schakelstand D. (→Blz. 460)
Controleer of de
schakelstandindicator D aangeeft.
2. Deactiveer de parkeerrem.
(→Blz. 460)
3. Laat het rempedaal geleidelijk
opkomen en trap langzaam het
gaspedaal in om de auto in beweging
te brengen.
Tot stilstand brengen van de auto
1. Trap, terwijl de selectiehendel in stand
D staat, het rempedaal in.
2. Activeer indien nodig de parkeerrem.
Als de auto gedurende langere tijd
stilstaat, zet dan de selectiehendel in
stand P. (→Blz. 460)
Parkeren van de auto
1. Breng de auto volledig tot stilstand.
2. Activeer de parkeerrem. (→Blz. 460)
3. Selecteer stand P. (→Blz. 460)
Controleer of de
schakelstandindicator P aangeeft.
4. Druk op de startknop om het
hybridesysteem te stoppen.
5. Laat het rempedaal langzaam
opkomen.
6. Vergrendel de portieren nadat u hebt
gecontroleerd of u de elektronische
sleutel bij u hebt.Plaats bij het parkeren op een helling
indien nodig wielblokken.
Wegrijden op een steile helling omhoog
1. Zet met het rempedaal ingetrapt de
auto goed op de parkeerrem en zet de
selectiehendel in stand D.
2. Laat het rempedaal opkomen en trap
het gaspedaal geleidelijk in.
3. Deactiveer de parkeerrem.
Wegrijregeling
Wanneer de onderstaande ongewone
bediening plaatsvindt terwijl het
gaspedaal wordt ingetrapt, wordt het
vermogen van het hybridesysteem
mogelijk beperkt.
• Wanneer de selectiehendel in stand R
*
wordt gezet.
• Wanneer de transmissie vanuit stand
P of R in een andere stand voor
vooruitrijden, zoals stand D
*, wordt
gezet.
Als het systeem ingeschakeld wordt,
verschijnt er een melding op het
multi-informatiedisplay. Lees de
boodschap en volg de instructie op.
*: Afhankelijk van de situatie is het
wellicht niet mogelijk om de transmissie
in een andere stand te zetten.
Als u wegrijdt op een helling omhoog
De Hill Start Assist Control wordt
geactiveerd. (→Blz. 460)
Voor elektriciteits- en
brandstofbesparend rijden
Als u de systeemeigenschappen van de
auto begrijpt, kunt u de functies van het
hybridesysteem optimaal gebruiken.
Houd er verder rekening mee dat
hybrideauto's vergelijkbaar zijn met
conventionele auto's en dat het
belangrijk is dat u niet plotseling
accelereert enz. Zie “Tips voor het rijden
met een plug-in hybrideauto”
(→blz. 460).
5.1 Voordat u gaat rijden
212
Page 215 of 554

Rijden in de regen
•
Rijd voorzichtig als het regent, omdat
het zicht dan minder is, de ruiten besla-
gen kunnen zijn en de weg glad kan zijn.
• Rijd extra voorzichtig wanneer het
begint te regenen, de weg kan dan
immers bijzonder glad zijn.
• Matig uw snelheid bij het rijden in de
regen, tussen band en wegdek kan er
zich dan immers een waterfilm
vormen die het sturen en remmen kan
bemoeilijken.
Beperken van het vermogen van het
hybridesysteem (Brake
Override-systeem)
• Wanneer het gaspedaal en rempedaal
gelijktijdig worden ingetrapt, wordt
het vermogen van het
hybridesysteem mogelijk beperkt.
• Er wordt een waarschuwingsmelding
weergegeven op het multi-
informatiedisplay terwijl het systeem
in werking is. (→Blz. 460)
“ECO Accelerator Guidance”
(begeleiding milieubewust bedienen
gaspedaal) (→blz. 460)
Het is gemakkelijker om
milieuvriendelijk te rijden door te rijden
overeenkomstig het display “ECO
Accelerator Guidance” (begeleiding
milieubewust bedienen gaspedaal). Ook
kunt u door het gebruik van de “ECO
Accelerator Guidance” (begeleiding
milieubewust bedienen gaspedaal) uw
Eco Score eenvoudig verhogen.
• Bij het wegrijden: Trap, terwijl u
binnen het bereik voor begeleiding
milieubewust bedienen gaspedaal
blijft, het gaspedaal geleidelijk in en
accelereer tot aan de gewenste
snelheid. Wanneer wordt voorkomen
dat er overmatig wordt geaccelereerd,
neemt de “Eco-Start”-score toe.
•
Tijdens het rijden: Laat, nadat u de
gewenste snelheid hebt bereikt, het
gaspedaal los en rijd met een constante
snelheid binnen het bereik voorbegeleiding milieubewust bedienen
gaspedaal. Door de auto binnen het
“ECO Accelerator Guidance”-bereik
(begeleiding milieubewust bedienen
gaspedaal) te houden, neemt de
“Eco-Cruise”-score toe.
• Bij het tot stilstand brengen van de
auto: Wanneer u bij het tot stilstand
brengen van de auto het gaspedaal
eerder loslaat, neemt de
“Eco-Stop”-score toe.
Wegrijregeling
Wanneer de TRC wordt uitgeschakeld
(→blz. 460), werkt ook de wegrijregeling
niet. Als het u niet lukt om met behulp
van de wegrijregeling weg te rijden in
modder of op verse sneeuw, deactiveer
dan de TRC (→blz. 460), zodat de auto in
zo'n geval gemakkelijker wegrijdt.
Inrijden van uw nieuwe Toyota
Voor een maximale levensduur van de
auto adviseren wij rekening te houden
met onderstaande aanwijzingen:
• De eerste 300 km: Voorkom plotseling
sterk afremmen.
• De eerste 1.000 km:
– Rijd niet met extreem hoge
snelheden.
– Vermijd plotseling sterk
accelereren.
– Rijd niet langdurig met een
constante snelheid.
Rijden in het buitenland
Zorg ervoor dat uw auto voldoet aan de
in het desbetreffende land geldende
wettelijke voorschriften en controleer of
de juiste brandstof verkrijgbaar is.
(→Blz. 460)
Voor een efficiënt gebruik
•
Selecteer stand D tijdens het rijden. In
stand N werkt de benzinemotor, maar
kan er geen elektriciteit worden opge-
wekt. Het batterijpakket (tractiebatterij)
raakt hierdoor ontladen, zodat onnodig
vermogen van de benzinemotor nodig is
om deze weer op te laden.
5.1 Voordat u gaat rijden
213
5
Rijden
Page 216 of 554

• Rijd zo vloeiend mogelijk. Voorkom
onnodig snel accelereren en hard
remmen. Wanneer geleidelijk wordt
geaccelereerd en gedecelereerd,
worden de voordelen van de
elektromotor (tractiemotor) beter
benut, zodat het brandstofverbruik
van de benzinemotor lager is.
• Voorkom herhaaldelijk accelereren.
Herhaaldelijk accelereren put het
batterijpakket (tractiebatterij) uit
waardoor de auto minder snel
accelereert. Het batterijpakket kan
worden opgeladen door tijdens het
rijden het gaspedaal iets te laten
opkomen.
• Selecteer stand P wanneer de auto
geparkeerd wordt. In stand N wordt
het batterijpakket (tractiebatterij)
niet geladen. Als de transmissie
gedurende langere tijd in stand N blijft
staan, kan het batterijpakket
(tractiebatterij) worden ontladen. Als
het batterijpakket (tractiebatterij)
ontladen is, kan er niet met de auto
gereden worden.
WAARSCHUWING!
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Het niet
in acht nemen van de
voorzorgsmaatregelen kan dodelijk of
ernstig letsel tot gevolg hebben.
Bij het starten van de auto
Houd het rempedaal altijd ingetrapt als
de auto stilstaat en het controlelampje
READY brandt. Dit voorkomt kruipen
van de auto.
Tijdens het rijden
• Zorg ervoor dat u, voordat u wegrijdt,
blindelings het gas- en rempedaal
kunt vinden.
– Als u per ongeluk in plaats van het
rempedaal het gaspedaal intrapt,
zal de auto onverwacht
accelereren, wat een ongeval tot
gevolg kan hebben.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
– Bij het achteruitrijden draait u
wellicht uw lichaam, waardoor het
bedienen van de pedalen moeilijk
wordt. Zorg dat u de pedalen altijd
goed kunt bedienen.
– Zorg dat u altijd in de juiste houding
achter het stuur zit, ook als de auto
maar kort hoeft te rijden. Zo kunt u
het rem- en gaspedaal goed
bedienen.
– Trap het rempedaal met uw
rechtervoet in. Wanneer u het
rempedaal met uw linkervoet
intrapt, kan in een noodgeval uw
reactie vertraagd worden, waardoor
een ongeval kan ontstaan.
• De bestuurder moet extra goed letten
op voetgangers als de auto alleen
wordt aangedreven door de
elektromotor (tractiemotor).
Aangezien er geen motorgeluiden zijn,
kunnen voetgangers de beweging van
de auto misschien onjuist inschatten.
Hoewel uw auto is voorzien van een
waarschuwingssysteem voor een
naderende auto, dient u voorzichtig te
rijden, aangezien voetgangers in de
buurt de auto mogelijk nog steeds niet
opmerken als er veel omgevingsgeluid
is.
• Rijd niet met de auto over licht
ontvlambare materialen zoals
bladeren, papier of doeken en parkeer
de auto ook niet in de buurt van
dergelijke materialen. Het
uitlaatsysteem en de uitlaatgassen
kunnen zeer heet worden. Deze hete
onderdelen kunnen brand
veroorzaken als er licht ontvlambaar
materiaal aanwezig is.
• Schakel het hybridesysteem tijdens
normaal rijden niet uit. Door het
uitschakelen van het hybridesysteem
tijdens het rijden verliest u niet de
controle over het stuurwiel of de
remmen. De stuurbekrachtiging werkt
echter niet meer. Hierdoor zal het
sturen veel zwaarder gaan dan
5.1 Voordat u gaat rijden
214