Page 193 of 554
Openen van de achterklep van buitenaf
Trek de achterklep omhoog terwijl u de
schakelaar achterklep openen ingedrukt
houdt.
Sluiten van de achterklep
Laat de achterklep zakken met behulp
van de achterklepgreep en druk de
achterklep van buitenaf naar beneden om
deze te sluiten.
Let op dat de achterklep bij het sluiten
ervan met de handgreep niet opzij wordt
getrokken.
Bagageruimteverlichting
De bagageruimteverlichting gaat
branden wanneer de achterklep wordt
geopend en de schakelaar van de
bagageruimteverlichting aan is.
1Aan
2Uit
Als het contact UIT wordt gezet, gaat de
verlichting na 20 minuten automatisch
uit.
Indien het openingssysteem van de
achterklep niet werkt
De achterklep kan van binnenuit worden
ontgrendeld.
1. Verwijder het kapje.
Omwikkel het uiteinde van de
schroevendraaier met een doek om
schade te voorkomen.
2. Beweeg de hendel.
4.2 Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
191
4
Bediening van elk onderdeel
Page 194 of 554

WAARSCHUWING!
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Het niet
in acht nemen van de
voorzorgsmaatregelen kan dodelijk of
ernstig letsel tot gevolg hebben.
Voordat u gaat rijden
• Controleer of de achterklep volledig
gesloten is. Als de achterklep niet
volledig is gesloten, kan deze tijdens
het rijden onverwacht opengaan en
objecten raken en kunnen er
voorwerpen of bagage uit de
bagageruimte vallen, waardoor een
ongeval kan ontstaan.
• Laat kinderen niet in de
bagageruimte spelen. Als een kind
per ongeluk in de bagageruimte
wordt opgesloten, kan het bevangen
worden door de hitte of
verwondingen oplopen.
• Laat kinderen de achterklep niet
openen of sluiten. De achterklep kan
mogelijk onverwachts opengaan of
er kan een lichaamsdeel bekneld
raken.
Belangrijke punten tijdens het rijden
• Zorg ervoor dat de achterklep tijdens
het rijden gesloten is. Als de
achterklep open blijft, kan deze
tijdens het rijden voorwerpen raken
of kan er bagage uit de bagageruimte
vallen, waardoor een ongeval kan
ontstaan.
• Sta nooit toe dat er personen in de
bagageruimte meerijden. In het
geval van plotseling remmen, een
uitwijkmanoeuvre of een aanrijding
kunnen ze dodelijk of ernstig letsel
oplopen.
WAARSCHUWING!
Bedienen van de achterklep
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Het niet
in acht nemen van de
voorzorgsmaatregelen kan ertoe leiden
dat lichaamsdelen bekneld raken, met
dodelijk of ernstig letsel tot gevolg.
• Verwijder sneeuw en ijs van de
achterklep voordat u deze opent. Als
u dat niet doet, kan de achterklep na
het openen plotseling weer
dichtvallen.
• Controleer voordat u de achterklep
opent of sluit zorgvuldig of de
omgeving veilig is.
• Zorg er als er iemand dichtbij staat
voor dat deze persoon veilig is en
meld dat u de achterklep gaat
openen of sluiten.
• Wees voorzichtig bij het openen en
sluiten van de achterklep bij sterke
wind, aangezien de achterklep als
gevolg van sterke wind plotseling
kan bewegen.
• Als de achterklep niet helemaal
wordt geopend, kan deze plotseling
dichtvallen. Op een helling is het
moeilijker om de achterklep te
openen of te sluiten dan op een
horizontale ondergrond. Let dus op
dat de achterklep niet plotseling
vanzelf open- of dichtgaat.
Controleer voordat u de
bagageruimte gebruikt of de
achterklep volledig geopend en veilig
is.
4.2 Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
192
Page 195 of 554

WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Let bij het sluiten van de achterklep
goed op dat er geen vingers, enz.
bekneld raken.
• Controleer na het sluiten van de
achterklep altijd of deze goed
gesloten is door er even op te
drukken. Als de achterklepgreep
wordt gebruikt om de achterklep
volledig te sluiten, kunnen uw
handen of armen bekneld raken.
• Trek nooit aan de steun van de
achterklepgasdemper om de
achterklep te sluiten en hang niets
aan de steun van de
achterklepgasdemper. Als dat wel
gebeurt, kunnen uw handen bekneld
raken of kan de steun van de
achterklepgasdemper afbreken,
waardoor een ongeval kan ontstaan.
• Als er op de achterklep een
fietsendrager of een vergelijkbaar
zwaar onderdeel gemonteerd is, kan
de achterklep na het openen
plotseling dichtvallen waardoor
lichaamsdelen bekneld kunnen
raken wat tot letsel kan leiden. Wij
raden u aan om originele
Toyota-onderdelen te gebruiken
wanneer u accessoires op de
achterklep wilt monteren.
OPMERKING
Steunen achterklepgasdempers
De achterklep is voorzien van
gasdempers die de achterklep op zijn
plaats houden.
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Anders
kunnen de achterklepgasdempers
beschadigd raken, waardoor deze niet
meer werken.
• Bevestig nooit stickers, kunststoffolie,
zelfklevende voorwerpen, enz. aan de
gasdemper.
• Raak de binnenpoot van de
gasdemper nooit aan met
handschoenen of andere stoffen
voorwerpen.
• Bevestig alleen originele
Toyota-accessoires aan de
achterklep.
• Plaats nooit uw handen op de
gasdemper en oefen er geen
zijdelingse krachten op uit.
4.2 Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
193
4
Bediening van elk onderdeel
Page 196 of 554

4.2.3 Smart entry-systeem met
startknop
De volgende handelingen kunnen
worden uitgevoerd als u de
elektronische sleutel bij u hebt,
bijvoorbeeld in uw zak. De bestuurder
moet de elektronische sleutel altijd bij
zich hebben.
• Ontgrendelen en vergrendelen van de
portieren (→blz. 187)
• Vergrendelen en ontgrendelen van de
achterklep (→blz. 190)
• Ontgrendelen van de klep van de
laadaansluiting (→blz. 88)
• Ontgrendelen en vergrendelen van de
laadstekker (→blz. 90)
• Starten van het hybridesysteem
(→blz. 220)
Plaats van antenne
1Antennes aan de buitenzijde
2Antennes in het interieur
3Antenne buiten de bagageruimte
4Antenne buiten de klep van de
laadaansluiting
Bereik (gebieden waarin de
elektronische sleutel wordt
gesignaleerd)
Vergrendelen of ontgrendelen van
de portieren
Het systeem werkt als de elektronische
sleutel zich binnen 0,7 m van de voorste
portierhandgreep of de schakelaar
achterklep openen bevindt. (Alleen de
portieren die de sleutel signaleren,
kunnen worden geopend of gesloten.)
Bij het ontgrendelen van de klep
van de laadaansluiting, bij het
vergrendelen en ontgrendelen van de
laadstekker
Het systeem werkt wanneer de
elektronische sleutel zich binnen
ongeveer 0,7m van de klep van de
laadaansluiting bevindt.
Bij het starten van het
hybridesysteem of veranderen van de
standen van het contact
Het systeem werkt als de elektronische
sleutel zich in de auto bevindt.
4.2 Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
194
Page 197 of 554

Alarmfuncties en waarschuwingsmeldingen
Er gaat een alarm af en op het multi-informatiedisplay wordt een waarschuwingsmelding
weergegeven om onverwachte ongevallen of diefstal van de auto te voorkomen als gevolg
van onjuist gebruik. Wanneer er een waarschuwingsmelding wordt weergegeven, neem
dan de juiste maatregelen op basis van de weergegeven melding.
In onderstaande tabel worden de omstandigheden en de correctieprocedures beschreven
in die gevallen waarin alleen een alarm klinkt.
Alarm Situatie Correctieprocedure
Het buiten de auto hoor-
bare alarm klinkt één keer
gedurende 5 secondenEr is geprobeerd de auto te vergren-
delen terwijl er nog een portier ge-
opend was.Sluit alle portieren en
vergrendel ze opnieuw.
Het alarm in de auto klinkt
herhaaldelijkHet contact werd in de stand ACC ge-
zet terwijl het bestuurdersportier ge-
opend was (het bestuurdersportier
werd geopend terwijl het contact in
de stand ACC stond).Zet het contact UIT en
sluit het
bestuurdersportier.
Als op het multi-informatiedisplay
“Smart Entry & Start System
Malfunction See Owner’s Manual”
(Storing in Smart entry-systeem met
startknop; raadpleeg handleiding)
wordt weergegeven
Er is mogelijk een storing in het systeem
aanwezig. Laat de auto onmiddellijk
nakijken door een erkende Toyota-dealer
of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
Energiebesparende functie
De energiebesparende functie wordt
geactiveerd om te voorkomen dat de
batterij van de elektronische sleutel en de
12V-accu leeg raken wanneer de auto
gedurende langere tijd niet wordt
gebruikt.
• In de volgende situaties kan het enige
tijd duren voordat de portieren met
het Smart entry-systeem met
startknop ontgrendeld kunnen
worden.
– De elektronische sleutel bevindt
zich gedurende 10 minuten of
langer op een afstand van ongeveer
2 m van de auto.
– Het Smart entry-systeem met
startknop is gedurende 5 dagen of
langer niet gebruikt.• Als het Smart entry-systeem met
startknop gedurende 14 dagen of
langer niet gebruikt is, kunnen de
portieren alleen via het
bestuurdersportier worden
ontgrendeld. Pak in dat geval de greep
van het bestuurdersportier vast of
gebruik de afstandsbediening of de
mechanische sleutel om de portieren
te ontgrendelen.
Energiebesparende functie voor de
batterij van de elektronische sleutel
Wanneer de energiebespaarmodus is
ingeschakeld, loopt de batterij veel
minder snel leeg omdat de ontvangst
van radiogolven door de elektronische
sleutel wordt gestopt.
4.2 Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
195
4
Bediening van elk onderdeel
Page 198 of 554

Druktwee keer in terwijl uingedrukt houdt. Controleer of het
controlelampje van de elektronische
sleutel 4 keer knippert.
Het Smart entry-systeem met startknop
kan niet worden gebruikt als de
energiebespaarmodus is ingeschakeld.
Druk op een van de toetsen van de
elektronische sleutel om de functie te
annuleren.
Omstandigheden die de werking
kunnen beïnvloeden
Het Smart entry-systeem met startknop,
de afstandsbediening en de
startblokkering maken gebruik van
zwakke radiogolven. In de volgende
situaties kunnen storingen optreden in
de communicatie tussen de
elektronische sleutel en de auto,
waardoor het Smart entry-systeem met
startknop, de afstandsbediening en de
startblokkering mogelijk niet goed
werken: (Oplossingen:→blz. 460)
• Wanneer de batterij van de
elektronische sleutel leeg is
• In de buurt van een televisiezendmast,
elektriciteitscentrale, tankstation,
radiozender, videowall, luchthaven of
andere locatie waar sterke
radiogolven of elektromagnetische
velden aanwezig zijn
• Wanneer de elektronische sleutel
tegen een van de volgende metalen
voorwerpen wordt gehouden of
erdoor wordt bedekt
– Kaarten met aluminiumfolie
– Sigarettenpakjes met
aluminiumfolie erin
– Metalen portemonnees of tassen
– Muntgeld
– Metalen handwarmers
– Media zoals CD's en DVD's
• Als er een andere sleutel met
afstandsbediening (die radiogolven
uitzendt) in de buurt gebruikt wordt
• Als u de elektronische sleutel bij u
draagt samen met de volgende
apparaten die radiogolven uitzenden– Een draagbare radio, mobiele
telefoon, draadloze telefoon of
andere draadloze
communicatiemiddelen
– De elektronische sleutel of een
afstandsbediening van een andere
auto die radiogolven uitzendt
– Computers of pda's
– Digitale audioapparatuur
– Draagbare spelcomputers
• Als een metalen coating of metalen
voorwerpen aan de achterruit zijn
bevestigd
• Wanneer de elektronische sleutel in
de buurt van een batterijlader of
elektronische apparaten wordt
gehouden
Aanwijzing voor de instapfunctie
• Zelfs als de elektronische sleutel zich
binnen het detectiegebied bevindt,
werkt het systeem in de volgende
gevallen mogelijk niet juist:
– De elektronische sleutel bevindt
zich te dicht bij de ruit of
buitenportiergreep, te dicht bij de
grond of te hoog als de portieren
worden vergrendeld of ontgrendeld.
– De elektronische sleutel ligt op het
dashboard, op de vloer of in een
portiervak of het dashboardkastje
wanneer het hybridesysteem wordt
gestart of de stand van het contact
wordt gewijzigd.
• Laat de elektronische sleutel niet
boven op het dashboard of in de buurt
van de portiervakken liggen wanneer
u de auto verlaat. Afhankelijk van de
ontvangst van de radiogolven wordt
door de antenne mogelijk
waargenomen dat de sleutel zich
buiten de auto bevindt en kunnen de
portieren worden vergrendeld vanaf
de buitenzijde, waardoor de
elektronische sleutel mogelijk in de
auto wordt opgesloten.
4.2 Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
196
Page 199 of 554

• Zolang de elektronische sleutel zich
binnen het detectiegebied bevindt,
kunnen de portieren door een
willekeurige persoon worden
ontgrendeld en vergrendeld.
• Zelfs als de elektronische sleutel zich
buiten de auto bevindt, kan het
hybridesysteem mogelijk worden
gestart als de elektronische sleutel
zich in de buurt van de ruit bevindt.
• De portieren worden mogelijk
ontgrendeld als er een grote
hoeveelheid water op de portiergreep
terechtkomt, bijvoorbeeld tijdens een
zware regenbui of in een wasstraat,
wanneer de elektronische sleutel zich
binnen het detectiegebied bevindt.
(De portieren zullen na ongeveer
30 seconden automatisch weer
vergrendeld worden als ze niet
geopend en gesloten worden.)
• Als de afstandsbediening wordt
gebruikt om de portieren te
vergrendelen terwijl de elektronische
sleutel zich in de nabijheid van de auto
bevindt, bestaat de mogelijkheid dat
de portieren niet ontgrendeld worden
door de instapfunctie. (Gebruik de
afstandsbediening om de portieren te
ontgrendelen.)
• Wanneer u de vergrendelsensor
aanraakt terwijl u handschoenen
draagt, kan de reactie van het systeem
trager zijn of worden de portieren
mogelijk niet ontgrendeld. Trek uw
handschoenen uit en raak de
vergrendelsensor opnieuw aan.
• Sommige uitvoeringen: Wanneer de
vergrendelactie is uitgevoerd met de
vergrendelsensor, worden maximaal
tweemaal achter elkaar
identificatiesignalen getoond.
Vervolgens worden geen
identificatiesignalen gegeven.
• Als de portiergreep nat wordt terwijl
de elektronische sleutel zich binnen
het werkzame gebied bevindt, kan het
portier herhaaldelijk wordenvergrendeld en ontgrendeld. Volg in
dit geval de correctieprocedure
hieronder bij het wassen van de auto.
– Plaats de elektronische sleutel op
een afstand van ten minste 2 meter
van de auto. (Zorg ervoor dat de
sleutel niet gestolen wordt.)
– Schakel de batterijspaarmodus voor
de elektronische sleutel in om het
Smart entry-systeem met startknop
uit te schakelen. (→Blz. 195)
• Als de elektronische sleutel zich in de
auto bevindt en een portiergreep
wordt nat tijdens het wassen van de
auto, wordt er mogelijk een melding
weergegeven op het multi-
informatiedisplay en klinkt er een
zoemer buiten de auto. Vergrendel alle
portieren om het alarm uit te
schakelen.
• De vergrendelsensor werkt mogelijk
niet goed wanneer deze in contact
komt met ijs, sneeuw, modder, enz.
Maak de vergrendelsensor schoon en
probeer deze nogmaals te bedienen.
• Bij een plotselinge nadering van het
detectiegebied of de portiergreep kan
het voorkomen dat de portieren niet
ontgrendeld worden. Laat in dat geval
de portiergreep los en controleer of
de portieren worden ontgrendeld
voordat u opnieuw aan de
portiergreep trekt.
• Als er zich een andere elektronische
sleutel binnen het detectiegebied
bevindt, is de reactietijd voor het
ontgrendelen van de portieren nadat
een portiergreep is vastgepakt,
mogelijk langer.
Als er gedurende langere tijd niet met
de auto wordt gereden
• Bewaar, om diefstal van de auto te
voorkomen, de elektronische sleutel
niet binnen een afstand van 2 m van
de auto.
• Het Smart entry-systeem met
startknop kan vooraf worden
uitgeschakeld. (→Blz. 478)
4.2 Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
197
4
Bediening van elk onderdeel
Page 200 of 554

Voor een juiste bediening van het
systeem
Zorg ervoor dat u de elektronische
sleutel bij u hebt als u het systeem
bedient. Houd de elektronische sleutel
niet te dicht bij de auto als u het systeem
van buitenaf bedient.
Afhankelijk van de positie en de conditie
waarin de elektronische sleutel wordt
bewaard, wordt de sleutel mogelijk niet
correct door het systeem gesignaleerd,
waardoor het systeem wellicht niet juist
functioneert. (Het alarm kan per ongeluk
afgaan of de functie die voorkomt dat de
portieren per ongeluk worden
vergrendeld, werkt mogelijk niet.)
Als het Smart entry-systeem met
startknop niet goed werkt
• Vergrendelen en ontgrendelen van de
portieren: Gebruik de mechanische
sleutel. (→Blz. 460)
• Starten van het hybridesysteem:
→blz. 460
Persoonlijke voorkeursinstellingen
Verschillende instellingen (bijv. van het
Smart entry-systeem met startknop)
kunnen worden gewijzigd. (Systemen
met mogelijkheden voor persoonlijke
voorkeursinstellingen:→478)
Als het Smart entry-systeem met
startknop is uitgeschakeld via de
persoonlijke voorkeursinstellingen
• Ontgrendelen en vergrendelen van de
portieren: Gebruik de
afstandsbediening of de mechanische
sleutel. (→Blz. 187, 460)
• Ontgrendelen van de klep van de
laadaansluiting:→blz. 89
• Ontgrendelen en vergrendelen van de
laadstekker:→blz. 91
• Starten van het hybridesysteem en
wijzigen van de standen van het
contact:→blz. 460
• Uitschakelen van het hybridesysteem:
→blz. 221WAARSCHUWING!
Waarschuwing met betrekking tot
beïnvloeding van elektronische
apparatuur
• Mensen met een geïmplanteerde
pacemaker, CRT-pacemaker of
geïmplanteerde hartdefibrillator
moeten afstand bewaren tot de
antennes van het Smart
entry-systeem met startknop.
(→Blz. 194) De radiogolven kunnen
de werking van dergelijke apparatuur
beïnvloeden. Indien nodig kan de
instapfunctie worden uitgeschakeld.
Neem voor meer informatie over
bijvoorbeeld de frequentie van de
radiogolven en de momenten waarop
deze worden uitgezonden, contact
op met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige. Raadpleeg
vervolgens uw arts om na te gaan of
de instapfunctie moet worden
uitgeschakeld.
• Gebruikers van elektrische medische
apparatuur anders dan
geïmplanteerde pacemakers,
CRT-pacemakers en geïmplanteerde
hartdefibrillatoren moeten contact
opnemen met de fabrikant van deze
producten om te informeren of
radiosignalen invloed uitoefenen op
de werking van deze apparatuur.
Radiogolven kunnen onverwachte
effecten hebben op de werking van
dergelijke medische apparatuur.
Neem contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige voor meer informatie over
het uitschakelen van de instapfunctie.
4.2 Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
198