Page 225 of 554

• Het multi-informatiedisplay, de klok,
enz. doven na ongeveer 30 seconden.
(Elke weergave dooft ook direct als een
portier wordt vergrendeld voordat er
30 seconden zijn verstreken.)
Als het Smart entry-systeem met
startknop is uitgeschakeld via de
persoonlijke voorkeursinstellingen
→460
WAARSCHUWING!
Starten van het hybridesysteem
Ga altijd op de bestuurdersstoel zitten
alvorens het hybridesysteem te
starten. Trap onder geen enkele
voorwaarde het gaspedaal in bij het
starten van het hybridesysteem. Als u
dat wel doet, kan dat leiden tot een
ongeval met dodelijk of ernstig letsel
tot gevolg.
Uitschakelen van het hybridesysteem
in noodgevallen
• Als u in een noodgeval het
hybridesysteem tijdens het rijden
wilt stoppen, houdt u de startknop
langer dan 2 seconden ingedrukt of
drukt u deze minstens 3 keer kort
achter elkaar in. (→Blz. 430) Raak de
startknop echter tijdens het rijden
niet aan, behalve in geval van nood.
Door het uitschakelen van het
hybridesysteem tijdens het rijden
verliest u niet de controle over het
stuurwiel of de remmen. De
stuurbekrachtiging werkt echter niet
meer. Hierdoor zal het sturen veel
zwaarder gaan dan normaal. Zet in
dat geval de auto aan de kant zodra
dit veilig kan.
• Als de startknop wordt bediend
terwijl de auto rijdt, verschijnt er een
waarschuwingsmelding op het
multi-informatiedisplay en klinkt er
een zoemer.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Druk op de startknop om het
hybridesysteem opnieuw te starten
nadat dit ten gevolge van een
noodsituatie tijdens het rijden is
uitgeschakeld. Wanneer u na het tot
stilstand brengen van de auto het
hybridesysteem opnieuw start, zet
dan de selectiehendel in stand P en
druk vervolgens de startknop in.
OPMERKING
Voorkomen van ontlading van de
12V-accu
• Laat het contact niet gedurende een
langere periode in stand ACC of AAN
staan terwijl het hybridesysteem niet
is ingeschakeld.
• Als “Accessory” (stand ACC), “Ignition
ON” (contact AAN) of de weergave
van de kilometerstand (→blz. 147) op
het hoofdscherm wordt weergegeven
terwijl het hybridesysteem niet in
werking is, is het contact niet UIT.
Verlaat de auto nadat u het contact
UIT hebt gezet.
Starten van het hybridesysteem
Indien het hybridesysteem moeilijk
start, laat uw auto dan onmiddellijk
controleren door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Symptomen die kunnen duiden op een
defect in de startknop
Als de startknop anders lijkt te werken
dan normaal, bijvoorbeeld als de knop
iets blijft hangen, kan de startknop
defect zijn. Neem onmiddellijk contact
op met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
5.2 Rijprocedures
223
5
Rijden
Page 226 of 554

5.2.2 Hybridetransmissie
Bedienen van de selectiehendel
1Selectiehendel
Bedien de selectiehendel soepel en
op de juiste manier.
Laat de selectiehendel na het
schakelen steeds los, zodat hij kan
terugkeren naar positie
.
Beweeg de selectiehendel bij het
schakelen naar stand D of R door de
schakelcoulisse.
Beweeg de selectiehendel naar
links (auto's met linkse besturing) of
rechts (auto's met rechtse besturing)
en houd hem in deze positie om stand
N in te schakelen. De schakelstand
wijzigt naar N.
Beweeg de selectiehendel naar
beneden om stand B in te schakelen.
Schakelen naar stand B is alleen
mogelijk wanneer schakelstand D
geselecteerd is.
Zorg bij het schakelen van P naar N, D
of R, van D naar R of van R naar D dat
het rempedaal ingetrapt is en dat de
auto stilstaat.
2Schakelstandindicator
De actuele schakelstand licht op.
Wanneer een andere schakelstand
dan stand D of B geselecteerd wordt,
verdwijnen de pijl die naar B wijst en
de positie-indicator B uit de
schakelstandindicator.
Controleer bij het selecteren van de
schakelstand of de schakelstand
gewijzigd is in de gewenste stand
door de schakelstandindicator in het
instrumentenpaneel te controleren.
5.2 Rijprocedures
224
Page 227 of 554

Doel van de schakelstanden
Schakel-
standDoel of functie
PParkeren van de auto/
inschakelen van het hybri-
desysteem
R Achteruit
NNeutraalstand
(Toestand waarbij het ver-
mogen niet wordt overge-
bracht)
D Normaal rijden
*
BMotorremwerking of sterk
afremmen wanneer het gas-
pedaal is losgelaten op
steile hellingen omlaag, enz.
*: Gebruik normaal gesproken stand D
voor een laag brandstofverbruik en
weinig geluid.
Selecteren van een rijmodus
→Blz. 282
Schakelaar stand P
Als stand P wordt ingeschakeld
Breng de auto volledig tot stilstand en
activeer de parkeerrem. Druk vervolgens
op de schakelaar voor stand P.
Wanneer de schakelstand gewijzigd is
naar P, gaat de indicator in de schakelaar
branden.
Controleer of de indicator voor stand P
brandt in de schakelstandindicator.Wijzigen van de schakelstand vanuit
stand P
• Bedien de selectiehendel terwijl u het
rempedaal stevig intrapt. Als u de
selectiehendel bedient zonder dat u
het rempedaal intrapt, klinkt de
zoemer en is het selecteren van een
andere stand niet mogelijk.
• Controleer bij het selecteren van de
schakelstand of de schakelstand
gewijzigd is in de gewenste stand door
de schakelstandindicator in het
instrumentenpaneel te controleren.
• De schakelstand kan niet rechtstreeks
gewijzigd worden van P naar B.
Schakelstanden
• Wanneer het contact UIT staat, kan de
schakelstand niet worden gewijzigd.
• Wanneer het contact AAN staat (het
hybridesysteem werkt niet), kan de
schakelstand alleen worden gewijzigd
in N. De schakelstand wordt gewijzigd
in N, zelfs wanneer de selectiehendel
in stand D of R wordt gezet en
gehouden.
• Wanneer het controlelampje READY
brandt, kan de schakelstand worden
gewijzigd van P in D, N of R.
• Wanneer het controlelampje READY
knippert, kan de schakelstand niet
vanuit P in een andere stand worden
gezet, ook al wordt de selectiehendel
bediend. Wacht totdat het
controlelampje READY na het
knipperen blijft branden en bedien
vervolgens de selectiehendel
nogmaals.
• De schakelstand kan alleen vanuit D
rechtstreeks gewijzigd worden naar B.
Als bovendien wordt getracht om de
schakelstand te wijzigen door de
selectiehendel in een andere stand te
zetten of op de schakelaar stand P te
drukken in één van de volgende
situaties, klinkt er een zoemer en is
schakelen niet meer mogelijk of wordt
5.2 Rijprocedures
225
5
Rijden
Page 228 of 554

de schakelstand automatisch gewijzigd
naar N. Selecteer in dat geval een
geschikte schakelstand.
• Situaties waarbij schakelen niet
mogelijk is:
– Als wordt getracht om vanuit P een
andere stand in te schakelen door
de selectiehendel te bewegen
zonder dat het rempedaal wordt
ingetrapt.
– Als de selectiehendel wordt bediend
om de schakelstand proberen te
wijzigen vanuit stand P terwijl het
gaspedaal wordt ingetrapt.
– Als wordt getracht om de
selectiehendel vanuit stand P of N in
stand B te zetten.
– Als wordt getracht om vanuit P een
andere stand in te schakelen door
de selectiehendel te bewegen
terwijl de laadkabel is aangesloten
op de auto.
• Situaties waarbij de schakelstand
automatisch gewijzigd wordt naar N:
– Wanneer op de schakelaar voor
stand P wordt gedrukt terwijl de
auto rijdt.
*1
– Als wordt getracht de
selectiehendel in stand R te zetten
terwijl de auto vooruitrijdt.
*2
– Als wordt getracht de
selectiehendel in stand D te zetten
terwijl de auto achteruitrijdt.
*3
– Als wordt getracht om de
selectiehendel vanuit stand R in
stand B te zetten.
*1: De schakelstand verandert mogelijk in
P als met zeer lage snelheid wordt
gereden.
*2: De schakelstand verandert mogelijk in
R als met lage snelheid wordt gereden.
*3: De schakelstand verandert mogelijk in
D als met lage snelheid wordt gereden.
• Als N wordt geselecteerd tijdens het
rijden met een bepaalde snelheid,
wijzigt de schakelstand naar stand N,
ook als de selectiehendel niet in stand
N wordt gehouden. In dat geval klinkter een zoemer en wordt er een
waarschuwingsmelding weergegeven
op het multi-informatiedisplay om de
bestuurder te informeren dat de
schakelstand is gewijzigd naar stand
N.
Beperken plotseling wegrijden
(wegrijregeling)
→Blz. 200
Functie automatisch selecteren van
stand P
In de volgende gevallen wordt de
schakelstand automatisch gewijzigd
naar P.
• Wanneer de startknop wordt
ingedrukt terwijl de auto stilstaat met
het contact AAN en er een andere
stand dan stand P is geselecteerd
(nadat schakelstand P is ingeschakeld,
gaat het contact UIT)
*
• Wanneer het bestuurdersportier
wordt geopend en aan alle
onderstaande voorwaarden wordt
voldaan, terwijl een andere
schakelstand dan P is geselecteerd
– Het contact staat AAN.
– De bestuurder draagt geen
veiligheidsgordel.
– Het rempedaal wordt niet ingetrapt.
Bedien de selectiehendel nogmaals
om weg te rijden nadat schakelstand P
is geselecteerd.
*: Wanneer op de startknop wordt
gedrukt terwijl wordt gereden met
een extreem lage snelheid, zoals net
voordat de auto tot stilstand komt,
wordt mogelijk automatisch stand P
ingeschakeld. Zorg ervoor dat de auto
volledig stilstaat voordat u op de
startknop drukt.
Schakelstand P wordt mogelijk ook
automatisch ingeschakeld als een van de
volgende omstandigheden wordt
gesignaleerd terwijl de auto tot stilstand
is gebracht door de Dynamic Radar
Cruise Control met volledig
snelheidsbereik.
5.2 Rijprocedures
226
Page 229 of 554

• De veiligheidsgordel van de
bestuurder is niet vastgemaakt
• Het bestuurdersportier wordt
geopend
• Er zijn ongeveer 3 minuten verstreken
nadat de auto tot stilstand is gebracht
Als de schakelstand niet vanuit stand P
gewijzigd kan worden
De kans bestaat dat de 12V-accu leeg is.
Controleer in dit geval de 12V-accu.
(→Blz. 462)
Remwerking van de motor
Wanneer schakelstand B geselecteerd is,
wordt er op de motor afgeremd als u het
gaspedaal loslaat.
• Wanneer er met hoge snelheden
wordt gereden, voelt u, in vergelijking
met normale auto's met een
benzinemotor, de motorremwerking
minder.
• Er kan met de auto geaccelereerd
worden zelfs wanneer schakelstand B
geselecteerd is.
Als er continu in stand B wordt gereden,
zal het brandstofverbruik hoog zijn.
Selecteer normaal gesproken stand D.
Na het laden/aansluiten van de
12V-accu
→Blz. 396
Wanneer er een melding m.b.t. het
schakelen wordt weergegeven op het
multi-informatiedisplay
Wanneer er geen andere schakelstand
wordt ingeschakeld als gevolg van een
onjuiste bediening,
systeemomstandigheden, enz. of
wanneer er een ongeldige
schakelhandeling wordt uitgevoerd,
verschijnt er op het multi-
informatiedisplay een melding die de
juiste handeling aangeeft of de reden
waarom er niet kan worden geschakeld.
Volg in deze gevallen de instructies op
en probeer het opnieuw.Persoonlijke voorkeursinstellingen
De instellingen (bijv.
waarschuwingszoemer achteruitrijden)
kunnen worden gewijzigd. (Systemen
met mogelijkheden voor persoonlijke
voorkeursinstellingen:→blz. 478)
WAARSCHUWING!
Tijdens het rijden op een glad wegdek
Accelereer of wijzig de schakelstand
niet plotseling. Door plotseling
afremmen op de motor kan de auto in
een slip raken, wat kan leiden tot een
ongeval.
Selectiehendel en schakelaar stand P
• Verwijder de selectiehendelknop niet
en gebruik uitsluitend de originele
Toyota selectiehendelknop. Hang
ook niets aan de selectiehendel.
Hierdoor kan de selectiehendel niet
in zijn oorspronkelijke positie
terugkeren met mogelijk ongevallen
tot gevolg wanneer de auto in
beweging is.
• Druk nooit op de schakelaar voor
stand P terwijl de auto nog rijdt. Als u
op de schakelaar van stand P drukt
terwijl u zeer langzaam rijdt (bv.
direct voordat de auto tot stilstand
komt), kan de auto plotseling tot
stilstand komen wanneer de
schakelstand wijzigt naar P. Dit kan
tot een ongeval leiden.
• Raak de selectiehendel of schakelaar
stand P niet aan wanneer u deze niet
gebruikt, om te voorkomen dat de
schakelstand per ongeluk wordt
gewijzigd.
5.2 Rijprocedures
227
5
Rijden
Page 230 of 554

OPMERKING
Lading batterijpakket (tractiebatterij)
Als de selectiehendel in stand N staat,
wordt het batterijpakket (tractiebatterij)
niet geladen. Houd stand N niet
gedurende langere tijd ingeschakeld, om
te voorkomen dat het batterijpakket
leegraakt.
Situaties waarbij storingen in de
schakelregeling mogelijk zijn
Als een van de volgende situaties zich
voordoet, zijn storingen in de
schakelregeling mogelijk. Breng de auto
onmiddellijk op een veilige plaats met
een vlakke ondergrond tot stilstand,
activeer de parkeerrem en neem
vervolgens contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
• Als de waarschuwingsmelding met
betrekking tot het regelsysteem op
het multi-informatiedisplay
verschijnt.
• Op het display wordt aangegeven dat
er gedurende meerdere seconden
geen schakelstand is geselecteerd.
Aanwijzingen met betrekking tot het
bedienen van de selectiehendel en de
schakelaar voor stand P
Bedien de selectiehendel en de
schakelaar voor stand P niet
herhaaldelijk en snel achter elkaar. De
systeembeveiligingsfunctie kan worden
ingeschakeld en het kan tijdelijk niet
mogelijk zijn om een andere stand dan
stand P in te schakelen. Wacht in dit
geval ongeveer 20 seconden voordat u
opnieuw probeert te schakelen.
Bij het uitstappen (alleen
bestuurdersstoel)
Controleer of de schakelstandindicator P
aangeeft en of de parkeerrem is
geactiveerd voordat u het portier opent
en uitstapt.
5.2.3 Richtingaanwijzerschakelaar
Bedieningsinstructies
1Rechts afslaan
2Rijstrookwisseling naar rechts
(beweeg de hendel iets omhoog en laat
hem los)
De richtingaanwijzers aan de
rechterzijde zullen drie keer
knipperen.
3Rijstrookwisseling naar links (beweeg
de hendel iets omlaag en laat hem los)
De richtingaanwijzers aan de
linkerzijde zullen drie keer knipperen.
4Links afslaan
De richtingaanwijzers kunnen bediend
worden als
Het contact staat AAN.
Als het controlelampje sneller knippert
dan normaal
Controleer of elke richtingaanwijzer op de
juiste manier knippert.
Als de richtingaanwijzers stoppen met
knipperen voordat van rijstrook is
veranderd
Bedien de hendel nogmaals.
5.2 Rijprocedures
228
Page 231 of 554

Persoonlijke voorkeursinstellingen
Het aantal keren dat de
richtingaanwijzers tijdens het veranderen
van rijstrook knipperen kan worden
aangepast. (Systemen met
mogelijkheden voor persoonlijke
voorkeursinstellingen:→blz. 478)
5.2.4 Parkeerrem
Bedieningsinstructies
Trap, om de parkeerrem te activeren, het
parkeerrempedaal geheel in met uw
linkervoet terwijl u met uw rechtervoet
het rempedaal ingetrapt houdt. (Door
nogmaals op het pedaal te trappen, wordt
de parkeerrem gedeactiveerd.)
Parkeren van de auto
→Blz. 212
Waarschuwingszoemer geactiveerde
parkeerrem
De zoemer klinkt als er met de auto wordt
gereden terwijl de parkeerrem is
geactiveerd. “Release Parking Brake”
(deactiveer parkeerrem) wordt
weergegeven op het multi-
informatiedisplay (terwijl een rijsnelheid
van 5 km/h is bereikt).
Gebruik in de winter
→Blz. 349
OPMERKING
Voordat u gaat rijden
Deactiveer de parkeerrem. Als u gaat
rijden terwijl de parkeerrem is geactiveerd,
kunnen de onderdelen van het
remsysteem oververhit raken, waardoor
de remprestaties in negatieve zin kunnen
worden beïnvloed en de onderdelen van
het remsysteem sneller slijten.
5.3 Bedienen van
verlichting en ruitenwissers
5.3.1 Lichtschakelaar
De koplampen kunnen handmatig of
automatisch worden bediend.
Bedieningsinstructies
Bedien de schakelaar
om de
verlichting als volgt in te schakelen:
1De koplampen, de parkeerlichten
voor, de dagrijverlichting (→blz. 230), enz.
gaan automatisch aan en uit (wanneer het
contact AAN staat).
2De parkeerlichten voor,
achterlichten, kentekenplaat- en
dashboardverlichting gaan branden.
3De koplampen en alle hierboven
genoemde verlichting (behalve de
dagrijverlichting) gaan branden.
5.2 Rijprocedures
229
5
Rijden
Page 232 of 554

Inschakelen van het grootlicht
1Druk bij ingeschakelde koplampen de
hendel van u af om het grootlicht in te
schakelen.
Door de hendel weer in de
middenstand te zetten, wordt het
grootlicht weer uitgeschakeld.
2Trek de hendel naar u toe en laat deze
meteen weer los om één keer met het
grootlicht te knipperen.
U kunt lichtsignalen geven met de
koplampen in- of uitgeschakeld.
Extended Headlight Lighting-systeem
Dankzij dit systeem kunnen de
koplampen en de parkeerlichten voor
gedurende 30 seconden worden
ingeschakeld wanneer het contact UIT
staat.
Trek, nadat u het contact UIT hebt gezet,
de hendel naar u toe en laat hem los
terwijl de lichtschakelaar in de stand
staat.
Trek de hendel naar u toe en laat hem
weer los om de verlichting uit te
schakelen.Dagrijverlichting
Om uw auto overdag beter zichtbaar te
maken voor andere weggebruikers wordt
de dagrijverlichting automatisch
ingeschakeld als het hybridesysteem
wordt gestart en de parkeerrem wordt
gedeactiveerd met de lichtschakelaar in
de stand
. Dagrijverlichting is niet
ontworpen voor gebruik in het donker.
Sensor koplampregeling
De werking van de sensor kan in
negatieve zin beïnvloed worden als er iets
over de sensor heen geplaatst wordt of
als er iets op de ruit wordt aangebracht
waardoor de sensor wordt afgeschermd.
Hierdoor kan de sensor niet op de juiste
manier de hoeveelheid omgevingslicht
signaleren, waardoor het automatische
koplampsysteem mogelijk onjuist
functioneert.
De werking van de airconditioning wordt
mogelijk onderbroken.
Automatisch uitschakelsysteem
verlichting
• Wanneer de lichtschakelaar in de
stand
ofstaat: De koplampen
worden automatisch uitgeschakeld als
het contact in stand ACC of UIT wordt
gezet.
•
Wanneer de lichtschakelaar in standstaat: De koplampen en alle
verlichting worden automatisch
uitgeschakeld als het contact in stand
ACC of UIT wordt gezet.
IO53PH030
IO53PH031
5.3 Bedienen van verlichting en ruitenwissers
230