Page 369 of 610

OPMERKING
Monteren van sneeuwkettingen
Als er sneeuwkettingen gemonteerd
zijn, werken de
bandenspanningssensoren en -zenders
mogelijk niet goed.
5.6.2 Voorzorgsmaatregelen bij
terreinauto's
Deze auto behoort tot de categorie
terreinauto's die een grotere
grondspeling en een kleinere
spoorbreedte hebben in verhouding tot
de hoogte van het zwaartepunt. Dit biedt
de mogelijkheid in een grote variëteit van
terreinomstandigheden te rijden.
Kenmerken terreinauto's
• Vanwege het specifieke ontwerp
hebben terreinauto's een hoger
zwaartepunt dan gewone
personenauto's. Door dit specifieke
ontwerpkenmerk kan deze categorie
auto's eerder over de kop slaan.
Terreinauto's hebben een aanzienlijk
grotere kans om over de kop te slaan
dan andere auto's.
• Een voordeel van de grotere
grondspeling is een beter zicht op de
weg, waardoor u beter kunt
anticiperen.
• Een vierwielaangedreven auto is niet
ontworpen om bochten met dezelfde
snelheid te nemen als gewone
personenauto's, net als lage
sportwagens niet zijn ontworpen om
in het terrein te presteren. Daarom
kan de auto bij scherpe bochten en
een te hoge snelheid over de kop
slaan.
WAARSCHUWING!
Voorzorgsmaatregelen bij
terreinauto's
Let altijd op de volgende
waarschuwingen om het risico op
dodelijk of ernstig letsel en schade aan
uw auto te voorkomen:
• Als een auto over de kop slaat, heeft
een inzittende zonder
veiligheidsgordel een aanzienlijk
grotere kans op ernstig letsel dan
een inzittende die wel een
veiligheidsgordel draagt. Alle
inzittenden dienen daarom gebruik
te maken van hun gordels.
• Vermijd waar mogelijk scherpe
bochten en abrupte manoeuvres. Het
verkeerd bedienen van deze auto kan
resulteren in het verliezen van de
controle over de auto of in het over
de kop slaan van de auto, waardoor
dodelijk of ernstig letsel kan
ontstaan.
• Door het laden van voorwerpen op
het imperiaal (indien aanwezig) zal
het zwaartepunt hoger komen te
liggen. Vermijd hoge snelheden, snel
optrekken, het maken van scherpe
bochten, plotseling remmen en
abrupte manoeuvres, om te
voorkomen dat u de controle over de
auto verliest of dat de auto over de
kop slaat door een bedieningsfout.
• Matig bij rukwinden altijd uw
snelheid. Door het profiel en het
hogere zwaartepunt is uw auto
gevoeliger voor zijwind dan een
gewone auto. U hebt meer controle
over de auto als u langzamer rijdt.
• Rijd niet horizontaal over steile
hellingen. Recht omhoog of recht
naar beneden rijden wordt
aanbevolen. Uw auto (en elke andere
vergelijkbare terreinauto) kan
gemakkelijker opzij omslaan dan
voor- of achterover.
5.6 Rijtips
367
5
Rijden
Page 370 of 610

Terreinrijden
Neem wanneer u gaat terreinrijden de
volgende voorzorgsmaatregelen in acht
voor optimaal rijgenot en om te
voorkomen dat terreinrijden in bepaalde
gebieden niet meer wordt toegestaan:
• Rijd alleen in gebieden waar
off-road-auto's mogen rijden.
• Respecteer particulier eigendom.
Vraag toestemming aan de eigenaar
voordat u een privéterrein betreedt.
• Betreed geen afgesloten gebieden.
Respecteer hekken, afsluitingen en
borden die u de toegang ontzeggen.
• Blijf op de gebaande paden. Pas, als
het nat is, uw rijtechniek aan of ga
langzamer rijden om schade aan het
terrein te voorkomen.
WAARSCHUWING!
Voorzorgsmaatregelen voor
terreinrijden
Let altijd op de volgende
waarschuwingen om het risico op
dodelijk of ernstig letsel en schade aan
uw auto te voorkomen:
• Rijd voorzichtig bij terreinrijden.
Neem geen onnodige risico's door op
gevaarlijke plaatsen te rijden.
• Pak de spaken van het stuurwiel niet
vast als u door terrein rijdt. Een
plotselinge hobbel kan het stuurwiel
verdraaien en uw handen
verwonden. Houd beide handen en
vooral de duimen op de buitenkant
van de stuurwielrand.
• Controleer altijd de werking van de
remmen direct na het rijden door
zand, modder, water of sneeuw.
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
• Controleer na het rijden door lang
gras, modder, zand, riviertjes, over
stenen, enz. of er geen gras, takken,
papier, doeken, stenen, zand, enz. aan
de onderkant is blijven hangen of
vastzit. Verwijder dergelijke
onregelmatigheden van de
onderkant van de auto. Als met de
auto wordt gereden terwijl deze
materialen onder de auto vastzitten
of blijven hangen, kan de auto kapot
gaan of kan er brand ontstaan.
• Als u over onverharde wegen of door
ruw terrein rijdt, rijd dan niet met
hoge snelheid, spring niet met de
auto, maak geen scherpe bochten,
raak geen voorwerpen, enz. Dit kan
ervoor zorgen dat u de controle over
de auto verliest of over de kop slaat,
waardoor dodelijk of ernstig letsel
kan ontstaan. Bovendien bestaat dan
de kans dat er kostbare schade
ontstaat aan de wielophanging en
het chassis van de auto.
5.6 Rijtips
368
Page 371 of 610

OPMERKING
Voorkomen van waterschade
Neem alle veiligheidsmaatregelen in
acht om er zeker van te zijn dat er geen
waterschade aan het batterijpakket
(tractiebatterij), het hybridesysteem of
andere onderdelen ontstaat.
• Water in de motorruimte kan ernstige
schade aan het hybridesysteem
veroorzaken.
• Water dat in de hybridetransmissie
komt, beschadigt de transmissie. Het
controlelampje kan gaan branden en
er kan mogelijk niet met de auto
gereden worden.
• Water kan het vet van de wiellagers
spoelen, roestvorming veroorzaken en
zorgen voor storingen. Het water kan
in de hybridetransmissie
terechtkomen, waardoor de smerende
eigenschappen van de olie afnemen.
Tijdens het rijden door water
Indien u door water wilt rijden,
bijvoorbeeld bij het oversteken van een
beekje, controleer dan eerst de diepte
van het water, de bodemgesteldheid en
de toegankelijkheid van de oever aan de
overzijde. Rijd langzaam en vermijd diep
water.
Controle na terreinrijden
• Zand en modder op de remschijven
kunnen de remcapaciteit nadelig
beïnvloeden en beschadigingen
veroorzaken aan onderdelen van het
remsysteem.
• Voer na een dag terreinrijden altijd
een onderhoudsinspectie uit nadat u
door ruw terrein, zand, modder of
water hebt gereden.
5.6 Rijtips
369
5
Rijden
Page 372 of 610
Page 373 of 610
6.1 Gebruik van de airconditioning en de
achterruitverwarming.........372
6.1.1 Automatische airconditioning . . .372
6.1.2 Op afstand bedienbare
airconditioning..........379
6.1.3 Stuurwielverwarming
*/
stoelverwarming voor*/
stoelverwarming en -ventilatoren
voor
*/stoelverwarming achter . . .381
6.2 Gebruik van de interieurverlichting . . .384
6.2.1 Overzicht interieurverlichting . . .384
6.3 Gebruik van de
opbergmogelijkheden..........386
6.3.1 Overzicht van
opbergmogelijkheden.......386
6.3.2 Voorzieningen in de
bagageruimte...........390
6.4 Gebruik van de overige voorzieningen in
het interieur...............393
6.4.1 Overige voorzieningen in het
interieur..............393
Voorzieningen in het interieur6
371
Page 374 of 610

6.1 Gebruik van de airconditioning en de
achterruitverwarming
6.1.1 Automatische airconditioning
De uitstroomopeningen waaruit de lucht komt en de aanjagersnelheid worden
automatisch geregeld op basis van de gekozen temperatuur.
Bedieningspaneel airconditioning
ASchakelaar automatische modus
BSchakelaar temperatuurregeling links
CSchakelaar temperatuurregeling
rechts
DDUAL-schakelaar
ESchakelaar OFF
FSchakelaar voorruitverwarming
GSchakelaar achterruit- en
buitenspiegelverwarming
HKeuzeschakelaar aanjager
ISchakelaar verlagen aanjagersnelheid
JSchakelaar verhogen
aanjagersnelheid
KSchakelaar luchtcirculatieregeling
LSchakelaar buitenlucht-/
recirculatiemodus
MSchakelaar S-FLOW-modus
NAircoschakelaar
Deze afbeelding is voor auto's met linkse besturing. Voor uitvoeringen met rechtse
besturing is de positie van de knoppen omgekeerd.
Wijzigen van de ingestelde temperatuur
Draai de draaiknop voor de
temperatuurregeling aan
bestuurderszijde rechtsom om de
temperatuur te verhogen en linksom om
de temperatuur te verlagen.
De functies van de toetsen van de
airconditioning wijzigen van gescheiden
naar gemeenschappelijke bediening en
omgekeerd als de DUAL-schakelaar wordt
ingedrukt.Gemeenschappelijke bediening (het
controlelampje in de DUAL-schakelaar is
uit):
De draaiknop voor de
temperatuurregeling aan de
bestuurderszijde kan worden gebruikt om
de temperatuur aan de bestuurders- en
passagierszijde in te stellen. Bedien de
draaiknop voor de temperatuurregeling
aan de passagierszijde om de gescheiden
bediening te activeren.
6.1 Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
372
Page 375 of 610

Gescheiden bediening (het
controlelampje in de DUAL-schakelaar
brandt):
De temperatuur aan de bestuurders- en
passagierszijde kan afzonderlijk worden
ingesteld.
Instellen van de aanjagersnelheid
Druk op de schakelaar voor het verhogen
van de aanjagersnelheid om de
aanjagersnelheid te verhogen en de
schakelaar voor het verlagen van de
aanjagersnelheid om de aanjagersnelheid
te verlagen.
Druk op de schakelaar OFF om de
aanjager uit te schakelen.
Wijzigen van de luchtcirculatiemodus
Druk op de schakelaar voor de
luchtcirculatieregeling.
De luchtcirculatiemodus verandert
telkens wanneer de schakelaar wordt
ingedrukt als volgt:
1. Bovenlichaam
2. Bovenlichaam en voeten
3. Voeten
4. Voeten en voorruitontwasemingSchakelen tussen buitenluchtmodus en
recirculatiemodus
Druk op de schakelaar
buitenlucht-/recirculatiemodus.
Iedere keer als er op de toets wordt
gedrukt, wordt er geschakeld tussen de
buitenluchtmodus (controlelampje
brandt niet) en de recirculatiemodus
(controlelampje brandt).
In-/uitschakelen van de koel- en
ontvochtigingsfunctie
Druk op de aircoschakelaar.
Wanneer de functie is ingeschakeld,
brandt het controlelampje in de
aircoschakelaar.
Ontwasemen van de voorruit
De ruitverwarming wordt gebruikt om de
voorruit en de zijruiten voor te
ontwasemen.
Druk op de schakelaar voor de
voorruitverwarming.
Zet, als de recirculatiemodus is
ingeschakeld, de schakelaar voor de
buitenlucht-/recirculatiemodus in de
buitenluchtmodus. (Mogelijk gaat dit
automatisch.)
Verhoog de aanjagersnelheid en de
temperatuur om de voorruit en zijruiten
snel te ontwasemen.
Druk wanneer de voorruit is ontwasemd
nogmaals op de schakelaar voor de
voorruitverwarming om terug te keren
naar de vorige modus.
Als de voorruitverwarming is
ingeschakeld, brandt het controlelampje
op de schakelaar voorruitontwaseming.
Ontwasemen van de achterruit en
buitenspiegels
De achterruit- en
buitenspiegelverwarming worden
gebruikt om de achterruit te ontwasemen
en om regendruppels, dauw en ijs van de
buitenspiegels te verwijderen.
112233
44
6.1 Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
373
6
Voorzieningen in het interieur
Page 376 of 610

Druk op de schakelaar achterruit- en
buitenspiegelverwarming.
De buitenspiegelverwarming schakelt na
15 minuten automatisch uit.
Als de achterruit- en
buitenspiegelverwarming is
ingeschakeld, brandt het controlelampje
op de schakelaar achterruit- en
buitenspiegelverwarming.
Persoonlijke voorkeursinstellingen
aanjager
De aanjagersnelheid kan naar wens
worden ingesteld.
1. Druk op de schakelaar voor de
automatische modus of de schakelaar
voor de luchtcirculatieregeling.
2. Druk op de keuzeschakelaar voor de
aanjager.
3. Elke keer als de keuzeschakelaar voor
de aanjager wordt ingedrukt,
verandert de aanjagersnelheid als
volgt.
NORMAL (normaal)→ECO→FAST
(snel)
Verwarming
• In de HV-modus wordt de
benzinemotor mogelijk ingeschakeld
om warmte van de koelvloeistof via de
verwarming af te voeren.
• In de EV-modus zorgt een
verwarmingspompsysteem voor het
verwarmen.
– Als de buitentemperatuur laag is of
als het sneeuwt, is de verwarming
mogelijk minder effectief dan bij
conventionele auto's en stroomt er
mogelijk geen warme lucht uit de
uitstroomopening.
– Als de warmtewisselaar aan de
buitenzijde bedekt is met rijp,
neemt de aanjagersnelheid af en
wordt het mogelijk moeilijker om
het interieur te verwarmen. Dit
duidt echter niet op een storing. In
deze situatie verandert de
temperatuur van de lucht die uit deuitstroomopeningen komt mogelijk
niet, zelfs niet als de ingestelde
temperatuur wordt verhoogd.
– Als er zich rijp gevormd heeft op de
warmtewisselaar aan de buitenzijde,
nemen de verwarmingsprestaties
af. De rijp kan van de
warmtewisselaar aan de buitenzijde
worden verwijderd door voor het
rijden de op afstand bedienbare
airconditioning in te schakelen
(→blz. 379). Na het ontdooien
wordt de verwarmingsfunctie van
de op afstand bedienbare
airconditioning ingeschakeld.
– Als schakelaar AUTO wordt
ingeschakeld, wordt de verwarming
optimaal geregeld. Daardoor
worden de ingestelde
verwarmingsprestaties mogelijk
niet bereikt, zelfs niet als de
aanjagersnelheid wordt verhoogd.
AWarmtewisselaar buitenzijde
• In de volgende situaties treedt de
benzinemotor mogelijk in werking om,
ook in de EV-modus, warmte van de
koelvloeistof via de verwarming af te
voeren.
– De buitentemperatuur is ongeveer
-10°C of lager
–
is ingeschakeld
Waterdruppels tijdens aircowerking
Op de warmtewisselaar aan de
buitenzijde, de accumulator en de
aircoleidingen kan zich condens of rijp
vormen. Tijdens of na de aircowerking
kunnen waterdruppels van de auto
vallen. Dit duidt echter niet op een
storing.
6.1 Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
374