Overzicht
1Veiligheid en bev-
eiliging
2Plug-in hybrid-
esysteem
3Voertuigstatusin-
formatie en con-
trolelampjes
4Voordat u gaat
rijden
5Rijden
6Voorzieningen in
het interieur
7Onderhoud en
verzorging
8Bij problemen
9Voertuigspecifi-
caties
Index
Zoeken op afbeelding
Zorg ervoor dat u dit leest
Kenmerken plug-in hybridesysteem, laadmethode, enz.
Lezen van rijgerelateerde informatie
(Belangrijkste onderwerpen: tellers, multi-informatiedisplay)
Openen en sluiten van de portieren en ruiten,
afstellen vóór het rijden
Handelingen en adviezen die voor het rijden moeten
worden opgevolgd
Gebruik van de voorzieningen in het interieur
De zorg voor uw auto en onderhoudsprocedures
Informatie over wat u moet doen bij een
storing en noodgeval
Voertuigspecificaties, systemen met mogelijkheden voor
persoonlijke voorkeursinstellingen
Zoeken op symptoom
Alfabetisch zoeken
RAV4 PHV
PZ49X-42E34-NL
L/O 01/12/2021
Ter informatie....................5
Over deze handleiding...............7
Zoekmethoden....................8
Overzicht.......................9
1.Veiligheid en beveiliging
1.1 Voor een veilig gebruik............24
1.1.1 Voordat u gaat rijden.........24
1.1.2 Veilig rijden..............25
1.1.3 Veiligheidsgordels..........26
1.1.4 SRS-airbags..............30
1.1.5 Belangrijke voorzorgsmaatregelen in
verband met uitlaatgassen.....38
1.2 Veiligheidsvoorzieningen voor
kinderen....................38
1.2.1 Handmatig in-/uitschakelsysteem
airbag..................38
1.2.2 Rijden met kinderen in de auto . . . 39
1.2.3 Baby- en kinderzitjes.........40
1.3 Noodoproep..................53
1.3.1 eCall
*..................53
1.4 Antidiefstalsysteem.............62
1.4.1 Startblokkering............62
1.4.2 Supervergrendeling
*.........62
1.4.3 Alarm*.................63
2. Plug-in hybridesysteem
2.1 Plug-in hybridesysteem...........70
2.1.1 Kenmerken plug-in
hybridesysteem............70
2.1.2 Voorzorgsmaatregelen plug-in
hybridesysteem............80
2.1.3 Tips voor rijden met een plug-in
hybrideauto..............85
2.1.4 Actieradius elektrisch rijden....87
2.2 Laden......................90
2.2.1 Laaduitrusting............90
2.2.2 AC-laadkabel
*.............92
2.2.3 Vergrendelen en ontgrendelen van de
klep van de laadaansluiting en de
laadstekker..............104
2.2.4 Voedingsbronnen die kunnen worden
gebruikt
*...............107
2.2.5 Laadmethoden...........110
2.2.6 Laadtips...............113
2.2.7 Wat u moet weten voor het
laden.................114
2.2.8 Procedure voor het laden.....1172.2.9 Gebruik van de
laadschemafunctie.........125
2.2.10 Gebruik van de “Mijn
ruimte-modus”..........134
2.2.11 Wanneer de normale procedure voor
laden niet kan worden
uitgevoerd .............137
3. Voertuigstatusinformatie en
controlelampjes
3.1 Instrumentenpaneel............146
3.1.1 Waarschuwingslampjes en
controlelampjes...........146
3.1.2 Meters en tellers...........151
3.1.3 Multi-informatiedisplay......156
3.1.4 Head-up display
*..........167
3.1.5 Energiemonitor/
verbruiksscherm..........171
4. Voordat u gaat rijden
4.1 Informatie over sleutels..........178
4.1.1 Sleutels................178
4.2 Openen, sluiten en vergrendelen van de
portieren...................181
4.2.1 Portieren...............181
4.2.2 Achterklep..............186
4.2.3 Smart entry-systeem met
startknop...............200
4.3 Verstellen van de stoelen.........206
4.3.1 Voorstoelen.............206
4.3.2 Achterstoelen............207
4.3.3 Ergonomisch geheugen
*......208
4.3.4 Hoofdsteunen............211
4.4 Verstellen van het stuurwiel en de
buitenspiegels................212
4.4.1 Stuurwiel...............212
4.4.2 Binnenspiegel
*...........213
4.4.3 Digitale binnenspiegel*......214
4.4.4 Buitenspiegels............222
4.5 Openen en sluiten van de ruiten en het
schuifdak...................223
4.5.1 Elektrisch bedienbare ruiten . . . 223
4.5.2 Panoramadak
*............226
2
Dashboard (auto's met linkse besturing)
AStartknop blz. 246
Starten van het hybridesysteem/
wijzigen van de modi blz. 246,
blz. 249
Noodstop van het hybridesysteem
blz. 460
Als het hybridesysteem niet gestart
kan worden blz. 498
Waarschuwingsmeldingen blz. 474
BSelectiehendel blz. 250
Wijzigen van de schakelstand blz. 251
Voorzorgsmaatregelen bij slepen
blz. 462
Als de selectiehendel niet in een
andere stand kan worden gezet
blz. 252
CTellers blz. 151
Aflezen van de tellers/instellen van
de helderheid van de
dashboardverlichting blz. 151,
blz. 156
Waarschuwingslampjes/
controlelampjes blz. 146
Als de waarschuwingslampjes gaan
branden blz. 466
DMulti-informatiedisplay blz. 156
Display blz. 156
Energiemonitor blz. 171
Als een waarschuwingsmelding wordt
weergegeven blz. 474
ERichtingaanwijzerschakelaar blz. 254
Lichtschakelaar blz. 260
Koplampen/parkeerlichten
voor/achterlichten/
kentekenplaatverlichting/
dagrijverlichting blz. 260
Mistlampen voor/mistachterlicht
blz. 265
FSchakelaar ruitenwissers en
-sproeiers blz. 265
Schakelaar achterruitenwisser en
-sproeier blz. 268
Gebruik blz. 265, blz. 268
Bijvullen van ruitensproeiervloeistof
blz. 420
Waarschuwingsmeldingen blz. 474
GSchakelaar alarmknipperlichten
blz. 460
HOntgrendelingshendel motorkap
blz. 414
Overzicht
11
Overzicht
Dashboard (auto's met rechtse besturing)
AStartknop blz. 246
Starten van het hybridesysteem/
wijzigen van de modi blz. 246,
blz. 249
Noodstop van het hybridesysteem
blz. 460
Als het hybridesysteem niet gestart
kan worden blz. 498
Waarschuwingsmeldingen blz. 474
BSelectiehendel blz. 250
Wijzigen van de schakelstand blz. 251
Voorzorgsmaatregelen bij slepen
blz. 462
Als de selectiehendel niet in een
andere stand kan worden gezet
blz. 252
CTellers blz. 151
Aflezen van de tellers/instellen van
de helderheid van de
dashboardverlichting blz. 151,
blz. 156
Waarschuwingslampjes/
controlelampjes blz. 146
Als de waarschuwingslampjes gaan
branden blz. 466
DMulti-informatiedisplay blz. 156
Display blz. 156
Energiemonitor blz. 171
Als een waarschuwingsmelding wordt
weergegeven blz. 474
ERichtingaanwijzerschakelaar blz. 254
Lichtschakelaar blz. 260
Koplampen/parkeerlichten
voor/achterlichten/
kentekenplaatverlichting/
dagrijverlichting blz. 260
Mistlampen voor/mistachterlicht
blz. 265
FSchakelaar ruitenwissers en
-sproeiers blz. 265
Schakelaar achterruitenwisser en
-sproeier blz. 268
Gebruik blz. 265, blz. 268
Bijvullen van ruitensproeiervloeistof
blz. 420
Waarschuwingsmeldingen blz. 474
GSchakelaar alarmknipperlichten
blz. 460
HOntgrendelingshendel motorkap
blz. 414
Overzicht
17
Overzicht
Dit systeem is ontworpen om diefstal te
voorkomen, maar een optimale
beveiliging tegen elke vorm van inbraak
kan niet worden gegarandeerd.
De inbraaksensor en hellingsensor
instellen
Als het alarm wordt ingeschakeld, worden
de inbraaksensor en de hellingsensor
automatisch ingesteld. (→Blz. 63)
De inbraaksensor en de hellingsensor
uitschakelen
Als u huisdieren of bewegende
voorwerpen in de auto achterlaat, moet u
ervoor zorgen dat u de inbraaksensor en
de hellingsensor uitschakelt voordat u
het alarm instelt, omdat deze sensoren
reageren op bewegingen binnen in de
auto.
1. Zet het contact UIT.
2. Druk op de uitschakeltoets van de
inbraaksensor en hellingsensor.
Druk opnieuw op de toets om de
inbraaksensor en de hellingsensor
weer in te schakelen.
Telkens wanneer de inbraaksensor en
de hellingsensor worden
uitgeschakeld/ingeschakeld, wordt er
een melding weergegeven op het
multi-informatiedisplay.Uitschakelen en automatisch weer
inschakelen van de inbraaksensor en
hellingsensor
• Het alarm wordt ingeschakeld zelfs
wanneer de inbraaksensor en de
hellingsensor zijn uitgeschakeld.
• Nadat de inbraaksensor en de
hellingsensor uitgeschakeld zijn,
worden deze opnieuw ingeschakeld
door op de startknop te drukken of de
portieren te ontgrendelen met de
instapfunctie of de
afstandsbediening.
• De inbraaksensor en de hellingsensor
zullen automatisch weer worden
ingeschakeld wanneer het
alarmsysteem weer wordt
ingeschakeld.
Informatie over de inbraaksensor
De sensor activeert in de volgende
gevallen mogelijk het alarm:
• Er bevinden zich nog personen of
huisdieren in de auto.
• Een zijruit of het panoramadak (indien
aanwezig) is open.
In dit geval registreert de sensor
mogelijk het volgende:
– Wind of beweging van voorwerpen,
zoals bladeren en insecten, in de
auto
– Ultrasoongolven van apparaten,
zoals de inbraaksensoren van
andere auto's
– Het bewegen van mensen buiten de
auto
1 .4 Antidiefstalsysteem
65
1
Veiligheid en beveiliging
Werkingsmodus plug-in
hybridesysteem
Het plug-in hybridesysteem werkt in de
volgende modi.
Het multi-informatiedisplay kan worden
gebruikt om te controleren in welke
modus het plug-in hybridesysteem staat
tijdens het rijden. (→Blz. 146)
EV-modus
Als er na het laden voldoende elektrische
energie aanwezig is
*1, kan er elektrisch
gereden worden door de elektrische
energie te gebruiken die in het
batterijpakket (tractiebatterij) is
opgeslagen.
*2
Als er in de EV-modus gereden wordt,
brandt het controlelampje EV MODE.
*1De resterende hoeveelheid lading kan
worden bekeken op de SOC-meter (State
Of Charge, ladingstoestand). (→Blz. 151)
*2Afhankelijk van de situatie kan het
elektrische rijden worden uitgeschakeld
en worden zowel de benzinemotor als de
elektromotor gebruikt. (→Blz. 76)AUTO EV-/HV-modus
Normaal gesproken wordt de in het
batterijpakket (tractiebatterij)
opgeslagen elektrische energie gebruikt
voor elektrisch rijden. Als er echt meer
vermogen nodig is, zoals bij het oprijden
van een helling of bij plotseling
accelereren, wordt de benzinemotor
gestart waardoor krachtige acceleratie
mogelijk is door het gaspedaal stevig in te
trappen.
Als de auto zich in een conditie bevindt
waarin elektrisch rijden mogelijk is,
kunnen de EV-modus en de AUTO
EV-/HV-modus worden ingeschakeld
door de schakelaar te bedienen.
(→Blz. 72)
Als er in de AUTO EV-/HV-modus
gereden wordt, brandt het
controlelampje AUTO EV/HV.
HV-modus
In de HV-modus wordt de auto
aangedreven door zowel de
benzinemotor als de elektromotor.
(→Blz. 75)
2.1 Plug-in hybridesysteem
71
2
Plug-in hybridesysteem
Huidige modusModus na indruk-
ken schakelaar
EV-modusAUTO EV-/HV-
modus
AUTO EV-/HV-
modusEV-modus
HV-modusAUTO
EV-/HV-modus
*
*Als het batterijpakket (tractiebatterij)
niet meer voldoende geladen is om
elektrisch te rijden, kan de AUTO
EV-/HV-modus niet worden
geselecteerd.
Selectieschakelaar EV-/HV-modus
Huidige modusModus na indruk-
ken schakelaar
EV-modus HV-modus
AUTO EV-/HV-
modusHV-modus
HV-modus EV-modus
*
*Als het batterijpakket (tractiebatterij)
niet meer voldoende geladen is om
elektrisch te rijden, kan de EV-modus niet
worden geselecteerd.
Schakelen naar de laadmodus voor het
batterijpakket (tractiebatterij)
Houd de selectieschakelaar
EV-/HV-modus ingedrukt.
Laat de schakelaar los zodra het
controlelampje voor de laadmodus voor
het batterijpakket begint te knipperen.Het controlelampje voor de laadmodus
voor het batterijpakket gaat branden als
het overschakelen naar de laadmodus
voor het batterijpakket (tractiebatterij) is
voltooid.
Als het batterijpakket (tractiebatterij)
volledig geladen is
*, wordt de laadmodus
voor het batterijpakket (tractiebatterij)
automatisch uitgeschakeld en wordt er
overgeschakeld op de HV-modus.
De laadmodus voor het batterijpakket
(tractiebatterij) wordt uitgeschakeld door
op de schakelaar AUTO EV-/HV-modus of
de selectieschakelaar EV-/HV-modus te
drukken.
*De maximale lading van het
batterijpakket (tractiebatterij) in de
laadmodus is ongeveer 80% van de
volledige laadcapaciteit bij het laden door
een externe voedingsbron.
Als de werkingsmodus van het plug-in
hybridesysteem niet kan worden
gewijzigd
In de volgende situaties kan de
werkingsmodus van het plug-in
hybridesysteem niet worden gewijzigd,
zelfs niet als op de schakelaar AUTO
EV-/HV-modus of de selectieschakelaar
EV-/HV-modus wordt gedrukt. (In dat
geval wordt er een
waarschuwingsmelding weergegeven op
het multi-informatiedisplay als op de
schakelaar gedrukt wordt.)
2.1 Plug-in hybridesysteem
73
2
Plug-in hybridesysteem
batterijpakket (tractiebatterij) sneller
ontladen. Ook kan door snel
accelereren of rijden met hoge
snelheid het elektrisch rijden worden
uitgeschakeld.
• Beperk uw snelheid zo veel mogelijk.
De afstand die gereden kan worden in
de EV-modus neemt bij hoge
snelheden aanzienlijk af.
*De actieradius voor elektrisch rijden
kan worden bekeken op het
multi-informatiedisplay. (→Blz. 158)
Tijdens het rijden in de AUTO
EV-/HV-modus
Tijdens normaal rijden wordt alleen de
elektromotor gebruikt voor elektrisch
rijden
*, maar als het gaspedaal stevig
wordt ingetrapt, wordt de benzinemotor
gestart. (→Blz. 76)
Tevens wordt bij een te lage capaciteit
van het batterijpakket (tractiebatterij)
net als bij de EV-modus automatisch
overgeschakeld naar de HV-modus.
De AUTO EV-/HV-modus is geschikt voor
rijomstandigheden waarbij meer
vermogen nodig is, zoals bij het oprijden
van een helling of bij plotseling
accelereren. Het wordt echter aanbevolen
normaal gesproken in de EV-modus te
rijden, omdat de benzinemotor
gemakkelijker zal starten.
*De actieradius voor elektrisch rijden kan
worden bekeken op het multi-
informatiedisplay. (→Blz. 158)
Tijdens het rijden in de HV-modus
De auto kan op dezelfde manier worden
gereden als een standaard plug-in
hybrideauto.
In de HV-modus wordt het
hybridesysteem in principe als volgt
geregeld, afhankelijk van de
rijomstandigheden.
• Wanneer de auto stilstaat, wordt de
benzinemotor uitgeschakeld
*.• Bij het wegrijden wordt de auto
aangedreven door de elektromotor
(tractiemotor).
• Als er normaal wordt gereden, worden
de benzinemotor en de elektromotor
(tractiemotor) effectief geregeld en is
het brandstofverbruik minimaal. Ook
fungeert de elektromotor
(tractiemotor), indien nodig, als een
elektrische generator om het
batterijpakket (tractiebatterij) op te
laden.
• Als het gaspedaal stevig wordt
ingetrapt, wordt de aandrijfkracht van
zowel de benzinemotor als de
elektromotor (tractiemotor) gebruikt
om te accelereren.
*Wanneer het batterijpakket
(tractiebatterij) moet worden opgeladen
of wanneer de motor aan het opwarmen
is, enz., wordt de benzinemotor niet
automatisch uitgeschakeld. (→Blz. 77)
Tijdens het remmen (regeneratief
remmen)
De elektromotor (tractiemotor) laadt het
batterijpakket (tractiebatterij) op.
Door actief gebruik te maken van het
regeneratieve remmen kan de actieradius
voor elektrisch rijden worden vergroot
doordat elektriciteit wordt opgeslagen in
het batterijpakket (tractiebatterij).
In de HV-modus kan het regeneratieve
remsysteem ook actief worden ingezet
om het brandstofverbruik te
verminderen.
Regeneratief remmen
In de volgende situaties wordt kinetische
energie omgezet in elektrische energie
en wordt er een afremmingskracht
gegenereerd terwijl tegelijkertijd het
batterijpakket (tractiebatterij) wordt
opgeladen.
• Het gaspedaal wordt losgelaten terwijl
de selectiehendel in stand D of S
staat.
2.1 Plug-in hybridesysteem
75
2
Plug-in hybridesysteem