Branden/knipperpatroon Conditie auto
Brandt■Bezig met laden
■Laden is mogelijk
■De “Battery Heater” (batterijverwarming) (→blz. 111) is
in werking
■De “Battery Cooler” (batterijkoeler) (→blz. 111) is in
werking
Knippert (normaal)
*Als het laadschema is geregistreerd (→blz. 125) en de AC-
laadkabel is aangesloten op de auto
Knippert snel
*Als laden niet mogelijk is door een storing in de voedingsbron
of auto, enz. (→blz. 138)
Brandt niet■De laadstekker is niet aangesloten op het AC-laadcontact.
■Als het laadschema (→blz. 125) stand-by staat
■Als het laden is voltooid
*Knippert gedurende een bepaalde tijd en gaat vervolgens uit.
Laadindicator van de laadaansluiting
Als er een systeemstoring optreedt
tijdens het laden of als de op afstand
bedienbare airconditioning wordt
gebruikt, knippert de laadindicator snel
gedurende een bepaalde tijd en gaat hij
vervolgens uit.
Als dit gebeurt terwijl een portier wordt
geopend en het contact UIT staat, wordt
een melding weergegeven op het
multi-informatiedisplay. Volg de
instructies die worden weergegeven op
het display als er een melding wordt
weergegeven.
2.2.2 AC-laadkabel*
*Als de AC-laadkabel is meegeleverd.
De functie, de bedieningsprocedure, enz.
van de AC-laadkabel worden uitgelegd.
WAARSCHUWING!
Bij gebruik van de AC-laadkabel en
het CCID (Charging Circuit
Interrupting Device,
onderbrekingsapparaat laadsysteem)
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht.
Als u dat niet doet, kunt u een ongeval
veroorzaken, waardoor dodelijk of
ernstig letsel kan ontstaan.
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
• Probeer de AC-laadkabel, de
laadstekker, de stekker en het CCID
(Charging Circuit Interrupting
Device, onderbrekingsapparaat
laadsysteem) niet te demonteren of
repareren.
Stop onmiddellijk met laden als er
een probleem optreedt met de
AC-laadkabel of het CCID (Charging
Circuit Interrupting Device,
onderbrekingsapparaat
laadsysteem) en neem contact op
met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
• Stel de AC-laadkabel, de laadstekker,
de stekker en het CCID (Charging
Circuit Interrupting Device,
onderbrekingsapparaat
laadsysteem) niet bloot aan sterke
schokken.
• Oefen geen overmatige kracht uit op
de AC-laadkabel. Rol de AC-laadkabel
niet te strak op, tordeer de
AC-laadkabel niet en trek er ook niet
aan.
• Beschadig de AC-laadkabel niet met
scherpe voorwerpen.
• Vouw de laadstekker of de stekker
niet op en steek er geen vreemde
voorwerpen in.
2.2 Laden
92
AC-laadkabel aan op een aparte groep
met een minimale capaciteit van
13 ampère.
• Het wordt aanbevolen om één
contactdoos exclusief voor het laden
te gebruiken. Als u de laadkabel
aansluit op een contactdoos met
meerdere groepen waarop ook andere
apparatuur is aangesloten, kan de
stroomonderbreker in werking
treden.
*
• Controleer of de contactdoos is
voorzien van een aardlekschakelaar.
Laat, als dat niet het geval is, er een
monteren door een naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
• Als het laden buiten plaatsvindt,
controleer dan of de contactdoos
waterdicht is en voor gebruik
buitenshuis goedgekeurd is. Het
wordt aanbevolen om vóór gebruik te
controleren of de aardlekschakelaar
werkt.
• Controleer of er plaatselijke
regelgeving met betrekking tot het
laden van toepassing is en houd u
hieraan.
*Neem contact op met een elektricien
voor meer informatie.
De laadomgeving
De volgende laaduitrusting en
instellingen worden aanbevolen om veilig
te kunnen laden.
• Waterdichte contactdoos
Als het laden buiten plaatsvindt, moet
de stekker aangesloten worden op een
waterdichte contactdoos en moet
worden gecontroleerd of de
verbinding waterdicht blijft terwijl de
stekker is aangesloten.
• Speciaal circuit
– Sluit de laadkabel alleen aan op een
speciale groep met een minimale
capaciteit van 13 ampère met
piekstroombeveiliging, om de kans
op brand te verkleinen.– Sluit de laadkabel aan op een
contactdoos met aardlekschakelaar,
om de kans op een elektrische schok
tijdens het gebruik van de stekker te
verkleinen.
• Op afstand bedienbare schakelaar
Hiermee kan de stroom tussen de
contactdoos en de stekker worden
uitgeschakeld, zodat de stekker op
regenachtige dagen veilig kan worden
verwijderd of geplaatst.
Als de stroomonderbreker in werking
treedt tijdens het laden
De bovenste limiet van de laadstroom
kan worden gewijzigd in “Vehicle
Settings” (voertuiginstellingen) op het
multi-informatiedisplay.
1. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om
te
selecteren.
2. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om “Vehicle
Settings” (voertuiginstellingen) te
selecteren en houd vervolgens
ingedrukt.
3. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om “Charging
Settings” (oplaadinstell.) te
selecteren en druk vervolgens op
.
Het scherm “Charging Settings”
(oplaadinstell.) wordt weergegeven.
4. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om “Charging
Current” (oplaadstroom) te selecteren
en druk vervolgens op
. Het
scherm “Charging Current”
(oplaadstroom) wordt weergegeven.
5. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om “16A”
*1of
“8A” te selecteren en druk vervolgens
op
. Tijdens het laden wordt de
maximale stroomsterkte begrensd op
de ingestelde waarde of lager.
*2
2.2 Laden
108
• Bij gebruik van de “Mijn
ruimte-modus”. (→Blz. 134)
• Tijdens het laden is de stroom
uitgevallen.
• Er is een onderbreking in de
stroomvoorziening.
• Er is sprake van een spanningsval bij
de externe voedingsbron.
• De lading van de 12V-accu is te laag,
bijvoorbeeld omdat er gedurende
langere tijd niet met de auto is
gereden.
• De maximale laadstroom is ingesteld
op8Aof16A
*via “Vehicle Settings”
(voertuiginstellingen). (→Blz. 108)
• Als de “Battery Heater”
(batterijverwarming) in werking is.
(→Blz. 111)
• Als de “Battery Cooler”
(batterijkoeler) in werking is geweest
vóór het laden. (→Blz. 111)
• Als de stekker warmte genereert door
een losse aansluiting, enz.
*Alleen auto's met 6,6 kW
tractiebatterijlader
Gebruik van een gelijkstroomlader
Gelijkstroomladers kunnen niet worden
gebruikt voor deze auto.
Elektriciteit voor laden
Deze auto kan worden geladen tot
maximaal ongeveer 3,3 kW of 6,6 kW
*.
Afhankelijk van de gebruikte lader of de
AC-laadkabel wordt de elektriciteit voor
laden mogelijk beperkt.
*Alleen auto's met 6,6 kW
tractiebatterijlader
Laadgekoppelde functies
Deze auto is uitgerust met meerdere
functies die aan het laden gekoppeld zijn.“Mijn ruimte-modus” (→blz. 134)
Als de AC-laadkabel is aangesloten op de
auto, kunnen elektrische componenten,
zoals de airconditioning of het
audiosysteem, worden gebruikt met de
externe voedingsbron
*.
*Afhankelijk van de situatie kan de
energie van het batterijpakket
(tractiebatterij) worden gebruikt.
“Battery Heater” (batterijverwarming)
Als de buitentemperatuur laag is en de
AC-laadkabel is aangesloten op de auto,
verwarmt deze functie automatisch het
batterijpakket (tractiebatterij) totdat
deze een bepaalde temperatuur bereikt of
overschrijdt.
De “Battery Heater” (batterijverwarming)
werkt als “Battery Heater”
(batterijverwarming) van de “Charging
Settings” (oplaadinstell.) op het
multi-informatiedisplay aan is.
(→Blz. 164)
Opwarmregeling batterijpakket
(tractiebatterij) (alleen Groenland)
Deze regeling treedt in werking als de
AC-laadkabel gedurende 3 dagen op de
auto aangesloten blijft en de “Battery
Heater” (batterijverwarming)
automatisch stopt. De regeling isoleert
het batterijpakket (tractiebatterij)
automatisch bij extreem lage
temperaturen.
• Deze regeling stop 31 dagen nadat de
AC-laadkabel is aangesloten, zelfs als
hij nog steeds is aangesloten op de
auto.
• Als deze regeling in werking is, worden
de instellingen van het laadschema
genegeerd en start het laden.
“Battery Cooler” (batterijkoeler)
Als het batterijpakket (tractiebatterij)
heet is en de AC-laadkabel is aangesloten
op de auto, koelt deze functie het
batterijpakket (tractiebatterij) voordat
het laden wordt uitgevoerd.
2.2 Laden
111
2
Plug-in hybridesysteem
De “Battery Cooler” (batterijkoeler) werkt
als “Battery Cooler” (batterijkoeler) van
de “Charging Settings” (oplaadinstell.) op
het multi-informatiedisplay aan is.
(→Blz. 164)
Verwarmings- en koelsysteem
tractiebatterij (“Battery Heater”
(batterijverwarming) en “Battery
Cooler” (batterijkoeler))
• Het systeem werkt als de temperatuur
van het batterijpakket (tractiebatterij)
boven of onder een bepaalde waarde
ligt.
• Het systeem werkt mogelijk als er niet
geladen wordt.
• Als het laadschema wordt gebruikt
(→blz. 125), werkt deze functie
overeenkomstig het laadschema.
“Battery Heater” (batterijverwarming)
• Als de “Battery Heater”
(batterijverwarming) in werking is,
brandt de laadindicator.
• Als de AC-laadkabel wordt verwijderd
van de auto of ongeveer 3 dagen op
de auto aangesloten blijft, wordt het
systeem automatisch uitgeschakeld.
• Als de “Battery Heater”
(batterijverwarming) in werking is
tijdens het laden, kan het laden langer
duren dan normaal.
• Als de buitentemperatuur hoog wordt
terwijl de “Battery Heater”
(batterijverwarming) in werking is,
kan het laden voltooid zijn voor de
ingestelde “Departure”-tijd
(vertrektijd). (→Blz. 125)
• Als de tractiebatterij bijna volledig
geladen is, werkt de “Battery Cooler”
(batterijkoeler) mogelijk niet.
• Als de volgende handelingen worden
uitgevoerd terwijl de “Battery Heater”
(batterijverwarming) in werking is,
wordt het verwarmen van het
batterijpakket (tractiebatterij)
gestopt.
– De selectiehendel wordt in een
andere stand dan P gezet– De op afstand bedienbare
airconditioning is ingeschakeld
(→blz. 379)
• De “Battery Heater”
(batterijverwarming) werkt mogelijk
zelfs als het batterijpakket
(tractiebatterij) volledig geladen is,
afhankelijk van de temperatuur van
het batterijpakket (tractiebatterij).
– De resterende lading in het
batterijpakket (tractiebatterij)
neemt af als de “Battery Heater”
(batterijverwarming) is
ingeschakeld. De laadprocedure
start mogelijk opnieuw om het
batterijpakket (tractiebatterij) te
laden.
– Charging Stopped Due to Pulled
Charging Connector (laden gestopt
vanwege losgetrokken laadstekker)
wordt mogelijk weergegeven als de
laadstekker tijdens het opnieuw
laden wordt verwijderd. (→Blz. 140)
“Battery Cooler” (batterijkoeler)
• De laadindicator brandt wanneer de
“Battery Cooler” (batterijkoeler)
stand-by staat of in werking is.
• De “Battery Cooler” (koeler
batterijpakket) werkt maximaal
ongeveer 30 minuten. Als echter de
“Departure”-tijd (vertrektijd) is
ingesteld (→blz. 125) en er niet
voldoende tijd zit tussen het huidige
tijdstip en het tijdstip waarop het
laden voltooid is, kan de tijd dat de
“Battery Cooler” (batterijkoeler) in
werking is, korter worden.
• Als er nog maar weinig resterende
lading in het batterijpakket
(tractiebatterij) aanwezig is, werkt de
“Battery Cooler” (batterijkoeler)
mogelijk niet, ook al is de temperatuur
van het batterijpakket (tractiebatterij)
hoog.
• Als de volgende handelingen worden
uitgevoerd terwijl de “Battery Cooler”
(batterijkoeler) in werking is, wordt
het koelen van het batterijpakket
(tractiebatterij) gestopt.
2.2 Laden
112
In het laadschema kunt u het laden van
het batterijpakket (tractiebatterij)
plannen op het door u gewenste tijdstip,
zoals 's avonds laat of 's ochtends vroeg.
Verder kan het laadschema zo worden
ingesteld dat het batterijpakket
(tractiebatterij) automatisch elke dag of
op hetzelfde tijdstip op bepaalde dagen
geladen wordt. (→Blz. 125)
Bekijken van informatie met betrekking
tot het laden
Informatie met betrekking tot het laden
wordt weergegeven en kan worden
gecontroleerd op het
multi-informatiedisplay.
Tijdens het laden
Als er een portier geopend wordt tijdens
het laden, worden de huidige
ladingstoestand en de geschatte tijd tot
volledige lading gedurende een bepaalde
tijd weergegeven.Nadat het laden is voltooid
Als een van de portieren wordt geopend
terwijl het contact UIT staat en het laden
voltooid is, wordt gedurende korte tijd
een melding met de resultaten van het
laden weergegeven. Ook wordt er een
melding weergegeven als er een
handeling wordt uitgevoerd om het laden
te stoppen of als zich een situatie
voordoet waarbij er niet kan worden
geladen.
Volg de instructies die worden
weergegeven op het display als er een
melding wordt weergegeven. (→Blz. 140)
Multi-informatiedisplay tijdens laden
Als tijdens het laden ongeveer
100 seconden verstreken zijn nadat het
contact AAN is gezet, gaat het contact
automatisch UIT en wordt het display
uitgeschakeld.
2.2.7 Wat u moet weten voor het
laden
Lees de volgende voorzorgsmaatregelen
voordat u de AC-laadkabel aansluit op de
auto en het batterijpakket
(tractiebatterij) gaat laden.
Veiligheidsfuncties
• Het hybridesysteem start niet als de
AC-laadkabel is aangesloten op de
auto, zelfs niet wanneer de startknop
wordt bediend.
2.2 Laden
114
Controleren van de AC-laadkabel
Controleer voor het laden of alle
onderdelen van de AC-laadkabel in goede
staat verkeren. (→Blz. 100)
Tijdens het laden
• Het starttijdstip voor het laden kan
afwijken, afhankelijk van de status van
de auto, maar dit duidt niet op een
storing.
• U kunt in de buurt van de achterstoel
geluid horen dat afkomstig is van de
koelventilator. (→Blz. 84)
• Tijdens het laden kunt u geluid horen
in de buurt van het batterijpakket
(tractiebatterij) overeenkomstig de
werking van de airconditioning of de
“Battery Cooler” (batterijkoeler)
(→blz. 111).
• Tijdens en na het laden kunnen de
achterstoel en de omgeving waar de
tractiebatterijlader gemonteerd is,
warm zijn.
• Het oppervlak van het CCID (Charging
Circuit Interrupting Device,
onderbrekingsapparaat laadsysteem)
kan heet worden. Dit is normaal en
duidt niet op een storing. (Bij gebruik
van AC-laadkabel modus 2.)
• Afhankelijk van de radiogolven kan er
ruis hoorbaar zijn op de radio.
• De huidige ladingstoestand en de
geschatte tijd tot het laden voltooid is,
kunnen worden bekeken op het
multi-informatiedisplay.
Afname capaciteit van het
batterijpakket (tractiebatterij)
De capaciteit van het batterijpakket
(tractiebatterij) neemt tijdens het
gebruik van het batterijpakket
(tractiebatterij) geleidelijk af. De mate
waarin hij afneemt, is afhankelijk van de
omstandigheden en de manier waarop
er met de auto wordt gereden. Door de
volgende adviezen in acht te nemen, kan
de afname van de capaciteit van het
batterijpakket vertraagd worden.• Parkeer de auto niet op een warme
plaats en in de volle zon wanneer het
batterijpakket (tractiebatterij)
volledig is geladen.
• Voorkom frequent en plotseling
accelereren en decelereren tijdens het
elektrisch rijden.
• Rijd niet regelmatig op of in de buurt
van de maximale snelheid voor
elektrisch rijden. (→Blz. 76)
• Zorg dat er nog wat lading in het
batterijpakket (tractiebatterij) zit
wanneer u gedurende langere tijd niet
met de auto rijdt. Controleer of er van
de EV-modus of de AUTO
EV-/HV-modus is overgeschakeld op
de HV-modus voordat u het contact
UIT zet.
• Gebruik de laadschemafunctie zo veel
mogelijk om ervoor te zorgen dat het
batterijpakket (tractiebatterij)
volledig geladen is vlak voordat u
wegrijdt. (→Blz. 125)
Verder zal, als de capaciteit van het
batterijpakket (tractiebatterij) afneemt,
de afstand afnemen die in de EV-modus
of de AUTO EV-/HV-modus gereden kan
worden. De prestaties van de auto
nemen echter niet merkbaar af.
Als de resterende hoeveelheid lading
in het batterijpakket (tractiebatterij)
laag is na het laden
In de volgende situaties kan de
resterende lading in het batterijpakket
(tractiebatterij) lager zijn dan normaal
nadat het laden is voltooid om het
systeem te beschermen (de actieradius
voor elektrisch rijden nadat het
batterijpakket volledig geladen is, kan
korter zijn).
*
• Het laden vindt plaats als de
buitentemperatuur laag of hoog is.
• Het laden vindt plaats direct na het
rijden onder zware belasting of in
extreme hitte.
2.2 Laden
116
Als geen van bovenstaande situaties van
toepassing is en er een aanzienlijke
daling van de resterende lading van het
batterijpakket (tractiebatterij) is na het
laden, laat dan de auto nakijken door een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
*Als dit gebeurt, zal de resterende lading
sneller afnemen dan normaal, zelfs als
het display met de resterende lading van
het batterijpakket (tractiebatterij)
aangeeft dat het batterijpakket
(tractiebatterij) volledig geladen is.
Wanneer de hoeveelheid lading die
naar het batterijpakket
(tractiebatterij) wordt gestuurd,
afneemt.
Wanneer de lader een laag vermogen
heeft of bediening van de “Battery
Heater” (batterijverwarming), enz.
ervoor zorgt dat er minder
laadvermogen naar het batterijpakket
(tractiebatterij) wordt gestuurd, neemt
de hoeveelheid lading die naar het
batterijpakket (tractiebatterij) wordt
gestuurd mogelijk af.
2.2.8 Procedure voor het laden
In dit hoofdstuk wordt de procedure
behandeld voor het laden van het
batterijpakket (tractiebatterij) met de
meegeleverde AC-laadkabel.
Volg bij het laden via een laadstation de
gebruiksinstructies van de AC-lader.
Controleer voor het laden of “Charge
Now” (nu opladen) aangezet is als er een
laadschema is geregistreerd. (→Blz. 131)
OPMERKING
Bij gebruik van de AC-laadkabel en
bijbehorende onderdelen
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht om
schade aan de AC-laadkabel en
bijbehorende onderdelen te voorkomen.
• Als het laden wordt onderbroken of
afgebroken, verwijder dan de
laadstekker voordat u de stekker
verwijdert.
• Controleer bij het verwijderen van de
AC-laadkabel of de laadstekker
ontgrendeld is.
• Trek niet met kracht aan de afdekkap
van de laadstekker en de kap van het
AC-laadcontact.
• Stel de laadstekker tijdens het laden
niet bloot aan trillingen. Hierdoor zou
het laden onderbroken kunnen
worden.
• Steek niets anders in het
AC-laadcontact dan de laadstekker.
• Houd de stekker goed vast bij het huis
tijdens het in de contactdoos steken
en uit de contactdoos verwijderen van
de stekker.
• Beschadig de kap van het
AC-laadcontact niet met een scherp
voorwerp.
• Trek niet met kracht aan de
AC-laadkabel als deze ergens klem zit
of in de knoop zit. Als de kabel in de
knoop zit, haal hem dan uit de knoop
alvorens hem te gebruiken.
• Haal het AC-laadcontact niet uit
elkaar en modificeer of repareer het
niet. Neem contact op met een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige als het
AC-laadcontact gerepareerd moet
worden.
Voorzorgsmaatregelen bij laden
→Blz. 115
2.2 Laden
117
2
Plug-in hybridesysteem
de laadstekker weergegeven op de
energiemonitor en wordt de stroom van
de elektriciteit tijdens het laden
weergegeven (→blz. 171).
Laden bij een openbaar laadstation
met autorisatiefunctie
Als tijdens het laden een portier wordt
ontgrendeld, wordt de laadstekker
ontgrendeld en wordt het laden
onderbroken. In dat geval wordt de
autorisatie van het laadstation
geannuleerd en kan het laden mogelijk
niet weer worden gestart. Sluit de
laadstekker weer aan en voer de
autorisatie voor het laadstation uit.
Beschermingsfunctie tegen
oververhitting AC-laadcontact (auto's
met 6,6 kW tractiebatterijlader)
Door de plaatsing van een thermosensor
in het AC-laadcontact wordt voorkomen
dat onderdelen smelten wanneer de
temperatuur stijgt ten gevolge van
verontreinigingen in de laadstekker. Als
een bepaalde temperatuurstijging wordt
gesignaleerd, stopt het laden
onmiddellijk en wordt er een melding
weergegeven op het multi-
informatiedisplay. Nadat de
temperatuur is gedaald, wordt het laden
hervat door de procedure voor het
starten van het laden nogmaals uit te
voeren.
WAARSCHUWING!
Tijdens laden
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht.
Als u dat niet doet, kunt u een ongeval
veroorzaken, waardoor dodelijk of
ernstig letsel kan ontstaan.
• Sluit de laadkabel aan op een
voedingsbron die geschikt is voor het
laden. (→Blz. 107)
• Controleer of de AC-laadkabel, de
stekker en de contactdoos vrij zijn
van verontreinigingen.
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
• Controleer vóór het laden of het
AC-laadcontact niet vervormd,
beschadigd of gecorrodeerd is en of
het laadcontact vrij is van
verontreinigingen zoals vuil, sneeuw
en ijs. Als er vuil of stof in zit,
verwijder dit dan volledig voordat u
de laadstekker erin steekt.
• Zorg ervoor dat het gedeelte rond de
aansluitingen vrij is van vuil en stof
voordat u de laadstekker in de lader
steekt. Als er vuil of stof in zit,
verwijder dit dan volledig voordat u
de laadstekker erin steekt.
• Zorg ervoor dat de aansluitingen van
het AC-laadcontact niet nat worden.
• Gebruik alleen contactdozen waarin
de stekker goed aangesloten kan
worden.
• Bundel de AC-laadkabel niet tijdens
het laden en wikkel hem niet op
omdat dit kan leiden tot
oververhitting.
• Raak de aansluitingen van de
laadstekker en het AC-laadcontact
niet aan met scherpe metalen
voorwerpen (naalden, enz.) of de
hand en veroorzaak geen kortsluiting
met vreemde voorwerpen.
• Als het laden buiten plaatsvindt,
controleer dan of de contactdoos
waterdicht is en voor gebruik
buitenshuis geschikt is. Zorg ervoor
dat de waterdichte kap helemaal
gesloten kan worden. Als de
waterdichte kap niet gesloten kan
worden, plaats dan een waterdichte
kap die wel gesloten kan worden.
• Volg de aanwijzingen van de lader om
te stoppen met laden bij het
laadstation.
• Als u tijdens het laden hitte, rook,
geuren, geluiden of andere
afwijkingen constateert, stop dan
onmiddellijk met laden.
• Steek de stekker niet in de
contactdoos als die is
ondergedompeld in water of sneeuw.
2.2 Laden
121
2
Plug-in hybridesysteem