batterijpakket (tractiebatterij) volledig
geladen is. Dit duidt echter niet op een
storing.
Bij het verwijderen van de laadstekker
Ontgrendel de portieren met het Smart
entry-systeem met startknop of de
afstandsbediening om de laadstekker te
ontgrendelen, controleer of de
vergrendeling gedeactiveerd is en trek
vervolgens de laadstekker naar u toe.
(→Blz. 104)
Als de laadstekker niet ontgrendeld kan
worden
→Blz. 106
WAARSCHUWING!
Na het laden
Verwijder de stekker wanneer u die
gedurende langere tijd niet gebruikt.
Er kan zich vuil en stof ophopen rond
de stekker of de contactdoos, wat kan
leiden tot een storing of brand, met
dodelijk of ernstig letsel tot gevolg.
OPMERKING
Na het laden
• Bewaar de AC-laadkabel buiten bereik
van kinderen.
• Plaats de kap op het AC-laadcontact
en sluit de klep van de laadaansluiting
na het losnemen van de laadstekker
van het AC-laadcontact. Als de kap
van het AC-laadcontact niet geplaatst
wordt, kunnen water of vreemde
voorwerpen in het AC-laadcontact
terechtkomen, waardoor de auto
beschadigd kan raken.
• Bewaar de stekker, nadat u hem uit de
contactdoos hebt gehaald, op een
veilige, droge en schone plaats. De
AC-laadkabel en stekker kunnen
beschadigd raken wanneer erop
wordt getrapt of eroverheen wordt
gereden.
2.2.9 Gebruik van de
laadschemafunctie
Het laden kan worden uitgevoerd op het
gewenste tijdstip door het laadschema te
registreren. Verder is het mogelijk het
laadschema aan te passen aan uw
voorkeuren, bijvoorbeeld zo dat het laden
voltooid is voor een bepaalde vertrektijd
of dat de laadprocedure wordt uitgevoerd
op hetzelfde tijdstip op bepaalde dagen.
Kalenderinstellingen
De actuele informatie over datum en tijd
wordt automatisch ingesteld met behulp
van het GPS-systeem. Als GPS-kalibratie
van de klok echter is uitgeschakeld in de
instellingen van het multimediasysteem,
moet de datum worden ingesteld op het
multi-informatiedisplay.
Als het controlescherm voor de
kalenderinstellingen wordt weergegeven
wanneer geprobeerd is om een
laadschema te registreren, controleer dan
of de juiste datum is ingesteld. Als deze
niet juist is, pas hem dan aan.
Als de kalenderinformatie niet klopt,
werkt de laadschemafunctie niet
normaal.
Instellingen van de laadschemafunctie
Bij het registreren van het laadschema
kunnen de volgende instellingen worden
gewijzigd.
Selecteren van de laadmodus
Een van de twee onderstaande laadmodi
kan worden geselecteerd
“Start”
Start het laden op het ingestelde
tijdstip
*1en beëindigt het laden als het
batterijpakket volledig geladen is.*2
“Departure” (vertrek)
Start het laden op een dusdanig tijdstip
dat het laden voltooid is op het
ingestelde tijdstip.
*3, 4
2.2 Laden
125
2
Plug-in hybridesysteem
Als deze instelling is geselecteerd, kan de
aircogekoppelde functie worden
gebruikt.
*1De laadtimerfunctie wordt uitgevoerd
overeenkomstig de klok in het
multi-informatiedisplay. Controleer of de
klok op de juiste tijd is ingesteld voordat u
het laadschema registreert.
*2Het starten van het laden kan iets
afwijken van het ingestelde tijdstip door
de status van het batterijpakket
(tractiebatterij).
*3Als het systeem vaststelt dat er geen
tijd is om het laden te voltooien op de
geplande vertrektijd, begint het met
laden. Controleer de laadschema's.
*4Als er plotselinge veranderingen in
temperatuur of veranderingen in de
conditie van de voedingsbron optreden
tijdens het laden, kan het laden beëindigd
worden op een ander tijdstip dan het
tijdstip dat berekend is door het systeem.
Herhalingsinstelling
Het periodieke laadschema kan worden
ingesteld door de gewenste dag van de
week te selecteren. (Als er geen dagen
zijn geselecteerd, wordt er maar één keer
geladen.)
Aircogekoppelde instelling (“Climate
Prep”) (aircovoorbereiding) (indien
aanwezig)
Als de laadmodus is ingesteld op
“Departure” (vertrek), kan de airco van de
auto (→blz. 372) zo worden ingesteld dat
de airco automatisch wordt ingeschakeld
*
afhankelijk van het ingestelde tijdstip.
Door op voorhand de temperatuur in het
interieur te regelen, kunnen passagiers
direct na het instappen genieten van een
aangenaam klimaat.
*Het inschakelen gebeurt ongeveer
20 minuten voor de ingestelde
vertrektijd.Aan- en uitzetten van “Charge Now” (nu
opladen)
Ook als er maar één laadschema is
opgeslagen, start het laden pas op het
ingestelde tijdstip, zelfs al wordt de
AC-laadkabel aangesloten op de auto. Om
met het laden te beginnen zonder het
ingestelde laadschema te wijzigen moet
“Charge Now” (nu opladen) aangezet
worden om het laadschema tijdelijk te
annuleren en laden na het aansluiten van
de AC-laadkabel mogelijk te maken.
*
*
Als de laadstekker tijdens het laden
wordt verwijderd terwijl er een
laadschema is geregistreerd en “Charge
Now” (nu opladen) “On” (aan) is, gaat
“Charge Now” (nu opladen) “Off” (uit).
Wijzigen van “Next Event” (volgende
geb.)
*1
Het is mogelijk tijdelijk het tijdstip van
het volgende laadschema in te stellen
zonder de geregistreerde
herhalingsinstelling te wijzigen.
*2
*1
“Next Event” (volgende geb.) verwijst
naar het laadschema dat van de
geregistreerde laadschema's het dichtst
bij het actuele tijdstip ligt. Het
laadschema wordt uitgevoerd op basis
van “Next Event” (volgende geb.).
*2Als “Next Event” (volgende geb.) wordt
gewijzigd, wordt het huidige laadschema
tijdelijk genegeerd en wordt het laden
pas uitgevoerd op het tijdstip dat is
vastgelegd bij “Next Event” (volgende
geb.). (Als bijvoorbeeld bij “Next Event”
(volgende geb.) het laden 2 dagen later is
ingesteld, wordt er niet eerder geladen
dan op het tijdstip dat is geregistreerd bij
“Next Event” (volgende geb.), zelfs al zijn
er items geregistreerd in het
laadschema.)
2.2 Laden
126
Registreren van het laadschema
Het laadschema kan worden
geregistreerd op het multi-
informatiedisplay:→blz. 128
Laadschema
• Het laadschema kan niet tijdens het
rijden worden ingesteld.
• Er kunnen maximaal 15 laadschema's
worden geregistreerd.
Controleren of de laadschemafunctie
goed werkt
Controleer het volgende.
• Stel de klok in op het juiste tijdstip
(→blz. 156)
• De kalender wordt op de juiste datum
ingesteld (→blz. 163)
• Controleer of het contact UIT staat.
• Sluit na het registreren van het
laadschema de AC-laadkabel aan. Het
starttijdstip voor het laden wordt
vastgesteld op basis van het
laadschema op het moment dat de
AC-laadkabel werd aangesloten.
• Controleer na het aansluiten van de
AC-laadkabel of de laadindicator van
de laadaansluiting knippert (→blz. 91)
• Gebruik geen contactdoos met
uitschakelfunctie (of timerfunctie).
Gebruik een contactdoos waar
constant spanning op staat. Bij
contactdozen met uitschakelfunctie
door bijvoorbeeld een timer verloopt
het laden mogelijk niet volgens plan
als de spanning tijdens de ingestelde
tijd uitgeschakeld wordt.Als de AC-laadkabel aangesloten blijft
op de auto
Zelfs als er meerdere opeenvolgende
laadschema's zijn geregistreerd, wordt
de volgende laadprocedure niet
uitgevoerd volgens het laadschema als
de AC-laadkabel na het voltooien van de
laadprocedure niet is verwijderd en
opnieuw is aangesloten. Verder zal, als
het batterijpakket (tractiebatterij)
volledig geladen is, het laadschema niet
worden uitgevoerd.
“Climate Prep” (aircovoorbereiding)
• Als de aircogekoppelde instelling aan
staat, werkt de airconditioning tot de
ingestelde vertrektijd. De
airconditioning verbruikt dan
elektriciteit waardoor het laden
mogelijk niet voltooid is op de
ingestelde vertrektijd.
• Als het batterijpakket (tractiebatterij)
volledig geladen is, zal er niet worden
geladen, ook al is er een laadschema
ingesteld. Als “Climate Prep”
(aircovoorbereiding) echter aan is
gezet, werkt de airconditioning
slechts één keer als het tijdstip nadert
dat is ingesteld bij “Departure”
(vertrek). Als dat gebeurt, zal de
airconditioning elektriciteit
verbruiken en kan de resterende
lading in het batterijpakket
(tractiebatterij) bij het vertrek zijn
afgenomen.
• Als de portieren ontgrendeld zijn,
werkt de airconditioning niet.
Als laadschema's worden genegeerd
Als de volgende handelingen worden
uitgevoerd terwijl het laadschema
stand-by staat, wordt het laadschema
tijdelijk geannuleerd en wordt er
begonnen met laden.
• Als de op afstand bedienbare
airconditioning (→blz. 379) wordt
ingeschakeld
• Als de “Mijn ruimte-modus” wordt
ingeschakeld (→blz. 134)
2.2 Laden
127
2
Plug-in hybridesysteem
• Als “Charge Now” (nu opladen) wordt
ingeschakeld (→blz. 131)
• Als er een handeling wordt uitgevoerd
waardoor het laden middels het
laadschema tijdelijk wordt
geannuleerd (→blz. 120)
Effecten van de buitentemperatuur
Als de laadmodus is ingesteld op
“Departure” (vertrek), wordt het
laadschema mogelijk genegeerd
vanwege de buitentemperatuur en kan
het laden beginnen.
“Battery Heater” (batterijverwarming)
(→blz. 111)/“Battery Cooler”
(batterijkoeler) (→blz. 111)
Als het laden wordt uitgevoerd met
behulp van het laadschema, kan de
verwarmings- of koelfunctie voor het
batterijpakket (tractiebatterij) in
werking treden, afhankelijk van de
temperatuur van het batterijpakket
(tractiebatterij).
• Als de laadmodus is ingesteld op
“Starten”, begint het koelen op het
ingestelde starttijdstip van het laden.
• “Battery Heater”
(batterijverwarming): Als de
laadmodus is ingesteld op
“Departure” (vertrek), start de functie
automatisch zodat het verwarmen
voltooid is op de gewenste vertrektijd.
• “Battery Cooler” (batterijkoeler): Als
de laadmodus is ingesteld op
“Departure” (vertrek), begint het
koelen ongeveer 30 minuten voor het
starttijdstip van het laden. Als er
echter geen tijd is om het laden
binnen het laadschema te voltooien,
kan de koeltijd van het batterijpakket
(tractiebatterij) verkort worden en
werkt “Battery Cooler” (batterijkoeler)
mogelijk niet.Instellen
Gebruik de bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel als het laadschema
wordt gebruikt.
ABedieningstoetsen
instrumentenpaneel (→blz. 157)
BMulti-informatiedisplay
Registreren van het laadschema
1. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om
te
selecteren.
2. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om “Vehicle
Settings” (voertuiginstellingen) te
selecteren en houd vervolgens
ingedrukt.
3. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om “Charging
Settings” (oplaadinstell.) te
selecteren en druk vervolgens op
.
Het scherm “Charging Settings”
(oplaadinstell.) wordt weergegeven.
4. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om “Charging
Schedule” (oplaadschema) te
selecteren en druk vervolgens op
.
Het scherm “Charging Schedule”
(oplaadschema) wordt weergegeven.
2.2 Laden
128
Via het scherm “Charging Schedule”
(laadschema)
1. Voer stap1totenmet4van de
procedure “Registreren van het
laadschema” (→blz. 128) uit en geef
het scherm “Charging Schedule”
(oplaadschema) weer.
2. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om “Charge
Now” (nu opladen) te selecteren en
druk vervolgens op
.
Elke keer als op
wordt gedrukt,
schakelt “Charge Now” (nu opladen)
tussen “On” (aan) en “Off” (uit).
Via het scherm “Closing Display” (afsluitend
scherm)
*
*
Als “Closing Display” (afsluitend scherm)
niet is ingesteld op “Charging Schedule”
(oplaadschema) op het scherm
van
het multi-informatiedisplay, wordt het
“Closing Display” (afsluitend scherm) niet
weergegeven. Controleer in dat geval de
instellingen op het
multi-informatiedisplay
1. Zet het contact UIT.
Het scherm “Closing Display”
(eindscherm) wordt weergegeven op
het multi-informatiedisplay.
(→Blz. 133)
2. Druk op
om “Charge Now” (nu
laden) in te stellen op “On” (aan).
Elke keer als op
wordt gedrukt,
schakelt “Charge Now” (nu opladen)
tussen “On” (aan) en “Off” (uit).Na het voltooien van de instellingen
wordt met laden begonnen zodra de
AC-laadkabel is aangesloten. (→Blz. 117)
Wijzigen van “Next Event” (volgende
geb.)
*
*
Als “Charge Now” (nu opladen) is
ingesteld op “On” (aan), de “Mijn
ruimte-modus” (→blz. 134) wordt
gebruikt, enz., is het niet mogelijk om de
geregistreerde “Next Event” (volgende
geb.) te wijzigen.
1. Voer stap1totenmet4van de
procedure “Registreren van het
laadschema” (→blz. 128) uit en geef
het scherm “Charging Schedule”
(oplaadschema) weer.
2. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om “Next Event”
(volgende geb.) te selecteren en druk
vervolgens op
.
Het scherm “Next Event” (volgende
geb.) wordt weergegeven.
3. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om JA te
selecteren en druk vervolgens op
.
Op het scherm wordt de
bevestigingsmelding weergegeven.
Druk op
en het scherm “Charging
Mode” (oplaadmodus) wordt
weergegeven.
Druk op
om terug te keren naar
het vorige scherm.
2.2 Laden
132
4. Wijzig de gewenste instellingen zoals
beschreven vanaf stap7van de
procedure “Registreren van het
laadschema”. (→Blz. 128)
Druk op
om terug te keren naar
het vorige scherm.
Wanneer het instellen van het
laadschema wordt geannuleerd
Onder de volgende omstandigheden
wordt het instellen van het laadschema
geannuleerd.
• Het contact wordt bediend voordat de
instellingen zijn bevestigd
• De auto rijdt weg
• Er wordt een display weergegeven
met een hogere prioriteit dan dat van
de instelling voor het laadschema
“Next Event” (volgende geb.)
Nadat het laden is voltooid, wijzigt de
weergegeven “Next Event” (volgende
geb.) op het multi-informatiedisplay
niet zolang de AC-laadkabel niet is
verwijderd, zelfs niet na het laden
volgens het schema “Next Event”
(volgende geb.).Om terug te keren naar de
oorspronkelijke instelling na het
wijzigen van de instelling “Next Event”
(volgende geb.)
Door de instelling “Charge Now” (nu
opladen) aan en vervolgens uit te zetten,
kan worden teruggekeerd naar de
oorspronkelijke instelling voor “Next
Event” (volgende geb.).
Als “Next Event” (volgende geb.) is
gewijzigd tijdens het laden
• Als de laadmodus is ingesteld op
“Departure” (vertrek), wordt de
huidige laadprocedure onderbroken
of voortgezet, afhankelijk van de
resterende tijd tot het voltooien van
het laden.
• Als de laadmodus is ingesteld op
“Start”, wordt de huidige
laadprocedure onderbroken en wordt
het laden hervat op het ingestelde
tijdstip.
Als het contact UIT wordt gezet
U kunt het volgende laadschema (“Next
Event” (volgende geb.)) controleren op
het scherm “Closing Display” (afsluitend
scherm)
*als “Closing Display”
(afsluitend scherm) is ingesteld op
“Charging Schedule” (oplaadschema) op
het scherm
van het multi-
informatiedisplay en het contact UIT
staat.
*Het scherm “Closing Display”
(eindscherm) wordt tijdens het laden
mogelijk niet weergegeven.
2.2 Laden
133
2
Plug-in hybridesysteem
WAARSCHUWING!
Waarschuwingen voor het instellen
Zorg dat de auto geparkeerd staat op
een plaats met voldoende ventilatie als
het hybridesysteem tijdens het
instellen in werking is. In een
afgesloten ruimte, zoals een garage,
kunnen uitlaatgassen die het
schadelijke koolmonoxide (CO)
bevatten, zich ophopen en in de auto
terechtkomen. Dit kan leiden tot de
dood of zeer schadelijk zijn voor de
gezondheid.
OPMERKING
Tijdens het instellen
Zorg ervoor dat bij het instellen bij
uitgeschakeld hybridesysteem de
12V-accu niet ontladen raakt.
2.2.10 Gebruik van de “Mijn
ruimte-modus”
Als de AC-laadkabel is aangesloten op de
auto, kunnen elektrische componenten,
zoals de airconditioning of het
audiosysteem, worden gebruikt met de
externe voedingsbron.
Inschakelen van de “Mijn
ruimte-modus”
1. Sluit de AC-laadkabel aan op de auto
en begin met laden
2. Zet het contact AAN tijdens het laden
Het instelscherm van de “Mijn
ruimte-modus” wordt automatisch
weergegeven op het
multi-informatiedisplay.
3. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel, selecteer JA en
druk vervolgens op
.
De “Mijn ruimte-modus” wordt
ingeschakeld en systemen als de
airconditioning en het audiosysteem
kunnen in de auto worden gebruikt.Selecteer NEE en druk vervolgens op
als u de “Mijn ruimte-modus” niet
gebruikt.
Zet het contact UIT om de “Mijn
ruimte-modus” uit te schakelen.
Weergave van informatie over de
energiebalans bij het gebruik van de
“Mijn ruimte-modus”
Als de “Mijn ruimte-modus” wordt
ingeschakeld, wordt het scherm voor de
weergave van de resterende lading voor
het batterijpakket (tractiebatterij)
automatisch weergegeven op het
multi-informatiedisplay. De geschatte
energiebalans (balans tussen
energievoorziening en -verbruik) bij het
gebruik van de “Mijn ruimte-modus” kan
worden gecontroleerd aan de hand van
de kleur en de grootte van de pijlen.
AOntlaadstatus
BLaadstatus
Als de energievoorziening van de
AC-laadkabel hoger is dan het
energieverbruik in de auto, wordt
B
2.2 Laden
134
groter. Als het energieverbruik hoger is
dan de energievoorziening, wordt
Agroter.
Als de energievoorziening en het
energieverbruik in balans zijn (als wordt
geoordeeld dat de energiebalans nul is),
worden
AenBeven groot
weergegeven.
Als een portier wordt ontgrendeld bij
het gebruik van de “Mijn
ruimte-modus”
De laadstekker wordt ontgrendeld, het
laden wordt onderbroken en de “Mijn
ruimte-modus” wordt uitgeschakeld.
Sluit de AC-laadkabel weer aan en schakel
de “Mijn ruimte-modus” in om de “Mijn
ruimte-modus” weer te gebruiken
(→blz. 134). Als u gebruikmaakt van de
“Mijn ruimte-modus” bij een openbaar
laadstation, moet de procedure voor het
beginnen met laden met behulp van de
lader mogelijk opnieuw worden
uitgevoerd vóór het inschakelen van de
“Mijn ruimte-modus”.
Weergave op het instrumentenpaneel
tijdens het laden
Als tijdens het laden ongeveer
100 seconden verstreken zijn nadat het
contact AAN is gezet en de “Mijn
ruimte-modus” niet is ingeschakeld, gaat
het contact automatisch UIT.
Bij gebruik van de “Mijn ruimte-modus”
De volgende zaken kunnen zich
voordoen.
• Als de resterende lading in het
batterijpakket (tractiebatterij) de
onderlimiet bereikt, wordt de
airconditioning automatisch
uitgeschakeld. In dat geval kan de
airconditioning niet worden gebruikt
totdat de resterende lading in het
batterijpakket (tractiebatterij)
toeneemt. Zet het contact UIT en
schakel de “Mijn ruimte-modus” in als
de resterende lading van het
batterijpakket (tractiebatterij) weer
op peil is.• Als de buitentemperatuur laag is, is
het vermogen van de verwarming
mogelijk beperkt doordat de werking
van de airconditioning beperkt is.
• Er worden mogelijk waarschuwings-
en controlelampjes, zoals het
waarschuwingslampje elektrische
stuurbekrachtiging en het
motorcontrolelampje (geel)
ingeschakeld, maar dat duidt niet op
een storing. Tevens worden de
koplampen ingeschakeld als de
omgeving donker is. (→Blz. 260)
Wanneer er een laadschema is
geregistreerd
Als de “Mijn ruimte-modus” wordt
ingeschakeld terwijl het laadschema
stand-by staat, worden laadschema's
genegeerd en wordt met laden
begonnen.
Als de “Mijn ruimte-modus” wordt
gebruikt terwijl het batterijpakket
(tractiebatterij) volledig geladen is
Als het contact AAN wordt gezet terwijl
het batterijpakket (tractiebatterij)
volledig geladen is en de laadstekker die
energie levert, aangesloten is, wordt
“Charging Port Lid is Open” (klep
oplaadpoort is open) weergegeven op
het multi-informatiedisplay. Druk in dat
geval op
van de bedieningstoetsen
van het instrumentenpaneel om het
instelscherm van de “Mijn
ruimte-modus” weer te geven en
selecteer vervolgens “Mijn
ruimte-modus”.
Als de “Mijn ruimte-modus” wordt
gebruikt terwijl het batterijpakket
(tractiebatterij) volledig geladen is,
wordt de energie van het batterijpakket
(tractiebatterij) mogelijk verbruikt. In
dat geval wordt er mogelijk opnieuw
geladen.
2.2 Laden
135
2
Plug-in hybridesysteem