4. Druk kort en krachtig op de startknop.
Het hybridesysteem stopt en de
weergave van het
instrumentenpaneel dooft.
Laat de selectiehendel los wanneer u
op de startknop drukt.
5. Laat het rempedaal los en controleer
of ACCESSORY (stand ACC) of
IGNITION ON (contact AAN) niet
wordt weergegeven op het
multi-informatiedisplay.
WAARSCHUWING!
Uitschakelen van het hybridesysteem
in noodgevallen
• Als u in een noodgeval het
hybridesysteem tijdens het rijden
wilt stoppen, houdt u de startknop
langer dan 2 seconden ingedrukt of
drukt u deze minstens 3 keer kort
achter elkaar in. (→Blz. 460) Raak de
startknop echter tijdens het rijden
niet aan, behalve in geval van nood.
Door het uitschakelen van het
hybridesysteem tijdens het rijden
verliest u niet de controle over het
stuurwiel of de remmen. De
stuurbekrachtiging werkt echter niet
meer, waardoor het sturen zwaarder
zal gaan dan normaal voordat u de
auto tot stilstand brengt. Dit is
afhankelijk van de resterende lading
in de 12V-accu en de
gebruiksomstandigheden. Zet in dat
geval de auto aan de kant zodra dit
veilig kan.
• Als de startknop wordt bediend
terwijl de auto rijdt, verschijnt er een
waarschuwingsmelding op het
multi-informatiedisplay en klinkt er
een zoemer.
• Zet om het hybridesysteem opnieuw
te starten nadat dit ten gevolge van
een noodsituatie tijdens het rijden is
uitgeschakeld de selectiehendel in
stand N en druk de startknop kort en
stevig in.Wijzigen van de standen van het
contact
De stand kan worden gewijzigd door op
de startknop te drukken zonder het
rempedaal in te trappen. (De stand
verandert iedere keer dat op de knop
wordt gedrukt.)
1. UIT
*
De alarmknipperlichten kunnen
worden gebruikt.
2. ACC
Sommige elektrische componenten
zoals het audiosysteem kunnen
worden gebruikt.
ACCESSORY (stand ACC) wordt op het
multi-informatiedisplay
weergegeven.
3. AAN
Alle elektrische componenten kunnen
worden gebruikt.
IGNITION ON (contact AAN) wordt op
het multi-informatiedisplay
weergegeven.
*Als de selectiehendel niet in stand P
staat en het hybridesysteem wordt
uitgezet, blijft het contact AAN staan en
gaat het niet UIT.
Auto power off-functie
• Als het contact langer dan 20 minuten
in stand ACC of AAN staat
5.2 Rijprocedures
249
5
Rijden
(hybridesysteem niet in werking)
terwijl de selectiehendel in stand P
staat, wordt het contact automatisch
UIT gezet.
• Als de 12V-accu bijna leeg is en de
selectiehendel in stand P staat terwijl
het contact in stand ACC of AAN staat
(hybridesysteem niet in werking),
klinkt er een zoemer en wordt er een
melding weergegeven op het
multi-informatiedisplay. Als deze
situatie blijft voortduren, wordt het
contact automatisch UIT gezet.
Deze functie kan het ontladen van de
12V-accu echter niet helemaal
voorkomen. Laat de auto niet gedurende
langere tijd in stand ACC of AAN staan
terwijl het hybridesysteem niet in
werking is.
OPMERKING
Voorkomen van ontlading van de
12V-accu
• Zet het contact niet gedurende een
langere periode in stand ACC of AAN
zonder het hybridesysteem in te
schakelen.
• Als ACCESSORY (stand ACC) of
IGNITION ON (contact AAN) op het
multi-informatiedisplay wordt
weergegeven, is het contact niet UIT.
Verlaat de auto nadat u het contact
UIT hebt gezet.
Uitschakelen van het hybridesysteem
met de selectiehendel in een andere
stand dan P
Als het hybridesysteem wordt
uitgeschakeld met de selectiehendel in
een andere stand dan P, dan wordt het
contact niet UIT gezet. Voer de volgende
procedure uit om het contact UIT te
zetten:
1. Controleer of de parkeerrem is
geactiveerd.
2. Zet de selectiehendel in stand P.3. Controleer of IGNITION ON (contact
AAN) op het multi-informatiedisplay
wordt weergegeven en druk de
startknop kort en stevig in.
4. Controleer of ACCESSORY (stand
ACC) of IGNITION ON (contact AAN)
op het multi-informatiedisplay uit is.
OPMERKING
Voorkomen van ontlading van de
12V-accu
Schakel het hybridesysteem niet uit als
de selectiehendel in een andere stand
dan P staat. Als het hybridesysteem
wordt uitgeschakeld met de
selectiehendel in een andere stand,
wordt het contact niet UIT gezet, maar
blijft het AAN. Als het contact AAN blijft,
kan de accu ontladen raken.
5.2.2 Hybridetransmissie
Selecteer de schakelstand op basis van
uw doel en de situatie.
Doel en functie van de schakelstanden
Schakelstand Doel of functie
PParkeren van de auto/
inschakelen van het hy-
bridesysteem
R Achteruit
N Neutraalstand
D Normale rijmodus
*1, 2
S Rijden in S-modus*3
*1Zet de selectiehendel onder normale
rijomstandigheden in stand D voor een zo
laag mogelijk brandstofverbruik en een zo
laag mogelijke geluidsproductie.
*2Alleen auto's met paddle
shift-schakelaars: door het selecteren
van schakelbereiken in stand D kan er
passend op de motor geremd worden.
(→Blz. 253)
*3Door in stand S een schakelbereik te
selecteren, kunt u de mate van
accelereren en afremmen op de motor
beïnvloeden.
5.2 Rijprocedures
250
Onderwerp Benodigdheden
Ruitensproeiervloeistof
(→blz. 420)■Water of ruitensproeiervloeistof met antivries (voor
gebruik onder winterse omstandigheden)
■Trechter (uitsluitend voor het bijvullen van
ruitensproeiervloeistof )
WAARSCHUWING!
In de motorruimte bevinden zich
allerlei mechanismen en vloeistoffen
die plotseling in beweging kunnen
komen, heet kunnen worden of
elektrisch geladen kunnen worden.
Neem onderstaande
voorzorgsmaatregelen in acht om
ernstig letsel te voorkomen.
Tijdens werkzaamheden in de
motorruimte
• Controleer of de melding IGNITION
ON (contact AAN) niet op het
multi-informatiedisplay wordt
weergegeven en het controlelampje
READY uit is.
• Houd handen, kleding en
gereedschap uit de buurt van de
ventilator als die in werking is.
• Raak de motor, de
vermogensregeleenheid, de
radiateur, het uitlaatspruitstuk, enz.
niet direct na het rijden aan,
aangezien deze onderdelen heet
kunnen zijn. De olie en andere
vloeistoffen kunnen ook heet zijn.
• Laat geen brandbare voorwerpen,
zoals een stuk papier of een doek,
achter in de motorruimte.
• Rook niet, veroorzaak geen vonken
en voorkom open vuur in de buurt
van brandstof. Brandstofdampen zijn
licht ontvlambaar.
• Wees voorzichtig, want remvloeistof
is gevaarlijk voor uw handen en ogen
en kan gelakte oppervlakken
beschadigen. Als u remvloeistof op
uw handen of in uw ogen krijgt, spoel
ze dan onmiddellijk met schoon
water. Raadpleeg een arts als u last
blijft houden.
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
Werkzaamheden bij de elektrische
koelventilator of de radiateur
Zorg ervoor dat het contact UIT staat.
Wanneer het contact AAN staat, kan de
elektrische koelventilator automatisch
worden ingeschakeld als de
airconditioning wordt ingeschakeld
en/of als de koelvloeistoftemperatuur
hoog is. (→Blz. 419)
Veiligheidsbril
Draag een veiligheidsbril om uw ogen
te beschermen tegen rondvliegend of
vallend materiaal, een straal vloeistof,
enz.
OPMERKING
Wanneer u het luchtfilter verwijdert
Rijden zonder luchtfilter kan leiden tot
overmatige motorslijtage door vuil in de
inlaatlucht.
Als het vloeistofniveau te laag of te
hoog is
Het is normaal dat het
remvloeistofniveau iets lager wordt door
slijtage van de remblokken of door een
hoog vloeistofniveau in de accumulator.
Als het reservoir regelmatig moet
worden bijgevuld, kan dit duiden op een
serieus probleem.
7.3 Zelf uit te voeren onderhoud
413
7
Onderhoud en verzorging