Page 56 of 610

systemen van een auto hebben geen
betrekking op het apparaat en zijn niet
bestemd voor communicatie met de
eCall-medewerker.
Noodoproepdiensten
Automatische noodoproepen
Als een airbag wordt geactiveerd, belt het
systeem automatisch het eCall-
controlecentrum.
*De medewerker van
het controlecentrum ontvangt de locatie
van auto, het tijdstip waarop het ongeval
plaatsvond en het VIN van de auto en
probeert de inzittenden van de auto te
spreken om de ernst van de situatie te
beoordelen. Als de inzittenden niet in
staat zijn om te communiceren, behandelt
de medewerker de oproep als een
noodgeval, neemt hij of zij contact op met
de dichtstbijzijnde hulpdiensten (112,
enz.) en verzoekt hij of zij om assistentie
ter plaatse.
*In sommige gevallen kan er geen oproep
worden verzonden. (→Blz. 55)
Handmatige noodoproepen
Druk in een noodsituatie op de toets SOS
om het eCall-controlecentrum te bellen.
*
De medewerker van het controlecentrum
zal de locatie van uw auto bepalen, de
situatie beoordelen en de benodigde
hulpdiensten sturen.
Open de afdekking voordat u op de toets
SOS drukt.
Als u per ongeluk op de toets SOS hebt
gedrukt, zeg dan tegen de medewerker
dat er geen sprake is van een noodgeval.
*In sommige gevallen kan er geen oproep
worden verzonden. (→Blz. 55)
Controlelampjes
Wanneer het contact AAN wordt gezet,
gaat het rode controlelampje gedurende
10 seconden branden. Vervolgens gaat
het groene controlelampje gedurende
2 seconden branden, om vervolgens te
blijven branden om aan te geven dat het
systeem naar behoren werkt.
De controlelampjes geven het volgende
aan:
• Als het groene controlelampje gaat
branden en blijft branden, is het
systeem ingeschakeld.
• Als het groene controlelampje
tweemaal per seconde knippert, wordt
er een automatische of handmatige
noodoproep gedaan.
• Als het rode controlelampje brandt op
een ander moment dan direct na het
AAN zetten van het contact, is er
mogelijk een storing in het systeem
aanwezig of is de back-upbatterij
mogelijk leeg.
• Als het rode controlelampje
gedurende ongeveer 30 seconden
knippert tijdens een noodoproep, is
de verbinding verbroken of is het
signaal van het mobiele netwerk te
zwak.
De levensduur van de back-upbatterij
is hooguit 3 jaar.
Vrije software en opensourcesoftware
Dit product bevat vrije software/
opensourcesoftware (FOSS).
Licentie-informatie en/of de broncode
van FOSS is beschikbaar op de volgende
URL:
http://www.opensourceautomotive.com/
dcm/toyota/
1 .3 Noodoproep
54
Page 58 of 610

WAARSCHUWING!(Vervolgd)
• Plaats om veiligheidsredenen geen
noodoproep tijdens het rijden.
Wanneer u tijdens het rijden belt, kan
het zijn dat u het stuurwiel niet goed
kunt bedienen, waardoor er een
ongeval kan ontstaan. Breng de auto
tot stilstand en controleer of de
omgeving veilig is alvorens een
noodoproep te plaatsen.
• Vervang zekeringen altijd door de
voorgeschreven zekeringen. Als u
andere zekeringen gebruikt, kan er
kortsluiting in het circuit optreden en
kan er brand ontstaan.
• Wanneer u het systeem gebruikt
terwijl er rook is of sprake is van een
ongewone geur, kan er brand
ontstaan. Stop onmiddellijk met het
gebruik van het systeem en neem
contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.OPMERKING
Voorkomen van schade
Voorkom dat er vloeistof op het paneel
van de toets SOS, enz. komt en sla er
niet tegenaan.
In geval van een storing in het paneel
van de toets SOS, de luidspreker of de
microfoon tijdens een noodoproep of
een handmatige onderhoudscontrole
Het is wellicht niet mogelijk om
noodoproepen te doen, de
systeemstatus te bevestigen of te
communiceren met de medewerker van
het eCall-controlecentrum. Als de
apparatuur beschadigd is, neem dan
contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
1 .3 Noodoproep
56
Page 97 of 610

Typen AC-laadkabels
De volgende laadmodi zijn ingedeeld op basis van de aanwezigheid van een
laadsysteemregelapparaat, dat storingen signaleert zoals lekstromen, en de locatie
(aangesloten op een lader of op de AC-laadkabel). Het type AC-laadkabel dat kan worden
gebruikt, is afhankelijk van de laadmodus.
Laadmodus Beschrijving
Modus 1Een laadmethode waarbij geen gebruik wordt gemaakt van een laadsys-
teemregeling om lekstromen te signaleren tussen een externe voedings-
bron en de auto. Niet van toepassing bij deze auto.
Modus 2Een laadmethode waarbij de auto op een externe voedingsbron wordt aan-
gesloten met een AC-laadkabel met een CCID (Charging Circuit Interrupting
Device, onderbrekingsapparaat laadsysteem).
Wordt gebruikt voor het laden via de meeste standaard contactdozen.
Modus 3Een laadmethode waarbij geladen wordt via een lader (zoals een openbaar
laadstation) uitgerust met een laadsysteemregeling voor het signaleren
van lekspanningen. De regeling voor het signaleren van lekspanningen
wordt uitgevoerd door de lader. Daarom is er in de AC-laadkabel geen CCID
(Charging Circuit Interrupting Device, onderbrekingsapparaat laadsysteem)
aanwezig.
Niet alle laders zijn uitgerust met AC-laadkabels. Gebruik de AC-laadkabel
voor modus 3 die bij de auto hoort als er geen AC-laadkabel beschikbaar is.
(indien aanwezig)
Identificatielabel
Op de auto, de AC-laadkabel en de lader zijn identificatielabels bevestigd om de gebruiker
te informeren welk apparaat hij moet gebruiken.
De betekenis van elk identificatielabel is als volgt:
Identifica-
tielabelType
voedingStan-
daardConfigura-
tieType accessoireSpannings-
bereik
ACEN
62196-2TYPE 2■Klep laadaansluiting
■Laadstekker
≤480VRMS
ACEN
62196-2TYPE 2■Laadstekker
■Lader
≤480VRMS
DCEN
62196-3FF■Klep laadaansluiting
■Laadstekker
50 V - 500 V
DCEN
62196-3AA■Klep laadaansluiting
■Laadstekker
50 V - 500 V
2.2 Laden
95
2
Plug-in hybridesysteem