Page 129 of 610

Registreren van het laadschema
Het laadschema kan worden
geregistreerd op het multi-
informatiedisplay:→blz. 128
Laadschema
• Het laadschema kan niet tijdens het
rijden worden ingesteld.
• Er kunnen maximaal 15 laadschema's
worden geregistreerd.
Controleren of de laadschemafunctie
goed werkt
Controleer het volgende.
• Stel de klok in op het juiste tijdstip
(→blz. 156)
• De kalender wordt op de juiste datum
ingesteld (→blz. 163)
• Controleer of het contact UIT staat.
• Sluit na het registreren van het
laadschema de AC-laadkabel aan. Het
starttijdstip voor het laden wordt
vastgesteld op basis van het
laadschema op het moment dat de
AC-laadkabel werd aangesloten.
• Controleer na het aansluiten van de
AC-laadkabel of de laadindicator van
de laadaansluiting knippert (→blz. 91)
• Gebruik geen contactdoos met
uitschakelfunctie (of timerfunctie).
Gebruik een contactdoos waar
constant spanning op staat. Bij
contactdozen met uitschakelfunctie
door bijvoorbeeld een timer verloopt
het laden mogelijk niet volgens plan
als de spanning tijdens de ingestelde
tijd uitgeschakeld wordt.Als de AC-laadkabel aangesloten blijft
op de auto
Zelfs als er meerdere opeenvolgende
laadschema's zijn geregistreerd, wordt
de volgende laadprocedure niet
uitgevoerd volgens het laadschema als
de AC-laadkabel na het voltooien van de
laadprocedure niet is verwijderd en
opnieuw is aangesloten. Verder zal, als
het batterijpakket (tractiebatterij)
volledig geladen is, het laadschema niet
worden uitgevoerd.
“Climate Prep” (aircovoorbereiding)
• Als de aircogekoppelde instelling aan
staat, werkt de airconditioning tot de
ingestelde vertrektijd. De
airconditioning verbruikt dan
elektriciteit waardoor het laden
mogelijk niet voltooid is op de
ingestelde vertrektijd.
• Als het batterijpakket (tractiebatterij)
volledig geladen is, zal er niet worden
geladen, ook al is er een laadschema
ingesteld. Als “Climate Prep”
(aircovoorbereiding) echter aan is
gezet, werkt de airconditioning
slechts één keer als het tijdstip nadert
dat is ingesteld bij “Departure”
(vertrek). Als dat gebeurt, zal de
airconditioning elektriciteit
verbruiken en kan de resterende
lading in het batterijpakket
(tractiebatterij) bij het vertrek zijn
afgenomen.
• Als de portieren ontgrendeld zijn,
werkt de airconditioning niet.
Als laadschema's worden genegeerd
Als de volgende handelingen worden
uitgevoerd terwijl het laadschema
stand-by staat, wordt het laadschema
tijdelijk geannuleerd en wordt er
begonnen met laden.
• Als de op afstand bedienbare
airconditioning (→blz. 379) wordt
ingeschakeld
• Als de “Mijn ruimte-modus” wordt
ingeschakeld (→blz. 134)
2.2 Laden
127
2
Plug-in hybridesysteem
Page 130 of 610

• Als “Charge Now” (nu opladen) wordt
ingeschakeld (→blz. 131)
• Als er een handeling wordt uitgevoerd
waardoor het laden middels het
laadschema tijdelijk wordt
geannuleerd (→blz. 120)
Effecten van de buitentemperatuur
Als de laadmodus is ingesteld op
“Departure” (vertrek), wordt het
laadschema mogelijk genegeerd
vanwege de buitentemperatuur en kan
het laden beginnen.
“Battery Heater” (batterijverwarming)
(→blz. 111)/“Battery Cooler”
(batterijkoeler) (→blz. 111)
Als het laden wordt uitgevoerd met
behulp van het laadschema, kan de
verwarmings- of koelfunctie voor het
batterijpakket (tractiebatterij) in
werking treden, afhankelijk van de
temperatuur van het batterijpakket
(tractiebatterij).
• Als de laadmodus is ingesteld op
“Starten”, begint het koelen op het
ingestelde starttijdstip van het laden.
• “Battery Heater”
(batterijverwarming): Als de
laadmodus is ingesteld op
“Departure” (vertrek), start de functie
automatisch zodat het verwarmen
voltooid is op de gewenste vertrektijd.
• “Battery Cooler” (batterijkoeler): Als
de laadmodus is ingesteld op
“Departure” (vertrek), begint het
koelen ongeveer 30 minuten voor het
starttijdstip van het laden. Als er
echter geen tijd is om het laden
binnen het laadschema te voltooien,
kan de koeltijd van het batterijpakket
(tractiebatterij) verkort worden en
werkt “Battery Cooler” (batterijkoeler)
mogelijk niet.Instellen
Gebruik de bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel als het laadschema
wordt gebruikt.
ABedieningstoetsen
instrumentenpaneel (→blz. 157)
BMulti-informatiedisplay
Registreren van het laadschema
1. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om
te
selecteren.
2. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om “Vehicle
Settings” (voertuiginstellingen) te
selecteren en houd vervolgens
ingedrukt.
3. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om “Charging
Settings” (oplaadinstell.) te
selecteren en druk vervolgens op
.
Het scherm “Charging Settings”
(oplaadinstell.) wordt weergegeven.
4. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om “Charging
Schedule” (oplaadschema) te
selecteren en druk vervolgens op
.
Het scherm “Charging Schedule”
(oplaadschema) wordt weergegeven.
2.2 Laden
128
Page 131 of 610

5. Druk opofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om “Scheduled
Events” (opgeslagen procedures) te
selecteren en druk op
.
Het scherm “Scheduled Events”
(opgeslagen procedures) wordt
weergegeven.
6. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om “+” te
selecteren en druk vervolgens op
.
Het scherm “Charging Mode”
(oplaadmodus) wordt weergegeven.
7. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om het te
wijzigen item te selecteren en druk
vervolgens op
ofom de
instelling te wijzigen.
Stel de gewenste laadmodus en
starttijd voor het laden (of vertrektijd)
in.
Als de laadmodus ingesteld is op
“Start”, wordt hier het starttijdstip
van het laden ingesteld. Als de
laadmodus is ingesteld op
“Departure” (vertrek), wordt hier heteindtijdstip van het laden ingesteld.
Druk nadat de instellingen zijn
aangepast op
.
Als de laadmodus is ingesteld op
“Departure” (vertrek), wordt het
scherm “Climate Prep” (Voorber.
klim.) weergegeven. Als de laadmodus
is ingesteld op “Start”, wordt het
scherm “Repeat” (herhalen) (stap9)
weergegeven.
8. Als de laadmodus is ingesteld op
“Departure” (vertrek), stel dan
“Climate Prep” (voorber. klim.) in op
aan of uit.
*
Druk opofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel, selecteer “Yes”
( ja) of “No” (nee) en druk vervolgens
op
.
Selecteer “Yes” ( ja) om de
airconditioning in te schakelen en
selecteer “No” (nee) om hem uit te
schakelen. Het scherm “Repeat”
(herhalen) wordt weergegeven.
*Als de laadmodus is ingesteld op
“Start”, wordt het scherm “Climate
Prep” (voorber. klim.) niet
weergegeven.
2.2 Laden
129
2
Plug-in hybridesysteem
Page 132 of 610

9. Druk, om herhalingsinstelling in te
schakelen, opofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om de gewenste
dag voor de herhalingsinstelling te
selecteren en druk vervolgens op
.
Elke keer dat op
wordt gedrukt,
wisselt de herhalingsinstelling tussen
aan en uit.
Als voor aan is gekozen, wordt het
laadschema op die dag herhaald. Het
is mogelijk meer dan één dag aan te
zetten.
Als er geen dagen aangezet zijn, wordt
er maar één keer geladen op basis van
het laadschema voor de komende
24 uur.
Selecteer nadat de instellingen zijn
aangepast “Done” (gereed) en druk
vervolgens op
.
Er wordt een scherm weergegeven
waarmee de instellingen kunnen
worden opgeslagen.
10. Selecteer “Save” (opslaan) en druk op
om de instellingen op te slaan.
De instellingen worden opgeslagen.
Als u de instellingen wilt wijzigen,
druk dan op
en voer de
instelprocedure opnieuw uit.
Na het voltooien van de instellingen
zal, als de AC-laadkabel wordt
aangesloten op de auto, het laden
worden uitgevoerd volgens de
instellingen van het laadschema.Aan- en uitzetten van de laadschema's
De geregistreerde laadschema's kunnen
aan en uit worden gezet.
1. Voer stap1totenmet5van de
procedure “Registreren van het
laadschema” (→blz. 128) uit en geef
het scherm “Geplande gebeurt.” weer.
Er wordt een lijst met geregistreerde
laadschema's weergegeven.
2. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om het item te
selecteren dat u AAN/UIT wilt zetten
en druk vervolgens op
.
Elke keer dat op
wordt gedrukt,
wisselt het geselecteerde laadschema
tussen aan en uit.
Als “Off” (uit) is ingesteld, wordt een
laadschema genegeerd en wordt het
laden via het laadschema niet
uitgevoerd.
2.2 Laden
130
Page 133 of 610

Wijzigen van de geregistreerde
laadschema's
De geregistreerde laadschema's kunnen
worden gewijzigd of gewist.
1. Voer stap1totenmet5van de
procedure “Registreren van het
laadschema” (→blz. 128) uit en geef
het scherm “Geplande gebeurt.” weer.
Er wordt een lijst met geregistreerde
laadschema's weergegeven.
2. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om het item te
selecteren dat u wilt wijzigen en houd
vervolgens
ingedrukt.
Het scherm “Edit Event” (gebeurtenis
bew.) wordt weergegeven.3. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om het item te
selecteren dat u wilt bewerken, druk
op
en voer de noodzakelijke
handeling uit.
• “Edit” (bewerken)
Wijzig de gewenste instellingen zoals
beschreven vanaf stap7 van de
procedure “Registreren van het
laadschema”. (→Blz. 128)
Druk op
om terug te keren naar het
vorige scherm.
• “Delete” (verwijderen)
Er wordt een bevestigingsscherm voor
het verwijderen weergegeven.
Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om “Yes” ( ja) te
selecteren en druk vervolgens op
om het geselecteerde laadschema te
verwijderen.
Selecteer “No” (nee) en druk op
om
het wissen te annuleren.
Druk op
om terug te keren naar het
vorige scherm.
Instellen van “Charge Now” (nu opladen)
op “On” (aan).
De instelling “Charge Now” (nu opladen)
kan worden gewijzigd door het uitvoeren
van een van de twee onderstaande
procedures.
2.2 Laden
131
2
Plug-in hybridesysteem
Page 134 of 610

Via het scherm “Charging Schedule”
(laadschema)
1. Voer stap1totenmet4van de
procedure “Registreren van het
laadschema” (→blz. 128) uit en geef
het scherm “Charging Schedule”
(oplaadschema) weer.
2. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om “Charge
Now” (nu opladen) te selecteren en
druk vervolgens op
.
Elke keer als op
wordt gedrukt,
schakelt “Charge Now” (nu opladen)
tussen “On” (aan) en “Off” (uit).
Via het scherm “Closing Display” (afsluitend
scherm)
*
*
Als “Closing Display” (afsluitend scherm)
niet is ingesteld op “Charging Schedule”
(oplaadschema) op het scherm
van
het multi-informatiedisplay, wordt het
“Closing Display” (afsluitend scherm) niet
weergegeven. Controleer in dat geval de
instellingen op het
multi-informatiedisplay
1. Zet het contact UIT.
Het scherm “Closing Display”
(eindscherm) wordt weergegeven op
het multi-informatiedisplay.
(→Blz. 133)
2. Druk op
om “Charge Now” (nu
laden) in te stellen op “On” (aan).
Elke keer als op
wordt gedrukt,
schakelt “Charge Now” (nu opladen)
tussen “On” (aan) en “Off” (uit).Na het voltooien van de instellingen
wordt met laden begonnen zodra de
AC-laadkabel is aangesloten. (→Blz. 117)
Wijzigen van “Next Event” (volgende
geb.)
*
*
Als “Charge Now” (nu opladen) is
ingesteld op “On” (aan), de “Mijn
ruimte-modus” (→blz. 134) wordt
gebruikt, enz., is het niet mogelijk om de
geregistreerde “Next Event” (volgende
geb.) te wijzigen.
1. Voer stap1totenmet4van de
procedure “Registreren van het
laadschema” (→blz. 128) uit en geef
het scherm “Charging Schedule”
(oplaadschema) weer.
2. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om “Next Event”
(volgende geb.) te selecteren en druk
vervolgens op
.
Het scherm “Next Event” (volgende
geb.) wordt weergegeven.
3. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om JA te
selecteren en druk vervolgens op
.
Op het scherm wordt de
bevestigingsmelding weergegeven.
Druk op
en het scherm “Charging
Mode” (oplaadmodus) wordt
weergegeven.
Druk op
om terug te keren naar
het vorige scherm.
2.2 Laden
132
Page 135 of 610

4. Wijzig de gewenste instellingen zoals
beschreven vanaf stap7van de
procedure “Registreren van het
laadschema”. (→Blz. 128)
Druk op
om terug te keren naar
het vorige scherm.
Wanneer het instellen van het
laadschema wordt geannuleerd
Onder de volgende omstandigheden
wordt het instellen van het laadschema
geannuleerd.
• Het contact wordt bediend voordat de
instellingen zijn bevestigd
• De auto rijdt weg
• Er wordt een display weergegeven
met een hogere prioriteit dan dat van
de instelling voor het laadschema
“Next Event” (volgende geb.)
Nadat het laden is voltooid, wijzigt de
weergegeven “Next Event” (volgende
geb.) op het multi-informatiedisplay
niet zolang de AC-laadkabel niet is
verwijderd, zelfs niet na het laden
volgens het schema “Next Event”
(volgende geb.).Om terug te keren naar de
oorspronkelijke instelling na het
wijzigen van de instelling “Next Event”
(volgende geb.)
Door de instelling “Charge Now” (nu
opladen) aan en vervolgens uit te zetten,
kan worden teruggekeerd naar de
oorspronkelijke instelling voor “Next
Event” (volgende geb.).
Als “Next Event” (volgende geb.) is
gewijzigd tijdens het laden
• Als de laadmodus is ingesteld op
“Departure” (vertrek), wordt de
huidige laadprocedure onderbroken
of voortgezet, afhankelijk van de
resterende tijd tot het voltooien van
het laden.
• Als de laadmodus is ingesteld op
“Start”, wordt de huidige
laadprocedure onderbroken en wordt
het laden hervat op het ingestelde
tijdstip.
Als het contact UIT wordt gezet
U kunt het volgende laadschema (“Next
Event” (volgende geb.)) controleren op
het scherm “Closing Display” (afsluitend
scherm)
*als “Closing Display”
(afsluitend scherm) is ingesteld op
“Charging Schedule” (oplaadschema) op
het scherm
van het multi-
informatiedisplay en het contact UIT
staat.
*Het scherm “Closing Display”
(eindscherm) wordt tijdens het laden
mogelijk niet weergegeven.
2.2 Laden
133
2
Plug-in hybridesysteem
Page 136 of 610

WAARSCHUWING!
Waarschuwingen voor het instellen
Zorg dat de auto geparkeerd staat op
een plaats met voldoende ventilatie als
het hybridesysteem tijdens het
instellen in werking is. In een
afgesloten ruimte, zoals een garage,
kunnen uitlaatgassen die het
schadelijke koolmonoxide (CO)
bevatten, zich ophopen en in de auto
terechtkomen. Dit kan leiden tot de
dood of zeer schadelijk zijn voor de
gezondheid.
OPMERKING
Tijdens het instellen
Zorg ervoor dat bij het instellen bij
uitgeschakeld hybridesysteem de
12V-accu niet ontladen raakt.
2.2.10 Gebruik van de “Mijn
ruimte-modus”
Als de AC-laadkabel is aangesloten op de
auto, kunnen elektrische componenten,
zoals de airconditioning of het
audiosysteem, worden gebruikt met de
externe voedingsbron.
Inschakelen van de “Mijn
ruimte-modus”
1. Sluit de AC-laadkabel aan op de auto
en begin met laden
2. Zet het contact AAN tijdens het laden
Het instelscherm van de “Mijn
ruimte-modus” wordt automatisch
weergegeven op het
multi-informatiedisplay.
3. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel, selecteer JA en
druk vervolgens op
.
De “Mijn ruimte-modus” wordt
ingeschakeld en systemen als de
airconditioning en het audiosysteem
kunnen in de auto worden gebruikt.Selecteer NEE en druk vervolgens op
als u de “Mijn ruimte-modus” niet
gebruikt.
Zet het contact UIT om de “Mijn
ruimte-modus” uit te schakelen.
Weergave van informatie over de
energiebalans bij het gebruik van de
“Mijn ruimte-modus”
Als de “Mijn ruimte-modus” wordt
ingeschakeld, wordt het scherm voor de
weergave van de resterende lading voor
het batterijpakket (tractiebatterij)
automatisch weergegeven op het
multi-informatiedisplay. De geschatte
energiebalans (balans tussen
energievoorziening en -verbruik) bij het
gebruik van de “Mijn ruimte-modus” kan
worden gecontroleerd aan de hand van
de kleur en de grootte van de pijlen.
AOntlaadstatus
BLaadstatus
Als de energievoorziening van de
AC-laadkabel hoger is dan het
energieverbruik in de auto, wordt
B
2.2 Laden
134