Page 281 of 610
5.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
279
5
Rijden
Page 282 of 610

Voor auto's die in Oekraïne zijn verkocht
Als een waarschuwingsmelding wordt weergegeven op het multi-informatiedisplay
Een van de systemen is mogelijk tijdelijk niet beschikbaar of er is mogelijk sprake van een
storing in het betreffende systeem.
• Voer in de volgende situaties de in de tabel aangegeven acties uit. Als wordt
gesignaleerd dat weer aan de normale werkingsvoorwaarden wordt voldaan, verdwijnt
de melding en werkt het systeem weer normaal.
Neem, als de melding niet verdwijnt, contact op met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Situatie Handelingen
Als het gedeelte rondom een camera bedekt
is met vuil, vocht (condens, ijs, enz.) of andere
verontreinigingenVerwijder het vuil e.d. met behulp van de rui-
tenwissers en de airco. (→Blz. 373)
Als de temperatuur rondom de camera voor
niet binnen het werkingsbereik ligt, bijvoor-
beeld doordat de auto in de zon of een zeer
koude omgeving staatAls de camera voor heet is, bijvoorbeeld door-
dat de auto in de zon heeft gestaan, maak dan
gebruik van de airconditioning om het ge-
deelte rondom de camera voor af te koelen.
Als bij het parkeren van de auto gebruik is
gemaakt van een zonnescherm, kan bij be-
paalde typen zonnescherm door het zonlicht
dat door het oppervlak ervan wordt gereflec-
teerd de temperatuur van de camera voor ex-
treem hoog oplopen.
Als de camera voor koud is, bijvoorbeeld
doordat de auto in een zeer koude omgeving
heeft gestaan, maak dan gebruik van het air-
conditioningsysteem om het gedeelte
rondom te camera voor op te warmen.
5.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
280
Page 283 of 610

Situatie Handelingen
Het gedeelte vóór de camera voor wordt af-
gedekt, bijvoorbeeld doordat de motorkap is
geopend of doordat een sticker op het ge-
deelte van de voorruit vóór de camera voor is
geplakt.Sluit de motorkap, verwijder de sticker, enz.,
zodat de camera voor niet meer wordt afge-
dekt.
Wanneer “Pre-Collision System Unavailable”
(Pre-Crash Safety-systeem niet beschikbaar)
wordt weergegeven.Controleer of er materialen op de radarsensor
of de afdekking van de radarsensor zijn be-
vestigd en verwijder deze zo nodig.
• Als in de volgende situaties de situatie
is gewijzigd (of enige tijd met de auto
is gereden) en wordt gesignaleerd dat
weer aan de normale
werkingsvoorwaarden wordt voldaan,
verdwijnt de melding en werkt het
systeem weer normaal.
Neem, als de melding niet verdwijnt,
contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
– Als de temperatuur rondom de
camera voor niet binnen het
werkingsbereik ligt, bijvoorbeeld
doordat de auto in de zon of een
zeer koude omgeving staat
– Als de camera voor geen objecten
voor de auto kan detecteren, zoals 's
nachts op een onverlichte weg, bij
sneeuw, bij mist of als er fel licht in
de camera voor schijnt
– Afhankelijk van de omstandigheden
in de omgeving van de auto
oordeelt de radar mogelijk dat de
omgeving niet goed kan worden
herkend. In dat geval wordt
“Pre-Collision System Unavailable”
(Pre-Crash Safety-systeem niet
beschikbaar) weergegeven.5.5.2 PCS (Pre-Crash
Safety-systeem)*
*Indien aanwezig
Het Pre-Crash Safety-systeem maakt
gebruik van een radarsensor en een
camera voor om objecten (→blz. 281)
vóór de auto te signaleren. Wanneer het
systeem oordeelt dat de kans op een
frontale aanrijding met een object groot
is, wordt een waarschuwing geactiveerd
om de bestuurder aan te sporen om uit te
wijken en wordt de potentiële remdruk
verhoogd om de bestuurder te helpen
een aanrijding te voorkomen. Wanneer
het systeem oordeelt dat de kans op een
frontale aanrijding met een object zeer
groot is, worden de remmen automatisch
bekrachtigd om te helpen een aanrijding
te voorkomen of om de impact van een
aanrijding te helpen verminderen.
Het Pre-Crash Safety-systeem kan
worden in-/uitgeschakeld en het
waarschuwingstijdstip kan worden
gewijzigd. (→Blz. 283)
Signaleerbare objecten
Het systeem kan de volgende zaken
signaleren:
• Voertuigen
• Fietsers
• Voetgangers
5.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
281
5
Rijden
Page 284 of 610

Systeemfuncties
Pre-Crash-waarschuwing
Wanneer het systeem oordeelt dat een
aanrijding aan de voorzijde waarschijnlijk
is, klinkt er een zoemer en wordt er een
waarschuwingsmelding weergegeven op
het multi-informatiedisplay om de
bestuurder aan te sporen om uit te
wijken.
Pre-Crash Brake Assist
Wanneer het systeem oordeelt dat een
aanrijding aan de voorzijde waarschijnlijk
is, past het een grotere remkracht toe in
relatie tot de kracht waarmee het
rempedaal wordt ingetrapt.
Pre-Crash Brake-systeem
Wanneer het systeem oordeelt dat de
kans op een frontale aanrijding zeer groot
is, worden de remmen automatisch
bekrachtigd om te helpen een aanrijding
te voorkomen of de snelheid van de
aanrijding te verlagen.WAARSCHUWING!
Beperkingen van het Pre-Crash
Safety-systeem
• De bestuurder is zelf
verantwoordelijk voor een veilig
rijgedrag. Rijd altijd veilig en houd
rekening met de omgeving. Gebruik
in geen geval het Pre-Crash
Safety-systeem ter vervanging van
normaal remmen. Dit systeem kan
niet in alle gevallen aanrijdingen
voorkomen of schade of letsel
verminderen. Vertrouw niet
uitsluitend op dit systeem. Als u dat
wel doet, kan dat leiden tot een
ongeval, met ernstig letsel tot
gevolg.
• Hoewel dit systeem is ontworpen om
aanrijdingen te helpen voorkomen of
de impact van een aanrijding te
helpen verminderen, is het effect
afhankelijk van allerlei
omstandigheden. Hierdoor bereikt
het systeem mogelijk niet altijd
hetzelfde prestatieniveau. Lees de
hierna gegeven aanwijzingen
aandachtig door. Vertrouw niet
blindelings op dit systeem en rijd
altijd voorzichtig.
– Omstandigheden waaronder het
systeem mogelijk werkt, zelfs als er
geen kans op een aanrijding is:
→blz. 285
– Omstandigheden waaronder het
systeem mogelijk niet juist
werkt:→blz. 287
• Probeer niet zelf de werking van het
Pre-Crash Safety-systeem te testen.
Afhankelijk van de objecten die voor
het testen worden gebruikt (dummy's,
kartonnen imitaties van signaleerbare
objecten, enz.) werkt het systeem
mogelijk niet goed, hetgeen kan
leiden tot een ongeval.
Pre-Crash Brake-systeem
• Als de Pre-Crash Brake-functie in
werking is, wordt er veel remkracht
toegepast.
5.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
282
Page 285 of 610

WAARSCHUWING!(Vervolgd)
• Als de auto wordt stilgezet door de
werking van de Pre-Crash
Brake-functie, wordt de werking van
de functie na ongeveer 2 seconden
uitgeschakeld. Trap indien nodig het
rempedaal in.
• Het Pre-Crash Brake-systeem werkt
mogelijk niet, afhankelijk van de
bediening van de auto door de
bestuurder. Als het gaspedaal diep
wordt ingetrapt of het stuurwiel
wordt gedraaid, oordeelt het systeem
mogelijk dat de bestuurder een
uitwijkactie uitvoert en werkt het
Pre-Crash Brake-systeem mogelijk
niet.
• Terwijl het Pre-Crash Brake-systeem
is ingeschakeld, wordt in sommige
gevallen de werking ervan mogelijk
uitgeschakeld, wanneer het gaspedaal
diep wordt ingetrapt of het stuurwiel
wordt gedraaid en het systeem
oordeelt dat de bestuurder een
uitwijkactie uitvoert.
• Als het rempedaal wordt ingetrapt,
oordeelt het systeem mogelijk dat de
bestuurder een uitwijkactie uitvoert
en stelt het mogelijk het
werkingstijdstip van de Pre-Crash
Brake-functie uit.
Wanneer moet het Pre-Crash
Safety-systeem worden uitgeschakeld
In de volgende situaties moet het
systeem worden uitgeschakeld omdat
het mogelijk niet goed werkt, wat kan
leiden tot een ongeval met ernstig letsel
tot gevolg:
• Als de auto wordt gesleept
• Bij het slepen van een andere auto
• Bij transport van de auto op een
vrachtwagen, boot, trein of ander
vergelijkbaar transportmiddel
• Wanneer de auto wordt opgetakeld
terwijl het hybridesysteem aan staat
en de wielen vrij kunnen draaien
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
• Bij het controleren van de auto op een
rollenbank, bijvoorbeeld een
vermogensbank of een
snelheidsmetertester, of bij het
balanceren van de wielen op de auto.
• Als er veel kracht wordt uitgeoefend
op de voorbumper of de grille door
een aanrijding of een andere oorzaak
• Als de auto niet stabiel functioneert,
zoals na een ongeval of tijdens een
storing
• Als sportief met de auto wordt
gereden of als op onverharde wegen
wordt gereden
• Als de banden niet de juiste
bandenspanning hebben
• Als de banden zeer versleten zijn
• Als banden van een andere dan de
voorgeschreven maat zijn geplaatst
• Als er sneeuwkettingen zijn
aangebracht
• Wanneer er een compact reservewiel
is gemonteerd of een
bandenreparatieset is gebruikt
• Als er tijdelijk uitrusting
(sneeuwploeg, enz.) die de
radarsensor of de camera voor kan
hinderen op de auto is geplaatst
Wijzigen van instellingen van het
Pre-Crash Safety-systeem
In-/uitschakelen van het Pre-Crash
Safety-systeem
Het Pre-Crash Safety-systeem kan
worden ingeschakeld/uitgeschakeld via
het scherm
(→blz. 163) van het
multi-informatiedisplay.
Het systeem wordt automatisch
ingeschakeld telkens wanneer het
contact AAN wordt gezet.
Als het systeem wordt uitgeschakeld,
gaat het waarschuwingslampje PCS
branden en wordt er een melding
weergegeven op het
multi-informatiedisplay.
5.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
283
5
Rijden
Page 286 of 610

Wijzigen van de timing van de
Pre-Crash-waarschuwing
De timing van de Pre-Crash-
waarschuwing kan worden gewijzigd via
het scherm
(→blz. 163) van het
multi-informatiedisplay.
De instelling van de timing van de
waarschuwing blijft behouden als het
contact UIT wordt gezet. Als het
Pre-Crash Safety-systeem echter is
uitgeschakeld en weer is ingeschakeld,
wordt de timing weer ingesteld op de
standaardinstelling (gemiddeld).
Werkingsvoorwaarden
Het Pre-Crash Safety-systeem wordt ingeschakeld en het systeem oordeelt dat de kans
op een frontale aanrijding met een obstakel groot is. Voor de werking van elke functie
gelden de volgende snelheden:
• Pre-Crash-waarschuwing
Signaleerbare objecten RijsnelheidSnelheidsverschil tussen uw
auto en het object
Voertuigen Ongeveer 10 - 180 km/h Ongeveer 10 - 180 km/h
Fietsers en voetgangers Ongeveer 10 - 80 km/h Ongeveer 10 - 80 km/h
• Pre-Crash Brake Assist
Signaleerbare objecten RijsnelheidSnelheidsverschil tussen uw
auto en het object
Voertuigen Ongeveer 30 - 180 km/h Ongeveer 30 - 180 km/h
Fietsers en voetgangers Ongeveer 30 - 80 km/h Ongeveer 30 - 80 km/h
• Pre-Crash Brake-systeem
Signaleerbare objecten RijsnelheidSnelheidsverschil tussen uw
auto en het object
Voertuigen Ongeveer 10 - 180 km/h Ongeveer 10 - 180 km/h
Fietsers en voetgangers Ongeveer 10 - 80 km/h Ongeveer 10 - 80 km/h
1. Vroeg
2. Gemiddeld
Dit is de standaardinstelling.
3. Laat
5.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
284
Page 287 of 610

Het systeem werkt in de volgende
situaties mogelijk niet:
• Als een accupool is losgenomen en
weer aangesloten en er vervolgens
gedurende een bepaalde tijd niet met
de auto is gereden
• Als de selectiehendel in stand R staat
• Als het controlelampje VSC OFF
brandt (alleen de Pre-Crash-
waarschuwingsfunctie werkt)
Objectdetectiefunctie
Het systeem signaleert obstakels op
basis van hun formaat, vorm, beweging,
enz. Afhankelijk van de helderheid van
het omgevingslicht en de beweging, het
postuur en de hoek van het
gesignaleerde object wordt een object
mogelijk niet gesignaleerd, waardoor
het systeem niet goed werkt.
(→Blz. 287) De afbeelding geeft aan hoe
de gesignaleerde objecten worden
weergegeven.
Uitschakelen van het Pre-Crash
Brake-systeem
Als zich een van de volgende situaties
voordoet terwijl het Pre-Crash
Brake-systeem in werking is, wordt dit
systeem uitgeschakeld:
• Het gaspedaal wordt diep ingetrapt.
• Er wordt een scherpe stuurbeweging
gemaakt of het stuurwiel wordt
plotseling gedraaid.Omstandigheden waaronder het
systeem mogelijk werkt, zelfs als er
geen kans op een aanrijding is
• In bepaalde situaties, zoals de
onderstaande, oordeelt het systeem
mogelijk dat een aanrijding aan de
voorzijde waarschijnlijk is en treedt
het in werking.
– Wanneer een signaleerbaar object
wordt gepasseerd
– Bij het veranderen van rijstrook om
een signaleerbaar object in te halen
– Wanneer het signaleerbare object
dat wordt genaderd zich op een
naastliggende rijstrook of langs de
weg bevindt, bijvoorbeeld bij het
veranderen van koers of bij het
rijden op een bochtige weg
– Wanneer u een signaleerbaar object
snel nadert
– Bij het naderen van objecten in de
berm, zoals signaleerbare objecten,
vangrails, telefoonpalen, bomen of
muren
– Als er een signaleerbaar object of
ander object langs de weg staat aan
het begin van een bocht
5.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
285
5
Rijden
Page 288 of 610

– Als er (geverfde) patronen vóór uw
auto aanwezig zijn die ten onrechte
aangezien kunnen worden voor een
signaleerbaar object
– Als de voorzijde van uw auto wordt
geraakt door water, sneeuw, stof,
enz.
– Bij het inhalen van een
signaleerbaar object dat van
rijstrook verandert of een bocht
naar rechts/links maakt
– Bij het passeren van een
signaleerbaar object dat stilstaat op
de rijstrook voor het
tegemoetkomend verkeer om
rechtsaf of linksaf te slaan
– Als een signaleerbaar object uw
auto zeer dicht nadert en
vervolgens stopt voordat het zich in
de rijrichting van uw auto bevindt
– Als de voorzijde van uw auto
omhoog of omlaag gaat,
bijvoorbeeld op een oneffen of
golvend wegdek
– Bij het rijden op een weg omringd
door een constructie, zoals een
tunnel of een stalen brug– Als er zich metalen objecten
(putdeksel, staalplaat, enz.),
opstaande randen of uitstekende
delen voor uw auto bevinden
– Wanneer onder een object
(verkeersbord, billboard, enz.) door
wordt gereden
– Bij het naderen van een slagboom
van een elektronische tolpoort,
slagboom bij een parkeerterrein of
andere afscheiding die open en
dicht gaat
– Wassen in een autowasstraat
– Bij het rijden door of onder objecten
die in contact kunnen komen met
uw auto, zoals hoog gras,
boomtakken of een spandoek
– Bij het rijden door stoom of rook
– Wanneer dicht bij een object wordt
gereden dat radiogolven
weerkaatst, zoals een grote
vrachtwagen of een vangrail
– Wanneer in de buurt van een
tv-toren, radiozender,
elektriciteitscentrale of een andere
locatie met sterke radiogolven of
elektromagnetische velden wordt
gereden
5.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
286