Page 89 of 610

Controle van bandenspanning
Controleer de bandenspanning
regelmatig. Als de bandenspanning niet
in orde is, leidt dat tot een kleinere
actieradius voor elektrisch rijden en een
hoger brandstofverbruik in de HV-modus.
Winterbanden kunnen veel wrijving
veroorzaken en kunnen, als ze worden
gebruikt op droge wegen, dus ook een
hoger elektriciteits- en brandstofverbruik
veroorzaken.
Bagage
Zware bagage leidt tot een hoger
brandstofverbruik. Neem geen onnodige
bagage mee. Ook een groot imperiaal
leidt tot een hoger brandstofverbruik.
Opwarmen voor het rijden
Opwarmen van de motor is niet nodig,
omdat de benzinemotor automatisch
start en weer wordt uitgeschakeld.
2.1.4 Actieradius elektrisch
rijden
De actieradius voor elektrisch rijden die
wordt weergegeven op het
multi-informatiedisplay toont de
referentieafstand waarover elektrisch
(uitsluitend aangedreven door de
elektromotor) gereden kan worden. De
werkelijke afstand die gereden kan
worden, kan afwijken van de afstand die
wordt weergegeven.
Zelfs als de actieradius voor elektrisch
rijden wordt weergegeven kan het
elektrisch rijden worden uitgeschakeld en
wordt zowel de benzinemotor als de
elektromotor gebruikt. (→Blz. 76)
Weergegeven waarde
De op de SOC-meter (State of Charge,
ladingstoestand) (→blz. 151)
weergegeven waarde is gebaseerd op de
volgende informatie.
• De actuele lading van het
batterijpakket (tractiebatterij)• Het elektriciteitsverbruik (de
geschatte afstand die elektrisch
gereden kan worden per eenheid
elektrische energie) gebaseerd op de
opgeslagen waarde
• Het elektriciteitsverbruik van de
airconditioning in het verleden
Het elektriciteitsverbruik is afhankelijk
van de manier waarop er met de auto
gereden wordt. De auto registreert
automatisch het elektriciteitsverbruik
als hij geladen wordt en gebruikt het
elektriciteitsverbruik voor het
inschatten van de actieradius voor
elektrisch rijden. Daarom kan de
actieradius voor elektrisch rijden die
wordt weergegeven als het
batterijpakket (tractiebatterij) volledig
geladen is anders zijn dan de vorige
actieradius voor elektrisch rijden,
afhankelijk van de manier waarop er met
de auto gereden is.
De actieradius voor elektrisch rijden kan
per keer laden aanzienlijk verschillen
totdat het elektriciteitsverbruik
gebaseerd op de opgeslagen waarde
stabiel is (na een tot twee maanden). Dit
duidt echter niet op een storing.
Als het airconditioningsysteem in
werking is, wordt de actieradius voor
elektrisch rijden (met ingeschakeld
airconditioningsysteem) geschat op
basis van het elektriciteitsverbruik door
het airconditioningsysteem in het
verleden, rekening houdend met het feit
dat het elektriciteitsverbruik hoger kan
worden.
Tips voor het vergroten van de
actieradius voor elektrisch rijden
De afstand die elektrisch gereden kan
worden, is sterk afhankelijk van hoe er
met de auto gereden wordt, de
wegcondities, het weer, de
buitentemperatuur, het gebruik van
elektrische componenten en het aantal
inzittenden.
2.1 Plug-in hybridesysteem
87
2
Plug-in hybridesysteem
Page 90 of 610

De afstand die elektrisch gereden kan
worden, kan worden vergroot door
onderstaande aanwijzingen te volgen:
Trap bij het wegrijden het gaspedaal
geleidelijk in om te accelereren
Accelereer als richtlijn maximaal
ongeveer 20 km/h in de eerste
5 seconden.
Het elektriciteits- en brandstofverbruik
kunnen eenvoudig worden verbeterd
door de begeleiding milieubewust
bedienen gaspedaal die wordt
weergegeven op het multi-
informatiedisplay te gebruiken en door
rustig weg te rijden. (→Blz. 159)
Wanneer de rijmodus is ingesteld op de
ECO-rijmodus, wordt door het intrappen
van het gaspedaal geleidelijk koppel
gegenereerd waardoor het gemakkelijker
wordt het gaspedaal rustig te bedienen.
Houd voldoende tussenafstand en
accelereer en decelereer niet onnodig
Probeer tijdens het rijden een constante
snelheid aan te houden. Het rijden met
een korte tussenafstand resulteert in
herhaaldelijk onnodig accelereren en
decelereren, waardoor het elektriciteits-
en brandstofverbruik toenemen.
Laat het gaspedaal vóór het tot stilstand
brengen van de auto, bijvoorbeeld bij een
verkeerslicht, tijdig los.
Het regeneratieve remsysteem treedt in
werking om de kinetische energie van de
auto om te zetten in elektrische energie,
waarmee het batterijpakket
(tractiebatterij) geladen wordt.
De regeneratiestatus kan worden
gecontroleerd op de
hybridesysteemindicator. (→Blz. 154)
Als het rempedaal tijdens het decelereren
licht wordt ingetrapt, neemt de
hoeveelheid geregenereerde energie toe,
waardoor meer elektrische energie kan
worden teruggewonnen.Als het rempedaal te sterk wordt
ingetrapt, bereikt de indicator voor de
hoeveelheid geregenereerde energie het
maximumniveau en wordt de bovenste
limiet van de regenereerbare energie
overschreden. Bedien het rempedaal om
die reden tijdig.
Gebruik de airconditioning op de juiste
manier en gebruiktevens de
stuurwielverwarming (indien aanwezig)
en de stoelverwarming
In de EV-modus wordt de auto gekoeld en
verwarmd met elektrische energie.
(Behalve bij extreem lage temperaturen
van ongeveer -10°C of lager.)
Voorkomen van overmatig afkoelen of
opwarmen van de auto beperkt het
energieverbruik en komt de elektrische
efficiëntie ten goede.
De stuurwielverwarming (indien
aanwezig) en stoelverwarming zijn
efficiënte verwarmingsapparaten die het
lichaam rechtstreeks verwarmen terwijl
ze minder elektrisch vermogen
verbruiken.
In combinatie met de airconditioning kan
een lage temperatuurinstelling worden
gebruikt om het elektriciteits- en
brandstofverbruik te verbeteren.
Controleer de bandenspanning
Als de bandenspanning lager is dan
voorgeschreven, nemen het
elektriciteits- en brandstofverbruik toe.
Een bandenspanning die 50 kPa
(0,5 kg/cm
2of bar, 7 psi) lager is dan
voorgeschreven zal een toename van
enkele procentpunten veroorzaken.
Gebruik de selectieschakelaar
EV-/HV-modus om naar de HV-modus te
schakelen bij het rijden op de snelweg
Het energieverbruik neemt aanzienlijk
toe als er in de EV-modus wordt gereden
op de snelweg.
2.1 Plug-in hybridesysteem
88
Page 91 of 610

Vervoer geen onnodige voorwerpen in de
auto
Als u rijdt met voorwerpen van 100 kg in
de auto, nemen het elektriciteits- en
brandstofverbruik met ongeveer 3% toe.
De luchtweerstand heeft ook een grote
invloed op het elektriciteits- en
brandstofverbruik. Verwijder eventueel
aanwezig accessoires aan de buitenzijde,
zoals een imperiaal, als ze niet worden
gebruikt.
De rijweerstand van winterbanden is
hoog en het gebruik van winterbanden
zal dan ook leiden tot een hoger
elektriciteits- en brandstofverbruik.
Vervang ze door standaardbanden zodra
ze niet meer nodig zijn.
Zorg ervoor dat u op de hoogte bent van
de elektrische en brandstofefficiëntie
van uw auto
Als u op de hoogte bent van de dagelijkse
elektrische en brandstofefficiëntie van
uw auto, begrijpt u de voordelen van
Eco-rijden.
Gebruik “Power Consumption/Fuel
Economy” (stroomverbruik/
brandstofverbruik), “ECO Accelerator
Guidance” (begeleiding milieubewust
bedienen gaspedaal)/“Eco Score” en
andere gegevens die op het
multi-informatiedisplay worden
weergegeven.Manieren waarop wordt aangegeven
dat het laden is voltooid
Het volgende geeft aan dat de
laadprocedure op de juiste manier is
uitgevoerd.
• De laadindicator van de
laadaansluiting gaat uit
• “Charging Complete” (opladen
voltooid) wordt weergegeven op het
multi-informatiedisplay als een
portier wordt geopend terwijl het
contact UIT staat (→blz. 114)
Ongeacht het type voedingsbron of het
gebruik van de laadschemafunctie is de
laadprocedure voltooid als aan
bovenstaande voorwaarden is voldaan.
Laadgerelateerde meldingen:→blz. 140
2.1 Plug-in hybridesysteem
89
2
Plug-in hybridesysteem
Page 92 of 610
2.2 Laden
2.2.1 Laaduitrusting
Deze auto kan worden aangesloten op een externe voedingsbron.
Laaduitrusting en benamingen
AAC-laadcontact
BVerlichting AC-laadcontact
CLaadindicator (→blz. 91)
DKap AC-laadcontact
EWaarschuwingslabel/identificatielabel
FKlep laadaansluiting (→blz. 91)
GAC-laadkabel*(→blz. 92)
HLaadaansluiting
*Als de AC-laadkabel is meegeleverd.
2.2 Laden
90
Page 93 of 610
Openen en sluiten van de klep van de
laadaansluiting
Openen van de klep van de
laadaansluiting
Ontgrendel de klep van de
laadaansluiting door de portieren te
ontgrendelen.
Open de klep van de laadaansluiting een
stukje door op de achterste rand ervan te
drukken (op de in de afbeelding
aangegeven positie).
Druk en haal uw hand weg om de klep van
de laadaansluiting iets te openen. Open
de klep vervolgens volledig met de hand.Sluiten van de klep van de
laadaansluiting
Sluit de klep van de laadaansluiting en
druk op het midden van de achterste rand
van de klep van de laadaansluiting (op de
in de afbeelding aangegeven positie).
Als de portieren worden vergrendeld,
wordt de klep van de laadaansluiting ook
vergrendeld. (→Blz. 104)
Laadindicator
Het branden/knipperpatroon verandert op de volgende manieren om de gebruiker te
informeren over de laadstatus.
2.2 Laden
91
2
Plug-in hybridesysteem
Page 94 of 610

Branden/knipperpatroon Conditie auto
Brandt■Bezig met laden
■Laden is mogelijk
■De “Battery Heater” (batterijverwarming) (→blz. 111) is
in werking
■De “Battery Cooler” (batterijkoeler) (→blz. 111) is in
werking
Knippert (normaal)
*Als het laadschema is geregistreerd (→blz. 125) en de AC-
laadkabel is aangesloten op de auto
Knippert snel
*Als laden niet mogelijk is door een storing in de voedingsbron
of auto, enz. (→blz. 138)
Brandt niet■De laadstekker is niet aangesloten op het AC-laadcontact.
■Als het laadschema (→blz. 125) stand-by staat
■Als het laden is voltooid
*Knippert gedurende een bepaalde tijd en gaat vervolgens uit.
Laadindicator van de laadaansluiting
Als er een systeemstoring optreedt
tijdens het laden of als de op afstand
bedienbare airconditioning wordt
gebruikt, knippert de laadindicator snel
gedurende een bepaalde tijd en gaat hij
vervolgens uit.
Als dit gebeurt terwijl een portier wordt
geopend en het contact UIT staat, wordt
een melding weergegeven op het
multi-informatiedisplay. Volg de
instructies die worden weergegeven op
het display als er een melding wordt
weergegeven.
2.2.2 AC-laadkabel*
*Als de AC-laadkabel is meegeleverd.
De functie, de bedieningsprocedure, enz.
van de AC-laadkabel worden uitgelegd.
WAARSCHUWING!
Bij gebruik van de AC-laadkabel en
het CCID (Charging Circuit
Interrupting Device,
onderbrekingsapparaat laadsysteem)
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht.
Als u dat niet doet, kunt u een ongeval
veroorzaken, waardoor dodelijk of
ernstig letsel kan ontstaan.
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
• Probeer de AC-laadkabel, de
laadstekker, de stekker en het CCID
(Charging Circuit Interrupting
Device, onderbrekingsapparaat
laadsysteem) niet te demonteren of
repareren.
Stop onmiddellijk met laden als er
een probleem optreedt met de
AC-laadkabel of het CCID (Charging
Circuit Interrupting Device,
onderbrekingsapparaat
laadsysteem) en neem contact op
met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
• Stel de AC-laadkabel, de laadstekker,
de stekker en het CCID (Charging
Circuit Interrupting Device,
onderbrekingsapparaat
laadsysteem) niet bloot aan sterke
schokken.
• Oefen geen overmatige kracht uit op
de AC-laadkabel. Rol de AC-laadkabel
niet te strak op, tordeer de
AC-laadkabel niet en trek er ook niet
aan.
• Beschadig de AC-laadkabel niet met
scherpe voorwerpen.
• Vouw de laadstekker of de stekker
niet op en steek er geen vreemde
voorwerpen in.
2.2 Laden
92
Page 95 of 610

WAARSCHUWING!(Vervolgd)
• Dompel de laadstekker en de stekker
niet onder in water.
• Houd de AC-laadkabel uit de buurt
van voorwerpen met een hoge
temperatuur zoals een kachel.
• Belast de AC-laadkabel en het
aansluitsnoer niet (bijvoorbeeld door
de AC-laadkabel om het CCID
(Charging Circuit Interrupting
Device, onderbrekingsapparaat
laadsysteem) en de laadstekker te
wikkelen).
• Gebruik de AC-laadkabel niet en laat
hem niet achter in situaties waarin
de contactdoos en de stekker belast
worden (bijvoorbeeld wanneer het
CCID (Charging Circuit Interrupting
Device, onderbrekingsapparaat
laadsysteem) in de lucht hangt
zonder contact te maken met de
grond).
• AC-laadkabel modus 3: Gebruik hem
niet buiten de nominale spanning
(lager dan 277 V) of de nominale
stroom (lager dan 20 A).OPMERKING
Voorzorgsmaatregelen bij het omgaan
met de AC-laadkabel
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Het niet
in acht nemen van deze
voorzorgsmaatregelen kan schade aan
de AC-laadkabel en het AC-laadcontact
tot gevolg hebben.
• Steek de laadstekker recht in het
AC-laadcontact.
• Oefen na het aansluiten van de
laadstekker geen overmatige kracht
uit op de stekker en verdraai hem ook
niet. Leun niet op de stekker en hang
er ook geen voorwerpen aan.
• Trap niet op en struikel niet over de
AC-laadkabel.
• Controleer voor het verwijderen van
de laadstekker of hij ontgrendeld is.
(→Blz. 104)
• Berg de AC-laadkabel na het
verwijderen direct op zijn
oorspronkelijke positie op.
• Plaats na het verwijderen van de
laadstekker de kap van het
AC-laadcontact.
Bij gebruik van de AC-laadkabel en
bijbehorende onderdelen
→Blz. 117
Voorzorgsmaatregelen met betrekking
tot lage temperaturen
Bij lage temperaturen kunnen de
AC-laadkabel en het aansluitsnoer stug
worden.
Oefen er geen overmatige kracht op uit
als ze stug zijn. Als er overmatige kracht
wordt uitgeoefend op de stugge
AC-laadkabel en het stugge
aansluitsnoer, kunnen ze beschadigd
raken.
2.2 Laden
93
2
Plug-in hybridesysteem
Page 96 of 610
De namen van alle onderdelen van de AC-laadkabel
AC-laadkabel modus 2
ALaadstekker
BIdentificatielabel
CStekker
DAansluitsnoer
ECCID (Charging Circuit Interrupting
Device)
FControlelampje Power (→blz. 97)
GLaadindicator (→blz. 97)
HWaarschuwingslampje storing
(→blz. 97)
AC-laadkabel modus 3 (indien aanwezig)
ALaadstekker (zijde voertuig)
BIdentificatielabel (op de laadstekker)
CLaadstekker (zijde lader)
DIdentificatielabel (op de laadstekker)
2.2 Laden
94