Page 153 of 443

Rijden met uw auto
20
5
R (Achteruit)
Gebruik deze stand om de auto achteruit
te rijden. N (Neutraal)
De wielen en de transmissie zijn niet
geblokkeerd. De auto zal zelfs op de
kleinste helling wegrollen tenzij de
parkeerrem wordt aangetrokken of het
rempedaal wordt ingetrapt.
OPMERKING
De transmissie kan beschadigd
raken wanneer u stand P tijdens het
rijden inschakelt.
OPMERKING
Laat de auto helemaal tot stilstandkomen alvorens de selectiehendelin of uit stand R te zetten. Anderszou de transmissie kunnen beschadigen, behalve onder de
omstandigheden uitgelegd onder“Op eigen kracht lostrekken van deauto” in dit hoofdstuk.
WAARSCHUWING
Wanneer stand P tijdens het rijden wordt ingeschakeld,
blokkeren de aangedreven wielen
en raakt u de controle over deauto kwijt.
Gebruik stand P niet in plaats van de parkeerrem. Zorg er altijd voordat de selectiehendel in stand Pstaat en dat de parkeerrem is
geactiveerd.
Laat een kind nooit zonder toezicht achter in de auto.
Controleer voordat u de bestuurdersstoel verlaat altijd of
de versnellingspook in stand P
staat. Activeer de parkeerrem, zetde motor af en neem de sleutel
mee. Als deze
voorzorgsmaatregelen niet
worden opgevolgd kan de auto
onverwacht en plotseling in
beweging komen.
WAARSCHUWING
Rijd niet met de selectiehendel in stand N (neutraal). Het afremmen op de motor werkt
dan niet, wat kan leiden tot een
ongeval.
Page 154 of 443

521
Rijden met uw auto
Stand D (Drive)
Dit is de normale stand voor het rijden in
voorwaartse richting. De transmissie
schakelt automatisch tussen de 8
versnellingen vooruit voor een zo laag
mogelijk brandstofverbruik bij optimale
prestaties.
Druk voor extra vermogen tijdens
inhaalmanoeuvres of het beklimmen van
een steile helling het gaspedaal volledig
in. Hierdoor zal de automatische
transmissie automatisch een lagere
versnelling kiezen.
✽✽
AANWIJZING
Laat de auto helemaal tot stilstand
komen alvorens de selectiehendel in of
stand D te zetten.
Sportstand
De sportstand kan vanuit stilstand of
tijdens het rijden worden ingeschakeld
door de selectiehendel vanuit stand D
(Drive) naar rechts te bewegen. Druk de
selectiehendel terug naar links om stand
D (Drive) weer in te schakelen. In de sportstand kunt u zowel met deselectiehendel als met de shift paddles
aan het stuurwiel een andere versnelling
inschakelen (paddle shift, indien vantoepassing).
OBK054007
+ (Opschakelen)
- (Terugschakelen)
Sportstand
OBK052036
Page 155 of 443

Rijden met uw auto
22
5
Gebruik van de selectiehendel
Opschakelen (+) : Druk de
selectiehendel één
keer naar voren om
één versnelling op te
schakelen (1).
Terugschakelen (-) : T rek de
selectiehendel één
keer naar achteren
om één versnelling
terug te schakelen(2).
Gebruik van de shift paddles aan het
stuurwiel (indien van toepassing)
Opschakelen (+) : Trek één keer aan de rechter shift paddle
om één versnelling op
te schakelen (3).
Terugschakelen (-): Trek één keer aan de linker shift paddle
om één versnelling
terug te schakelen(4).
✽✽AANWIJZING
Wanneer de selectiehendel in stand P, N
of R staat, kunt u niet met de shift
paddles aan het stuurwiel een andere
versnelling inschakelen. Als u in de
sportstand gelijktijdig aan de linker en
rechter shift paddle trekt, kunt u geen
andere versnelling inschakelen. ✽
✽
AANWIJZING
In de sportstand moet de bestuurder zelf opschakelen overeenkomstig de
rijomstandigheden en ervoor zorgen
dat het motortoerental beneden het
rode gebied blijft.
In de sportstand kunnen alleen de 8 versnellingen vooruit gekozen
worden. Zet de selectiehendel in stand
R of P om de auto respectievelijk
achteruit te rijden of te blokkeren bij
het parkeren.
In de sportstand wordt automatisch
teruggeschakeld wanneer de auto
snelheid mindert. Als de auto tot
stilstand komt, wordt automatisch de
eerste versnelling ingeschakeld.
Als in de sportstand het motortoerental in het rode gebied
raakt, schakelt de transmissie
automatisch op.
Om de voorgeschreven prestaties en veiligheid te waarborgen, wordt er
soms niet geschakeld wanneer de
selectiehendel wordt bediend.
Druk de selectiehendel naar voren (+) bij het wegrijden op een glad wegdek.
Hierdoor schakelt de transmissie naar
de 2e versnelling, die beter geschikt is
voor het soepel wegrijden op een
gladde ondergrond. Trek de
selectiehendel naar achteren (-) om de
eerste versnelling weer in te
schakelen.Schakelblokkeersysteem
(indien van toepassing)
De automatische transmissie heeft een
schakelblokkeersysteem dat voorkomtdat de selectiehendel uit stand P
(parkeren) in stand R (achteruit) kan
worden gezet zonder dat het rempedaal
is ingetrapt.
Schakelen van stand P (parkeren) naar
stand R (achteruit):
1. Houd het rempedaal ingetrapt.
2. Start de motor of zet het contact in stand ON.
3. Houd de ontgrendelknop van de selectiehendel ingedrukt.
4. Verzet de selectiehendel.
Als het rempedaal herhaaldelijk wordt
ingetrapt en losgelaten met de
selectiehendel in de stand P, kan een
ratelend geluid bij de selectiehendel
worden gehoord. Dit is een normaal
verschijnsel.
Page 156 of 443
523
Rijden met uw auto
Uitschakelen van schakelblokkeersysteem
Als de selectiehendel niet vanuit stand P
(parkeren) in stand R (achteruit) kan
worden gezet met het rempedaal
ingetrapt, houd het rempedaal dan
ingetrapt en voer de volgendehandelingen uit:
1. Druk op de ontgrendelknop van deschakelblokkering (1).
2. Houd de ontgrendelknop van de selectiehendel ingedrukt.
3. Verzet de selectiehendel.
4. Laat uw auto zo snel mogelijk controleren door een officiële
HYUNDAI-dealer.
Sleutelblokkeersysteem
(indien van toepassing)
De sleutel kan alleen uit het contact
worden genomen als de selectiehendel
in stand P staat. Als de selectiehendel ineen andere stand staat, kan de sleutel
niet worden verwijderd.
OBK054008
WAARSCHUWING
Houd tijdens het in een andere
stand dan stand P zetten van deselectiehendel altijd het rempedaal
ingetrapt om te voorkomen dat de
auto zich onbedoeld in beweging
zet, waardoor mensen die zich in de
buurt van de auto bevinden letselop zouden kunnen lopen.
Page 157 of 443

Rijden met uw auto
24
5
Goede rijgewoonten
Houd het gaspedaal nooit ingetrapt als
de selectiehendel van stand P of N in
een andere stand wordt gezet.
Zet de selectiehendel nooit in stand P als de auto nog niet volledig tot
stilstand is gekomen.
Zorg ervoor dat de auto volledig tot stilstand is gekomen voordat stand R
of D wordt ingeschakeld.
Laat de auto nooit in zijn vrij een helling af rijden. Dit is bijzonder
gevaarlijk. Laat de auto bij het rijden
altijd in een versnelling staan.
Houd het rempedaal niet langdurig achter elkaar ingetrapt. Hierdoor
kunnen de remmen oververhit raken
en dienst gaan weigeren. Schakel in
plaats daarvan bij het afrijden van een
lange helling terug naar een lagere
versnelling. Hierdoor remt de auto af
op de motor.
Vertraag de snelheid voordat u terugschakelt. Anders kan de lagere
versnelling misschien niet worden
ingeschakeld.
Gebruik altijd de parkeerrem. Vertrouw niet uitsluitend op stand P van de
transmissie om de auto op zijn plaatste houden. Wees vooral voorzichtig bij het rijden
op een gladde ondergrond. Let in dat
geval vooral op bij het remmen,
gasgeven en schakelen. Op een glad
wegdek kan een abrupte
snelheidsverandering leiden tot verlies
van grip van de aangedreven wielen,
waardoor u de controle over uw auto
kunt verliezen.
Voor de beste prestaties en een zo laag mogelijk brandstofverbruik moethet gaspedaal met een gelijkmatige
beweging worden ingetrapt en wordenlosgelaten.
WAARSCHUWING
Draag altijd uw veiligheidsgordel! Bij een aanrijding lopen inzittenden die hun
veiligheidsgordel niet dragen een
veel grotere kans op ernstigletsel dan inzittenden die hun
veiligheidsgordel wel dragen.
Pas uw snelheid aan voordat u een bocht aansnijdt of gaat keren.
Maak geen plotselinge stuurbewegingen bij het wisselen
van rijbaan of bij het nemen van
snelle, scherpe bochten.
De kans dat de auto over de kop slaat wanneer u de macht over
het stuur verliest, is veel groter
bij hogere snelheden.
Meestal verliest de bestuurder de macht over de auto wanneer twee
of meer wielen van de weg raken
en de bestuurder het stuuromgooit om de auto weer de wegop te sturen.
Gooi het stuur niet om wanneer uw auto van de weg raakt. Minder
in plaats daarvan snelheid
voordat u de auto terug de weg
op stuurt.
Houd u altijd aan de snelheidslimieten.
Page 158 of 443
525
Rijden met uw auto
Vanuit stilstand een steile hellingoprijden
Trap het rempedaal in en zet de
selectiehendel in stand D (Drive) om
vanuit stilstand een steile helling op te
rijden. Kies de juiste versnelling
afhankelijk van de mate waarin de auto
belast is en de steilheid van de helling en
ontgrendel de parkeerrem. Trap hetgaspedaal geleidelijk in terwijl u het
rempedaal op laat komen.
WAARSCHUWING
Als u met u auto vast komt te zitten
in de sneeuw, modder, zand, enz.,
kunt u proberen de auto weer los te
krijgen door afwisselend voor- en
achteruit te rijden. Doe dat echterniet als er mensen of obstakels in
de directe nabijheid van de auto
aanwezig zijn. Tijdens het voor- of
achteruitrijden kan de auto
plotseling naar voren of naar
achteren bewegen als de
aangedreven wielen weer grip
krijgen, waardoor personen letsel
kunnen oplopen of schade kanontstaan.
Page 159 of 443

Rijden met uw auto
26
5
Rembekrachtiging
Uw auto is voorzien van bekrachtigde
remmen die bij normaal gebruik
automatisch afgesteld worden.
Als de rembekrachtiging uitvalt omdat de motor is afgeslagen of door een andereoorzaak, kunt u de auto alsnog totstilstand brengen door het rempedaal
met een grotere kracht dan normaal in te
trappen. De remweg zal echter langer
dan gewoonlijk zijn.
Als de motor niet draait, wordt de mate
van bekrachtiging steeds minder
naarmate u vaker het rempedaal indrukt.
Als de rembekrachtiging uitvalt, probeer
dan niet “pompend” te remmen.
Rem alleen “pompend” als de wielen
dreigen te blokkeren. REMSYSTEEM
WAARSCHUWING - Remmen
Laat tijdens het rijden uw voet niet op het rempedaal rusten.
Hierdoor kan de temperatuur vande remmen abnormaal hoog
worden, kunnen de remblokken
en -schoenen overmatig slijten
en kan de remweg vergroot
worden.
Schakel bij het afrijden van een lange of een steile helling een
lagere versnelling in en vermijd
langdurig achter elkaar remmen.
Door langdurig achter elkaar te
remmen, zullen de remmen
oververhit raken en kan een
tijdelijk verlies van remprestaties
het gevolg zijn.
Als de remmen nat zijn, remt de auto minder dan normaal en kande auto naar één kant trekken
tijdens het remmen. Door het
rempedaal licht in te trappen,
kunt u controleren of het
remvermogen door het nat
worden is verminderd.
(Vervolg)(Vervolg)Controleer uw remmen altijd op
deze manier nadat u door
waterplassen bent gereden. Druk
voor het drogen van de remmen
het rempedaal licht in terwijl u
met een lage snelheid rijdt, totdat
het remvermogen weer op hetnormale niveau is.
Controleer altijd de positie van het rempedaal en het gaspedaal
voordat u gaat rijden.
Als u de positie van het gaspedaal en het rempedaal niet
controleert voordat u gaat rijden,
trapt u misschien het gaspedaal
in in plaats van het rempedaal.
Hierdoor kan een ernstig ongevalontstaan.
Page 160 of 443

527
Rijden met uw auto
Problemen bij het remmen
Als de bedrijfsremmen tijdens het rijden
uit zouden vallen, kunt u de auto met
behulp van de parkeerrem alsnog tot
stilstand brengen. Houd daarbij dan wel
rekening met een veel langere remweg
dan normaal.
Remblokslijtage-indicatoren
Wanneer de remblokken vóór of achter
versleten zijn, hoort u als waarschuwing
een piepend geluid van de remmen. Ditgeluid kan af en toe hoorbaar zijn of op
het moment dat u het rempedaal intrapt.
Onder sommige rijomstandigheden of bij sommige klimaten kunnen de remmen
piepen wanneer u het rempedaal voor de
eerste keer of lichtjes intrapt. Dit is
normaal en duidt niet op een probleemmet de remmen.
WAARSCHUWING
- Remblokslijtage
Dit waarschuwingsgeluid geeft aan
dat de remblokken van uw auto
vervangen moeten worden.
Wanneer u deze waarschuwing
negeert, kunnen de remprestaties
na een poosje verminderen, wat tot
ernstige ongevallen kan leiden.
OPMERKING
Blijf, om kostbare reparaties aan de remmen te voorkomen, niet
rijden met versleten remblokken.
Vervang de remblokken voor of achter altijd tegelijkertijd.
WAARSCHUWING
- Parkeerrem
Wanneer tijdens het rijden met een normale snelheid de parkeerrem
wordt aangetrokken, kunt u
plotseling de controle over de auto
verliezen. Trek de parkeerrem
voorzichtig aan wanneer u deze
gebruikt om de auto tot stilstand te
brengen.