Page 345 of 443

Kenmerken van uw auto
78
4
Gevallen waarin de parkeerhulp niet werkt
De parkeerhulp werkt mogelijk niet
goed in de volgende gevallen:
1. Er zit ijs op de sensor. (Het systeem
werkt weer normaal zodra het ijs
gesmolten is.)
2. Er zit vuil, zoals sneeuw of water, of een andere substantie op de sensor.
(De sensor werkt weer normaal zodra
deze vrij is gemaakt.)
3. Bij het rijden op oneffen wegen en op hellingen.
4. Als bepaalde hoogfrequente geluiden, zoals claxons, motorfietsmotoren,
luchtremmen van vrachtwagens, enz.
binnen het bereik van de sensor
aanwezig zijn.
5. Bij zware regenval of opspattend water.
6. Bij de aanwezigheid van afstandsbedieningen of mobiele
telefoons binnen het bereik van de
sensor.
7. Als de sensor bedekt is met sneeuw.
8. Aanhanger, rijden met. Het sensorbereik kan in de volgende
gevallen afnemen:
1. Er zit vuil zoals sneeuw of water op de
sensor. (De sensor werkt weer
normaal zodra deze vrij is gemaakt.)
2. Bij extreem hoge of lage buitentemperaturen.
De volgende voorwerpen worden
mogelijk niet opgemerkt door desensoren:
1. Smalle voorwerpen als touwen, kettingen enz.
2. Voorwerpen die de hoogfrequente signalen van de sensor absorberen,
zoals kleding, sponsachtige
materialen en sneeuw.
3. Bij voorwerpen lager dan 1 meter en smaller dan 14 cm. Waarschuwingen parkeerhulp
Het waarschuwingssignaal klinkt
mogelijk niet regelmatig als het
voorwerp achter de auto beweegt of
een grillige vorm heeft.
De correcte werking van de parkeerhulp kan verstoord raken als de
bumperhoogte of de inbouwpositie van
de sensoren is gewijzigd of als de
bumper of sensor beschadigd is.
Achteraf gemonteerde accessoires
kunnen het bereik van de sensoren
beïnvloeden.
Voorwerpen die kleiner zijn dan 40 cm worden mogelijk niet of niet goed
geregistreerd. Wees alert.
Als de sensor bedekt is met sneeuw, vuil of water werkt deze mogelijk niet
goed totdat deze weer schoon endroog is gemaakt met een zachtedoek.
Druk of sla niet op de sensor en voorkom dat er krassen op de sensor
komen. De sensor kan beschadigd
raken.
Page 346 of 443

479
Kenmerken van uw auto
✽✽AANWIJZING
Het systeem werkt alleen in het gebied
waar de parkeersensoren zijn geplaatst.
Bovendien worden kleine of smalle
voorwerpen als palen, of voorwerpen
die zich tussen de verschillende sensoren
bevinden mogelijk niet door de sensoren
geregistreerd.
Kijk tijdens het achteruitrijden altijd
waar u rijdt.
Informeer bestuurders die onbekend
zijn met de auto over de mogelijkheden
en beperkingen van het systeem.Zelfdiagnose
Als u geen waarschuwingsgeluid hoort of
als de zoemer met tussenpozen klinkt als
u de stand R inschakelt, kan dit duiden
op een storing in de parkeerhulp. Als dit
gebeurt adviseren we u het systeem telaten controleren door een officiële
HYUNDAI-dealer.
WAARSCHUWING
Wees extra voorzichtig als u dicht
langs voorwerpen of personen, in
het bijzonder kinderen, rijdt. Houd
er rekening mee dat sommige
voorwerpen mogelijk niet door de
sensoren worden geregistreerd.
Controleer altijd met eigen ogen ofde weg vrij is.
WAARSCHUWING
Schade aan de auto en persoonlijk
letsel, ontstaan vanwege het
onjuist functioneren van de
parkeerhulp, vallen niet onder de
garantie. Rijd altijd veilig en
voorzichtig.
Page 347 of 443

Kenmerken van uw auto
80
4
De parkeerhulp waarschuwt de
bestuurder tijdens het rijden met een
signaal zodra de afstand tussen de auto
en een obstakel voor de auto minder dan60 cm of achter de auto minder dan 120
cm wordt. Het systeem dient slechts als
hulpmiddel en vermindert niet de
noodzaak om voorzichtig en oplettend te
rijden. Het bereik van de parkeersensoren is
beperkt en niet alle voorwerpen worden
even goed opgemerkt. Blijf daarom altijd
alert tijdens het rijden.
Het parkeerhulpsysteem voor maakt
gebruik van 2 sensoren in de
voorbumper. Deze 2 sensoren bestrijken
een gebied links en rechts opzij. Dat
betekent dat het parkeerhulpsysteem het
middengedeelte voor de voorbumper nietdekt.
Werking van de parkeerhulp
Werking
Dit systeem wordt ingeschakeldwanneer de toets van de parkeerhulp
wordt ingedrukt terwijl het contact instand ON staat.
PARKEERHULP (INDIEN VAN TOEPASSING)
OBK042226
OBK042131
■
Type A
■Type B
PPPPaaaarrrrkkkkeeeeeeeerrrrhhhhuuuullllpppp
PPPPaaaarrrrkkkkeeeeeeeerrrrhhhhuuuullllpppp
WAARSCHUWING
De parkeerhulp biedt slechts
aanvullende informatie.
De bestuurder dient altijd zelf voor-
en achteruit te kijken. De werking
van het systeem kan worden
beïnvloed door allerlei factoren en
kan niet blindelings worden
vertrouwd. De bestuurder blijft
altijd verantwoordelijk.
OBK042227
OBK042227L
■ Type A
■Type B
Page 348 of 443

481
Kenmerken van uw auto
Wanneer u de achteruitversnellinginschakelt, wordt de parkeerhulp
automatisch ingeschakeld en wordt de
parkeerhulp geactiveerd. Het systeem
wordt automatisch uitgeschakeld
wanneer u een andere versnelling dan
de achteruitversnelling inschakelt en
meer dan 10 km/h rijdt.
Het bereik van de parkeersensoren bij het achteruitrijden bedraagt ongeveer
120 cm bij een snelheid van maximaal10 km/h.
Het bereik van de parkeersensoren bij het vooruitrijden bedraagt ongeveer 60
cm bij een snelheid van maximaal 10km/h.
Als er zich twee voorwerpen achter de auto bevinden, zal het dichtstbijzijnde
als eerste worden geregistreerd.
✽✽ AANWIJZING
Mogelijk werkt het systeem niet
wanneer het wordt ingeschakeld terwijl
de afstand tot het voorwerp al minder
dan ongeveer 25 cm is.
Afstand tot voorwerp
Waarschuwing slampjeWaarschuwings-signaalWanneer de auto vooruitrijdtWanneer de autoachteruitrijdt
120cm~61cm
Voor---
Achter-Zoemer klinkt met tussenpozen
60cm~31cm
Voor-
Achter-Zoemer klinkt met
kortere tussenpozen
30cm
VoorZoemer klinkt
onafgebroken.
Achter-Zoemer klinkt
onafgebroken.
✽✽ AANWIJZING
De daadwerkelijke waarschuwingssignalen en -lampjes wijken mogelijk af van de gegeven voorbeelden afhankelijk van de status van de objecten of sensoren.
Reinig de sensor niet met een hogedrukreiniger.
Soorten waarschuwingslampjes en -signalen: met waarschuwingssignaal
: zonder waarschuwingssignaal
Page 349 of 443

Kenmerken van uw auto
82
4
Gevallen waarin de parkeerhulp niet werkt
De parkeerhulp werkt in de volgende
gevallen mogelijk niet goed:
1. Er zit ijs op de sensor. (De sensor werkt weer normaal zodra het ijs is gesmolten.)
2. Er zit vuil, zoals sneeuw of water, of een andere substantie op de sensor.
(De sensor werkt weer normaal zodra
deze vrij is gemaakt.)
3. Er zit vuil, zoals sneeuw of water, op de sensor. (De sensor werkt weer
normaal zodra deze vrij is gemaakt.)
4. De toets van de parkeerhulp is uitgeschakeld.
De werking van de parkeerhulp kan
in de volgende omstandigheden worden verstoord:
1. Bij het rijden op oneffen wegen, zoals ongeplaveide wegen, grind, drempels of hellingen.
2. Als bepaalde hoogfrequente geluiden, zoals claxons, racemotorfietsen,
luchtremmen van vrachtwagens en
dergelijke de werking van de sensoren
beïnvloeden.
3. Bij zware regenval of opspattend water.
4. Door afstandsbedieningen of mobiele telefoons in de buurt van de sensoren.
5. Als de sensor is bedekt met sneeuw.
Het sensorbereik kan in de volgende gevallen afnemen:
1. Bij extreem hoge of lage buitentemperaturen.
2. Bij objecten lager dan 1 meter en smaller dan 14 cm.
OPMERKING
Dit systeem werkt alleen in het
gebied waar de sensoren zijn
geplaatst;
Het kan geen objectenwaarnemen in gebieden waargeen sensoren zijn geplaatst.
Bovendien worden kleine of smalle objecten als palen, ofobjecten die zich tussen deverschillende sensoren bevinden
mogelijk niet door de sensorengeregistreerd. Kijk tijdens hetachteruitrijden altijd waar u rijdt.
Informeer bestuurders die onbekend zijn met de auto over
de mogelijkheden enbeperkingen van het systeem.
Page 350 of 443

483
Kenmerken van uw auto
De volgende objecten wordenmogelijk niet opgemerkt door desensoren:
1. Smalle objecten als touwen, kettingen of paaltjes.
2. Objecten die de hoogfrequente signalen van de sensor absorberen,
zoals kleding, sponsachtige materialen
en sneeuw.
✽✽ AANWIJZING
1. Het waarschuwingssignaal klinkt mogelijk niet regelmatig als het object
achter de auto beweegt of een grillige
vorm heeft.
2. De correcte werking van de parkeerhulp raakt mogelijk verstoord
als de bumperhoogte of de
inbouwpositie van de sensoren is
gewijzigd. Achteraf gemonteerde
accessoires kunnen het bereik van de
sensoren ook beïnvloeden.
3. Objecten die zich binnen 30 cm van de
sensor bevinden worden mogelijk niet
of niet goed geregistreerd. Wees alert.
4. Wanneer de sensor bevroren is of is bedekt met sneeuw of water werkt
deze mogelijk niet goed totdat deze
weer schoon en droog is gemaakt met
een zachte doek.
5. Druk, kras of stoot niet met harde
voorwerpen tegen de sensor. Anders
kan het oppervlak van de sensor
beschadigd raken. De sensor kan
beschadigd raken. ✽✽
AANWIJZING
Het systeem werkt alleen in het gebied
waar de parkeersensoren zijn geplaatst.
Bovendien worden kleine of smalle
objecten, of objecten die zich tussen de
verschillende sensoren bevinden,
mogelijk niet door de sensoren
geregistreerd. Houd tijdens het rijden
de omgeving van de auto goed in de
gaten. Informeer bestuurders die
onbekend zijn met de auto over de
mogelijkheden en beperkingen van het
systeem.
WAARSCHUWING
Wees extra voorzichtig als u dicht
langs objecten of personen, in het
bijzonder kinderen, rijdt. Houd er
rekening mee dat sommige
objecten mogelijk niet door de
sensoren worden geregistreerd,
door de afstand tot, afmetingen van
of materiaal van de objecten, welke
allen hun invloed hebben op de
effectiviteit van de sensoren.
Controleer altijd met eigen ogen ofde weg vrij is.
Page 351 of 443

Kenmerken van uw auto
84
4
Zelfdiagnose
Wanneer u stand R (achteruit) inschakelt
en als minstens een van de
onderstaande zaken optreedt, dan kan er
een storing zijn in het parkeerhulp
-systeem achter.
• U hoort geen waarschuwingsgeluid of
als de zoemer met tussenpozen klinkt.
Als dit gebeurt adviseren we u het systeem te laten controleren door een
officiële HYUNDAI-dealer. De achteruitrijcamera wordt geactiveerd
als het achteruitrijlicht brandt met het
contact in stand ON en de versnellings-
pook in de achteruitversnelling (R).
Wanneer de achteruitrijcamera is
ingeschakeld, kan deze worden
uitgeschakeld door de toets ON/OFF in
te drukken.
Om de camera opnieuw in te schakelen
drukt u nogmaals op de toets ON/OFF
wanneer het contact in de stand ON ende selectiehendel in de stand R
(achteruit) staat. De camera wordt ook
automatisch ingeschakeld wanneer het
contact uit- en dan weer ingeschakeld
wordt.
WAARSCHUWING
Schade aan de auto en persoonlijk
letsel, ontstaan vanwege het
onjuist functioneren van de
parkeerhulp, vallen niet onder de
garantie. Rijd altijd veilig en
voorzichtig.
wordt weergegeven. (indien van toepassing)
(knippert)
OBK044277
OBK044278
OBK044279
■Type A
■ Type B
Achteruitrijscherm
ACHTERUITRIJCAMERA (INDIEN VAN TOEPASSING)
Page 352 of 443
![Hyundai Genesis Coupe 2013 Handleiding (in Dutch) 485
Kenmerken van uw auto
✽✽AANWIJZING
De waarschuwing “Warning! Check
surroundings for safety”
[Waarschuwing! Controleer of de
omgeving veilig is] verschijnt op het
beeld van de achteruitrij Hyundai Genesis Coupe 2013 Handleiding (in Dutch) 485
Kenmerken van uw auto
✽✽AANWIJZING
De waarschuwing “Warning! Check
surroundings for safety”
[Waarschuwing! Controleer of de
omgeving veilig is] verschijnt op het
beeld van de achteruitrij](/manual-img/35/14692/w960_14692-351.png)
485
Kenmerken van uw auto
✽✽AANWIJZING
De waarschuwing “Warning! Check
surroundings for safety”
[Waarschuwing! Controleer of de
omgeving veilig is] verschijnt op het
beeld van de achteruitrijcamera als de
achteruitrijcamera wordt ingeschakeld.
De alarmknipperlichten moeten worden
gebruikt als u door omstandigheden
gedwongen bent de auto op een
gevaarlijke plaats tot stilstand te
brengen. Zet, als u de auto innoodsituaties tot stilstand moet brengen,
de auto zo ver mogelijk naast de rijbaan.
De alarmknipperlichten worden
ingeschakeld door de schakelaar voor de
alarmknipperlichten in te drukken.
Hierdoor gaan alle richtingaanwijzers
tegelijk knipperen. De
alarmknipperlichten werken ook als desleutel niet in het contactslot zit.
Druk nogmaals op de schakelaar voor de
alarmknipperlichten om ze uit te
schakelen.
ALARMKNIPPERLICHTEN
OBK044044
WAARSCHUWING
Dit systeem heeft alleen een aanvullende functie. Het is de
verantwoordelijkheid van de
bestuurder om altijd in de
binnen- en buitenspiegels te
kijken en de ruimte achter de
auto te controleren voor en
tijdens het achteruitrijden, omdater een dode hoek is die met de
camera niet gezien kan worden.
Zorg er voor dat de lens van de camera altijd schoon is. Als er
vuil op de lens aanwezig is, werkt
de camera mogelijk niet correct.