Page 353 of 443

Kenmerken van uw auto
86
4
Energiebesparingsfunctie
Deze functie voorkomt dat de accu
ontladen raakt.
Het systeem schakelt de
parkeerverlichting automatisch uit
wanneer de contactsleutel wordt
verwijderd (of de motor uitgezet wordt)
en het bestuurdersportier wordtgeopend.
Door deze functue worden de parkeerlichten ook automatisch
uitgeschakeld als de auto in het donker
langs de kant van de weg geparkeerd
wordt.
Volg onderstaande procedure als de
parkeerlichten moeten blijven branden
wanneer de contactsleutel is
verwijderd (of de motor uitgezet is):
1) Open het portier aan
bestuurderszijde.
2) Schakel de parkeerlichten UIT en AAN met de lichtschakelaar op de
stuurkolom. Follow me home koplampen
(indien van toepassing)
Als u het contact in de stand ACC of OFF
zet met ingeschakelde koplampen,
blijven de koplampen gedurende
ongeveer 5 minuten branden. De
koplampen worden echter 15 seconden
nadat het bestuurdersportier is geopend
of gesloten uitgeschakeld.
De koplampen kunnen worden
uitgeschakeld door tweemaal op de
vergrendeltoets van de
afstandsbediening (of Smart Key) te
drukken of door de lichtschakelaar in de
stand UIT te zetten.
De koplampen worden echt niet
uitgeschakeld wanneer het donker is en
u de lichtschakelaar in de stand Auto zet.
Welkomstfunctie koplampen
(indien van toepassing)
Als u, wanneer de koplampen zijn
ingeschakeld of in de stand AUTO staan
en alle portieren (en de achterklep)
gesloten en vergrendeld zijn, op de
ontgrendeltoets van de
afstandsbediening (of de Smart Key)
drukt, gaan de parkeerlichten gedurende
ongeveer 15 seconden branden. Als u op
de vergrendel- of ontgrendeltoets van de
afstandsbediening (of de Smart Key)
drukt, doven de parkeerlichten direct.
VERLICHTING
OPMERKING
Wanneer de bestuurder het voertuig
via een ander portier dan hetbestuurdersportier verlaat, werkt de
energiebesparingsfunctie niet endoven de follow me home- koplampen niet automatisch.Hierdoor kan de accu ontladen
raken. Schakel in dit geval delampen uit voordat u het voertuigverlaat.
Page 354 of 443
487
Kenmerken van uw auto
Bediening verlichting
De lichtschakelaar heeft een stand voor
het dimlicht en het parkeerlicht.
Draai, om de verlichting te bedienen, de
knop op het uiteinde van de
combischakelaar naar een van de
volgende standen: (1) 0/UIT
(2) Parkeerlicht(3) Dimlicht
(4) Stand automatische verlichting(indien van toepassing)Parkeerlicht ( )
Als de lichtschakelaar in de stand
parkeerlicht staat (1e stand), branden de
achterlichten, de
kentekenplaatverlichting. de
dashboardverlichting en het
controlelampje van het achterlicht (indien
van toepassing).Stand dimlicht ( )
Als de lichtschakelaar in de stand dimlicht staat (2e stand), gaan de
koplampen, de achterlichten, de
kentekenplaatverlichting en de
dashboardverlichting branden.
✽✽AANWIJZING
Om de verlichting in te kunnen
schakelen moet het contact in stand ON
staan.
OBK049046N
OAM049041
■
Type B
■
Type A
OBK049045N
OBK049045
■
Type B
■
Type A
OBK049047N
OAM049042
■
Type B
■
Type A
Page 355 of 443

Kenmerken van uw auto
88
4
❋❋
Wisselen tussen links en rechts rijdend
verkeer (Europa)
De dimlichtbundel is asymmetrisch.
Als u naar een land gaat waar het
verkeer links rijdt, kan dit asymmetrische
deel tegemoetkomend verkeer
verblinden. Voorkomen van verblinding.
Deze koplampen zijn zo ontworpen dat
ze tegemoetkomend verkeer niet
verblinden.
Daarom hoeft u de koplampafstelling niet
te veranderen als u in een landt rijdt waar
het verkeer aan de andere kant rijdt dan
in Nederland.
Stand automatische verlichting (indien van toepassing)
Als de lichtschakelaar in stand AUTO
staat, worden de achterlichten en
koplampen automatisch in- of
uitgeschakeld, afhankelijk van hoe
donker het buiten is.
OBK049048
■
Type B
■
Type A
OBK049048N
OPMERKING
Bedek de sensor (1) op het
dashboard nooit, zodat een
optimale werking van de automatische verlichtinggegarandeerd blijft.
Reinig de sensor niet met een ruitenreiniger. Deze laat eendunne laag achter op de sensor,waardoor deze niet meer goed werkt.
Als de voorruit van uw auto getint glas heeft of is voorzien van eenmetaalhoudende coating,functioneert het automatische verlichtingssysteem mogelijk niet
goed.
Page 356 of 443
489
Kenmerken van uw auto
Grootlicht
Druk de combischakelaar van u af om
het grootlicht in te schakelen. Trek de
schakelaar naar u toe om het dimlicht in
te schakelen.
Het controlelampje voor het grootlicht
gaat branden wanneer het grootlicht
wordt ingeschakeld.
Om te voorkomen dat de accu ontladen
raakt, dient u de verlichting niet
gedurende langere tijd te laten branden
terwijl de motor niet draait.Trek de combischakelaar naar u toe om
een lichtsignaal te geven. Als u de
combischakelaar loslaat, keert deze
weer terug naar zijn oorspronkelijke
positie (dimlicht). De verlichting hoeft niet
ingeschakeld te zijn om een lichtsignaal
te kunnen geven.
WAARSCHUWING
Gebruik het grootlicht niet wanneer
er andere voertuigen in de buurt
zijn. Het gebruik van grootlicht kan
het zicht van de andere
bestuurders belemmeren.
OBK049050N
OAM049044
■
Type B
■
Type A
OBK049049N
OAM049043
■
Type B
■
Type A
Page 357 of 443

Kenmerken van uw auto
90
4
Richtingaanwijzers
Om de richtingaanwijzers te laten
werken, moet het contact in stand ON
staan. Beweeg de combischakelaaromhoog of omlaag (A) om de
richtingaanwijzers in te schakelen. De groene, pijlvormige controlelampjes
op het instrumentenpaneel geven aan
welke richtingaanwijzer in werking is.
Na het nemen van de bocht, wordt de
verlichting automatisch uitgeschakeld.
Zet de combischakelaar handmatig terugin de middenstand als de
richtingaanwijzers na een bocht blijvenknipperen.
Beweeg de combischakelaar gedeeltelijk
naar beneden of naar boven en houd
hem vast (B) om een wisseling van
rijstrook aan te geven. Als u de
combischakelaar loslaat, keert deze
weer terug naar zijn oorspronkelijke
positie.
Wanneer een controlelampje blijft
branden, niet knippert of abnormaal
knippert, kunnen één of meer lampen
doorgebrand zijn en dienen deze
vervangen te worden.✽✽
AANWIJZING
Als de richtingaanwijzer abnormaal
snel of langzaam knippert, duidt dit op
een kapotte lamp of een slecht contact in
het circuit van de richtingaanwijzers.
Mistlamp vóór
Mistlampen dienen voor een beter zicht
en ter voorkoming van ongevallen onder
omstandigheden waarbij het zicht sterk
verminderd is, zoals bij mist, regen,
sneeuwval, enzovoorts.
De mistlampen gaan branden als de
mistlampschakelaar (1) in stand ON
wordt gezet nadat de parkeerverlichting
is ingeschakeld.
Zet de schakelaar in stand OFF om de
mistlampen uit te schakelen.
OBK049051N
OAM049045
■
Type B
■
Type A
OBK049052N
OAM049046
■
Type B
■
Type A
Page 358 of 443
491
Kenmerken van uw auto
Mistachterlicht
(indien van toepassing)
Schakel de koplampen in met de
combischakelaar en druk de schakelaar
van het mistachterlicht in om het
mistachterlicht in te schakelen (het
controlelampje in de schakelaar gaat
branden).
De mistachterlichten gaan branden als
de schakelaar van het mistachterlicht
wordt ingedrukt nadat de schakelaar van
de mistlampen vóór is ingeschakeld en
de combischakelaar in de stand
parkeerlicht is gezet. (indien vantoepassing)Druk nogmaals op de schakelaar of zet
de verlichting uit om het mistachterlicht
uit te schakelen.
✽✽
AANWIJZING
Het contact moet in stand ON staan om
de schakelaar van het mistachterlicht in
te schakelen.
✽
✽ AANWIJZING
Mistachterlicht bevindt zich alleen aan
de bestuurderskant.
OPMERKING
De mistlampen verbruiken zeer veel stroom. Gebruik de mistlampen
alleen bij slecht zicht om tevoorkomen dat de laadstroomvolledig wordt gebruikt door de mistlampen en de accu leegraakt.
OBK042119L
Page 359 of 443

Kenmerken van uw auto
92
4
Motorvoertuigverlichting overdag
(MVO) (indien van toepassing)
Door motorvoertuigenverlichting overdag
(MVO) kunnen medeweggebruikers uw
auto overdag beter zien. MVO kan onder
verschillende rijomstandigheden handig
zijn, maar vooral in de periode rond
zonsopgang en zonsondergang.
De dagrijverlichting wordt uitgeschakeld
wanneer:
1. De parkeerverlichting wordt
ingeschakeld.
2. De motor wordt afgezet. Koplampverstelling
(indien van toepassing)
Handmatig
De koplamphoogte kan worden afgesteld
en worden aangepast aan het aantal
inzittenden en de hoeveelheid bagage in
de auto door de schakelaar voor de
koplamphoogte te verdraaien.
Hoe hoger het nummer op de
schakelaar, hoe lager de hoogte van de
lichtbundel. Zorg ervoor dat de
koplampen niet te hoog staan om
verblinding van andere weggebruikers te
voorkomen.Hieronder staan voorbeelden van een
correcte afstelling. Stel bij een andere
mate van belasting dan hieronder
vermeld de koplampen af volgens de
situatie in het overzicht die zoveel
mogelijk aansluit bij de actuele situatie.
OBK042118L
Beladingstoestand Alleen bestuurderBestuurder +
voorpassagier
Alle zitplaatsen bezet
Alle zitplaatsen bezet +Maximaal toelaatbarebeladingBestuurder + Maximaaltoelaatbare belading
Stand schakelaar
0 01 2 3
Page 360 of 443
493
Kenmerken van uw auto
Automatisch
De hoogte van de lichtbundel wordt automatisch aangepast aan het aantal
passagiers en de hoeveelheid bagage in
de auto. Dit systeem zorg ervoor dat de
lichtbundel onder alle omstandigheden
correct is.
WAARSCHUWING
Als dit niet correct werkt hoewel uw
auto toch achterover helt als gevolg
van het aantal passagiers of de
lichtbundel in de hoogste of laagste
stand staat, we adviseren u het
systeem te laten controleren door
een officiële HYUNDAI-dealer.
Probeer niet zelf de bedrading te
controleren of te repareren omdat
dan storingen kunnen ontstaan.